laatste thema's Flashcards

1
Q

2 strategieën voor gedragsverandering

A
  • alfastrategieën: gericht op het vergroten van benadering door één keuze aantrekkelijker te maken en de motivatie om in deze richting te veranderen te vergroten. de voordelen van een gedragskeuze worden benadrukt. (bijv. reclame voor sigaretten door artsen in de jaren 40. door een autoriteit het sigarettenmerk te laten promoten, zullen meer mensen geneigd zijn de boodschap voor waar aan te nemen, waardoor de overtuigingskracht toeneemt).
  • omegastrategieën: bevorderen van verandering door vermijding te minimaliseren, waardoor de motivatie om van het doel ad te wijken vermindert (benadrukken dat het niet moeilijk is te minderen met suiker). –> zijn effectief in gevallen van een ambivalente motivatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

omgevingsstress

A

de emotionele, cognitieve en gedragsmatige reacties op een omgevingsstimulus (stressor). wordt ervaren door een samenspel van individuele en fysieke factoren, het betreft een disbalans tussen eisen die vanuit de omgeving gesteld worden en onze (menselijke) capaciteiten om hierop te reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

acute stress

A

een vecht-vluchtreactie waarbij het sympathische zenuwstelsel geactiveerd wordt (bijv. verhoogde hartslag). deze reactie is kortdurend en het lichaam herstelt zich snel. deze stress hoeft niet negatief te zijn voor de gezondheid. zo kan te weinig prikkeling vanuit de omgeving verveling en slaperigheid teweegbrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

chronische stress

A

een langdurige en herhaaldelijke blootstelling aan omgevingsstressoren is wel altijd negatief omdat het uitputtend werkt en kan leiden tot aangeleerde hulpeloosheid en mentale vermoeidheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

general adaption syndrome

A

herstel van acute stress is vereist en kost energie, waardoor chronische blootstelling schade kan veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cognitieve overload perspective

A

aanhoudende aandacht kan leiden tot mentale vermoeidheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

omgevingsstress theorie (environmental stress theory)

A

stress is een product van een externe stimulus en de inschatting (subjectieve cognitieve beoordeling stressor) van een individu en contextuele factoren. de theorie van omgevingsstress heeft dus 2 kernelementen: een omgevingsstressor en een subjectieve cognitieve beoordeling van die stressor (in hoeverre de persoon zichzelf in staat acht om met de stressor te kunnen omgaan).
2 beoordelingen zijn belangrijk:
1. primair: beoordeling van de stressor op basis van persoonlijke en situationele factoren.
2. secundair: beoordeling van eigen coping-mechanismen van het individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

behavior contrain model

A

dit model is gebaseerd op de subjectieve beoordeling van mensen van hun vermogen om een stressor te beheersen, mensen ervaren een groter gevoel van controle (sense of control). voorbeeld lift. gevoel van controle verlies –> poging controle te herwinnen. Wanneer dit niet lukt–> aangeleerde hulpeloosheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorwaardelijk model van stress (conditional model of stress)

A

stress komt voort uit een interactie tussen een persoon en zijn omgeving, maar de effecten van een stressor hangen af van de individuele controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

adaption level theory

A

adaptielevel van stimulatie van een individu wordt beïnvloed door eerdere ervaringen ervan. het referentiekader voor omgevingsstress verschilt tussen stads-en plattelandsmensen: de intensiteit van omgevingsprikkels in een stedelijke omgeving is hoger waardoor adaptie en gewenning ontstaat. het basisniveau is dus hoger, daardoor is de tolerantie voor omgevingsstress bij stadsmensen groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

arousal theorie

A

stelt dat er een optimaal niveau van opwinding is waaronder mensen het beste presteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wet van yerkes-dodges

A

die aantoont dat er een omgekeerde urelatie is tussen het stress niveau en de prestatie. Individuele prestaties zijn het beste onder een lichte mate van opwinding en hebben te lijden onder zowel een te hoge en een te lage prikkeling. De arousal theory sluit bij deze wet aan en stelt dat er een optimum is voor de prikkeling vanuit de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

overbeslatingstheorie (environmental load theorie)

A

stelt dat overbelasting voortkomt uit systeemanalyse waarbij er te veel inputs zijn voor het systeem om mee om te gaan, of omdat opeenvolgende inputs te snel achter elkaar komen, zodat de eerste input niet verwerkt kan worden. het is belangrijk voor stadsmensen om af en toe te herstellen in een natuurlijke omgeving om overprikkeling te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 typen omgevingsstressoren

A
  • catastrofale gebeurtenissen: niet frequente gebeurtenissen die een grote impact hebben. zoals een natuurramp, aardbeving etc.
  • stressvolle levensgebeurtenis: meer persoonlijke gebeurtenissen die op dagelijkse basis stress kunnen geven, bijvoorbeeld een ziekte of familieproblemen.
  • dagelijkse beslommeringen: alledaagse zaken zoals file en drukte in winkels.
  • ambient stressors or background stressors: voor een kortere periode is blootstelling hieraan niet schadelijk bijvoorbeeld luchtvervuiling/lawaai. deze ambient stressors kunnne in directe zin van belang zijn voor onze gezondheid en laten grote verschillen zien in impact.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 fasen in stoppen met roken (i-change theory)

A
  • fase 1 bewustwording (knowledge, risk-perception)
  • fase 2 motivatie (attitude, social support en self-efficacy)
    -fase 3 planning (self-efficacy, planning en coping mechanisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

milieu externe/ externe omgeving

A

wat verwijst naar alles wat buiten het lichaam of de geest van een individu of sociale groep bestaat.