La Rentrée Scolaire Flashcards
L’agrafeuse
De nietjesmachine
L’agrafe
Het nietje
Le bic
De balpen
La calculatrice
De rekenmachine
La cartouche
De inktpatroon
Les ciseaux
De schaar
Le classeur
De map
La colle
De lijm
Le crayon
De potlood
Le feutre
De stift
Le marqueur
De markeerstift
Le papier collant
De plakband
La perforatrice
De perforator
La règle
De lat
Le taille-crayon
De potloodslijper
Le cahier
Het schrift
La feuille
Het blad
Le cartable
De boekentas
Le plumier, la trousse, l’étui
De pennenzak
Le journal de classe
De schoolagenda
La leçon, le cours
De les
L’annee scolaire
Het schooljaar
La rentrée scolaire
Het begin van het schooljaar
La cantine
De refter
Le conseil de classe
De klassenraad
La cour de récréation
De speeltijd
L’horaire
Het lessenrooster
La matière
Het vak, de leerstof
L’orientation
De richting
Apprendre
Leren
Comprendre
Begrijpen
Connaître
Kennen
Étudier
Studeren
Réviser
Herhalen
Planifier
Plannen
Corriger
Verbeteren
Expliquer
Uitleggen
Faire attention
Opletten
Passer (un examen)
Een examen afleggen
Poser (une question)
Een vraag stellen
Réfléchir
Nadenken
Résoudre
Oplossen
Retenir
Onthouden
Réussir
Slagen (voor een examen)