lab Flashcards

1
Q

icterus waar kijk je naar

A

pre-hepatisch, hepatisch, post-hepatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geconjungeerd (direct) bili verhoogd =

A

intra danwel post hepatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Haptoglobuline

A

eiwit in lever betrokken bij afbraak RBC, gaat op vrijgekomen Hb zitten en transporteert dit naar de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Alkalische fosfortase (AF)

A

problemen met galwegen. Obstructie kan hyperbilirubinemie zijn. Choledocholithiasis, cholecystitis. Komt ook voor in het bot. Zit buiten het cytosol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hepatocellulaire leverenzymen

A

ASAT en ALAT (in cytosol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cholestatische leverenzymen

A

AF en y-GT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ASAT =

A

Aspertaat Aminotransferase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor ASAT hoger

A

lever, hart, spier (glad), erythrocyten (bij hemolyse),nier. a-specifieke marker die vrij komt bij celschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Als ASAT hoger dan ALAT

A

kan op alcohol wijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ALAT marker voor

A

de lever. schade cellen: hepatocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ALAT soms sterk verhoogd door

A

hepatitis, paracetamol intoxicatie, auto-immuun, Wilson’s desease etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

licht verhoogde transaminasen kan teken zijn van

A

leververvetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gamma GT

A

met name in de lever, buiten cytosol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer y-gt verhoogd?

A

schade aan lever, mn bij obstructie galwegen en vaak bij alcoholgebruik (indien individueel verhoogd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leverfunctie

A

welke stoffen lever nog produceert en in hoeverre lever daartoe in staat is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leverfunctie meten

A

bili,albumine,pt en aptt, ammoniak (NH3), glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zie je bij leverfalen/functieverlies

A

verhoogd bili (direct en tot), laag albumine, verlengde pt en aptt,verhoogd nh3, verlaagd glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Stel enkel ASAT ernstig verhoogd, wat wil je meer weten?

A

ASAT zegt wat over spieren, dus interpretatie hart: CK (CK-MB en Troponine T, NT-Pro-BNP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

CK

A

creatinine kinase (zit in spiercellen) skelet en hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

CK-MB

A

hart (na 6 uur verhoogd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

CK-MM

A

skelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Troponine T

A

uitsluitend hartspier. Verhoogd bij infarct of ontsteking= na 4 uur verhoogd=snel!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

NT-PRO-BNP

A

uit hormoon pro-BNP door hart geproduceert als pompfunctie minder is om RR te verlagen = shift in water/zout huishouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hartfalen is een klinische diagnose

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

ASAT en LDH zijn a specifiek

A

hemolyse?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

ALAT en yGT zijn leverspecifiek

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

AF specifiek voor

A

(lever) galwegen en bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

CK is specifiek voor

A

spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

hartspecifiek zijn

A

CK-MB en Trop-T

30
Q

CRP binnen hoeveel uur verhoogd

A

6 tot 8 uur

31
Q

bij externe verwekker naast CRP ook

A

leuko’s verhoogd

32
Q

CRP is een maat voor

A

ontsteking, niet infectie!

33
Q

BSE voor korte of lange termijn

A

zegt wat over de langere duur

34
Q

wat zijn leuko’s

A

segment kernige neutrofielen en staafkernige neutrofielen

35
Q

meer staafkernige dan segmentkernige

A

linksverschuiving, beeld van acute infectie

36
Q

functie pancreas

A

endocrien (koolhydraatstofwisseling) en exocrien (spijsvertering)

37
Q

amylase

A

vertering koolhydraten en in speeksel

38
Q

lipase

A

vertering vetten (alleen in pancreas)

39
Q

na narcose kunnen …verhoogd zijn

A

amylase en lipase verhoogd zijn

40
Q

bij omliggende buikproblemen kunnen

A

amylase en / of lipase iets verhoogd zijn

41
Q

bij speekselklierontsteking zie je verhoging van

A

amylase

42
Q

bij infectie als steriele inflammatie is

A

crp verhoogd

43
Q

pancreatitis

A

amylase en lipase flink verhoogd!

44
Q

wat is nierfunctie

A

klaring van de nieren ml/min bloed dat gezuiverd wordt

45
Q

creat

A

eiwit uit spieren, uitgescheiden door nieren

46
Q

plasma ureum

A

afbraakproduct eiwit

47
Q

ketabolie

A

afbraak spier/eiwit wat creat/ureum doet stijgen

48
Q

nierfunctie berekenen met

A

CKD-epi formule

49
Q

CKD-epi houdt rekening met

A

geslacht, leeftijd, afkomst, creat

50
Q

CKD-epi methode wel of niet betrouwbaar bij acute patiënt?

A

niet betrouwbaar, kan acuut nierfalen zijn en creat loopt achter dus merk je niet direct

51
Q

pre-renaal probleem door

A

sepsis, infectie, minder vocht of bijv. post-operatief veel vocht verloren

52
Q

renaal probleem door

A

toxisch, nierschade tubuli door medicatie of niercellen zelf.

53
Q

postrenaal

A

afvloedprobleem, blaasretentie

54
Q

bij verminderde nierfunctie ook bepalen

A

intern milieu en zuur/base evenwicht

55
Q

eGFR formules niet geldig bij

A

acute nierschade

56
Q

creatinine beloop bekijken

A

doorheen de tijd (leeftijd)

57
Q

waarmee albumine bepalen

A

samen met calcium!

58
Q

bij anorexie is albumine vaak

A

laag

59
Q

als je hypocalciëmie hebt dan is je albumine

A

niet perse laag

60
Q

calciummetabolisme

A

hypocalciëmie> bijschildklier PTH (dus die gaat omhoog) =>vrijmaken CA2 uit bot. eliminatie/opname nier en darm

61
Q

Als je denkt aan probleem in de botten dan wil je ook

A

AF weten! en vitamine D.

62
Q

hypercalciemie

A

vaak door verhoogd PTH (door adenoom) , maligniteit in skelet (laag PTH en dan hoog AF) en anders door sarcoidose, medicatie, tbc, vit. D intoxicatie

63
Q

bloedbeeld

A

hb, ht, leuko, trombocyten, diff

64
Q

acute ontsteking

A

crp, leuko, bse

65
Q

lever

A

asat alat ld, y gt, alb, stollingsfactoren, nh3, bili

66
Q

pancreas

A

amylase en lipase

67
Q

hart/spier

A

CK, CK MB, Troponine T, NT PRO BNP

68
Q

Nier

A

creat, ureum,eGFR, elektrolyten

69
Q

cardio vasculair

A

glucose,Hba1c, cholestrol, triglyceriden

70
Q

R/ voor hepatische encefalopathie

A

lactolose door
1. incorporatie ammoniak darmbacteriën
2. laxerend effect door bulkvorming
3. verlaagd pH darm waardoor ammoniak uit lumen van de darm naar bloed wordt geremd