kwestie 2: ET 9 tm 12 Flashcards

1
Q

‘oriënterende metaforen’

A

zijn metaforen die ons helpen uitdrukking in termen van ruimte en richting. bijv. hij voelt zich down.

onze dagelijkse taal ten eerste vol met metaforen die verraden hoe ons lichaam op de wereld is georiënteerd: de oriënterende metaforen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

‘ontologische metaforen’

A

vb: tijd is geld, de relatie is kapot, hij is gebroken.

wij gebruiken onze ervaring van de omgang met fysieke objecten zoals ons lichaam om abstracte mentale begrippen in taal uit te drukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

‘historische contingentie’

A

‘historische contingentie (toevalligheid).’

vb, ‘hij staat onder druk’ Komt van de industriële revolutie en stoommachines

Zij tonen aan hoe deze metaforen zijn ontleend aan eigentijdse technische en wetenschappelijke ontwikkelingen. Het antwoord op de vraag ‘Wat is de mens?’ is dus veranderlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is Lakoff & Johnsons argument dat taal uitdrukt hoe we met ons lichaam in de wereld staan

A

Taal maakt gebruikt van metaforen die onze lichamelijke ervaring en beweging weerspiegelen om abstracte concepten te begrijpen.

Onze lichamelijkheid en oriëntatie in de wereld sturen wat onze taal betekent: ‘hij voelt zich down’; ‘tien is groter dan 5’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vroon en Draaisma: uitleg dat metaforen uit wetenschap en technologie beïnvloeden hoe we onszelf als mens ervaren

A

de techniek en wetenschap sturen de taal (metaforen) die uitdrukken hoe we over ons zelf denken

bijv.het brein is een computer:hij staat onder druk, hij kan de informatie niet verwerken, hij loopt vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het functionalisme

A

processen in de hersenen kunnen los van het
materiaal beschreven worden als functies.

Alle mentale processen worden opgevat als een
symboolmanipulatie van input tot output, die je in theorie met een mathematische set regels of
instructies (algoritme) zou kunnen beschrijven.

Via de zintuigen komt informatie binnen (input) en daar maken wij als het ware een plaatje van in ons hoofd: een mentale representatie.

Die representatie haalt aspecten uit de werkelijkheid naar voren die voor ons relevant zijn. Onze geest (mind) kan deze representatie bewerken en op basis daarvan bepaald gedrag (output) in gang zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functionalistisch mensbeeld

A

je bent een mens als je werkt/functioneert als een mens.

Dit functionalistische beeld van ons denken inspireert de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie (artificial intelligence: AI). De computermetafoor werkt dus twee kanten op: enerzijds levert de computer beelden om onszelf te beschrijven en anderzijds inspireren deze beelden het wetenschappelijk onderzoek naar al dan niet menselijke intelligentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het ‘cognitivisme’

A

Met de opkomst van computers zijn veel cognitivistisch geïnspireerde wetenschappers de computermetafoor gaan gebruiken: net als een computer bewerkt of manipuleert onze geest symbolen om te bepalen hoe we het beste kunnen handelen, hetgeen we ook wel ‘nadenken’ noemen. De symbolen die we daarbij manipuleren zijn innerlijke representaties van de werkelijkheid gebaseerd op zintuigelijke informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

‘connectionisme’

A

Het connectionisme tracht de werking van de fysieke structuren van de hersenen na te bootsen, maar betrekt de rest van het lichaam niet bij hun opvatting van het denken. Daarmee levert het connectionisme nog steeds een simulatie van de functionaliteit van de hersenen zonder nabootsing van de materiële verbondenheid met een lichaam.

connectionisme is weerlegging van Dryfus omdat het stelt dat een computer wel kan leren (= een vaardigheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

‘symboolmanipulatie’

A

Alle mentale processen worden opgevat als een symboolmanipulatie van input tot output, die je in theorie met een mathematische set regels of instructies (algoritme) zou kunnen beschrijven.

Via de zintuigen komt informatie binnen (input) en daar maken wij als het ware een plaatje van in ons hoofd: een mentale representatie.

Die representatie haalt aspecten uit de werkelijkheid naar voren die voor ons relevant zijn.

Onze geest (mind) kan deze representatie bewerken en op basis daarvan bepaald gedrag (output) in gang zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

‘input en output’

A

je hebt een bepaalde input, bijv. meneer smith die een pen gooit. In je hoofd gaan er dan een aantal processen aan de gang (de blackbox) en komt er een output uit, bijv. wegduiken. je krijgt dus informatie binnen, verwerkt deze en je krijgt een ‘uitkomst’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

‘mentale representatie’

A

Via de zintuigen komt informatie binnen (input) en daar maken wij als het ware een plaatje van in ons hoofd: een mentale representatie.

Die representatie haalt aspecten uit de werkelijkheid naar voren die voor ons relevant zijn. Onze geest (mind) kan deze representatie bewerken en op basis daarvan bepaald gedrag (output) in gang zetten.

vb: ‘niet denken aan een roze olifant’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kunstmatige intelligentie’

A

intelligentie die op een computer zou bestaan. Dit volgt uit het functionalistische mensbeeld.

Dit functionalistische beeld van ons denken inspireert de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie (artificial intelligence: AI).

De computermetafoor werkt dus twee kanten op: enerzijds levert de computer beelden om onszelf te beschrijven en anderzijds inspireren deze beelden het wetenschappelijk onderzoek naar al dan niet menselijke intelligentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

productsimulatie’

A

de imitatie van het uiteindelijke resultaat van het denken
bijv. bij het schaken, de computer heeft een berg input gekregen en is nu in staat om het schaken te imiteren.

de computer ‘kan’ schaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

‘processimulatie’

A

de imitatie van de menselijke manier van denken of van de processen in het brein.

Het proces van vaardigheden leren, leren. Dit zou echte goede AI kunnen doen volgens het connectionsme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

‘neuraal netwerk’

A

In een computer worden alle functies geregeld door enen en nullen die bepalen of een taak wel of niet wordt uitgevoerd. In onze hersenen geven neuronen een signaal wel of niet door: ze vuren of ze vuren niet. Deze fysieke overeenkomsten liggen ten grondslag aan de metafoor van het brein als neuraal netwerk.

17
Q

wat is het argument van Swaab dat mensen hun brein zijn

A

Swaab stelt dat de interactie van zenuwcellen in de hersenen onze ‘geest’ produceren. Onder geest vallen zaken als bewustzijn, stemmingen, emoties, waarnemingen, maar ook moraliteit, religie en vrije wil. Al deze zaken zijn terug te brengen tot hersenactiviteiten.

18
Q

leg uit dat het functionalisme een reductionisme is

A

we reduceren het mens zijn naar het brein zijn maar hier laten we dus het lichaam en omgeving buiten notie, terwijl deze wel van belang zijn. Het functionalisme is dus onvolledig.

19
Q

Embodied cognition

A

bijv. vrouw zijn of handicap hebben.
Als je in een rolstoel zit, zal je een andere ervaring hebben bij een trap, dan iemand die zijn benen kan gebruiken. je lichamelijkheid bepaald dan je bestaanservaring.

De stelling van embodied cognition is dat ons brein in een lichaam zit. Dat lichaam heeft zintuigen en kan zich bewegen. De fysieke eigenschappen van het lichaam veroorzaken een specifieke ervaring van zichzelf en de verhouding tot de omgeving. Bewustzijn en kennis hebben daarmee een lichamelijke basis, en wel in een sensomotorisch gevoel van ‘zelf’ dat aan de reflectie voorafgaat.

20
Q

embedded cognition

A

De stelling van embedded cognition is dat ons denken niet alleen is ingebed in een lichaam, maar dat dit lichaam ook is ingebed in een natuurlijke en sociale omgeving. Ons denkvermogen is verdeeld of gedistribueerd over brein, lichaam en omgeving. De omgeving kan daarbij ofwel als onderdeel van het denkende organisme worden opgevat (zie extended cognition), of enkel als een hulpmiddel voor het denkend organisme.

bijv. regen of sneeuw hoe je over bepaalde dingen denkt of ervaart zijn ‘beïnvloed door je omgeving. wij hebben bijv. toch verschillende soorten regen terwijl voor iemand in de sahara regen iets is wat maar af en toe voorkomt. ook kennen wij bijv 1 soort sneeuw terwijl de enuit er veel meer kennen omdat zij er alle dagen mee betrokken zijn en wij niet.

21
Q

extended cognition

A

De stelling van extended cognition is dat wij bij het denken niet alleen gebruik maken van ons lichaam, maar ook van allerlei externe hulpmiddelen. Deze hulpmiddelen ondersteunen dat denkvermogen niet alleen, maar zijn er ook een onderdeel van. Ons denkvermogen breidt zich dus uit buiten het individuele organisme (extensie)

bijv. otto en zijn notitieboek of je aantekeningen.
ons lichaam is extended omdat otto een notitieboekje nodig heeft als ‘uitbreiding van zijn brein. de ‘kennis’ zit dan niet in je brein, lichaam , maar daarbuiten en is zo dus extended. fundamenteel hetzelfde, zelfde functie, maar net de plaats is eigenlijk anders.

22
Q

enactive cognition

A

Voorstanders van enactive cognition benadrukken dat ons denkvermogen en bewuste ervaring bestaan uit een belichaamde interactie met en in een omgeving die in de eerste plaats praktisch en niet-theoretisch is. Doen komt voor denken, denken komt voort uit doen en daarom vatten enactivisten denken op als een lichamelijke activiteit in en met de omgeving. Ons denken en bewustzijn bestaan dus niet los van of voorafgaand aan de omgeving, maar ontstaan in een dynamische wisselwerking tussen wezens en hun omgeving

bijv. brommer als brommerrijder weet je oei binnenkort gaat hij kapot als ik niet x of y doe.

23
Q

cognitieve extensies

A

Deze hulpmiddelen ondersteunen ons niet alleen, maar beïnvloeden ons denken actief. Daarom stellen zij dat ons denkvermogen zich uitbreidt buiten ons lichaam. Dat betekent dat we niet alleen ‘denken’ met onze hersenen, maar met ons hele lichaam en met de materiële hulpmiddelen die we daarbij gebruiken. Deze hulpmiddelen noemen zij cognitieve extensies.

24
Q

waarom het denken een handeling van het bewegende voelende lichaam in interactie met de omgeving is.(enactive) volgens primaire tekst (6?)

A

Als je bijvoorbeeld in een Porsche rijdt, weet je pas hoe het is om in een Porsche te rijden, het gevoel van de auto, het geluid van de auto, het beeld van de auto, het ich uit de auto: allen dragen bij aan een unieke ervaring van ‘porsche rijden’

25
Q

hoe kan je de wetten van plessner toepassen op de e4 cognitie?

A

Als je de wetten van Plessner zou willen verbinden met E4 cognitie, zou je kunnen kijken naar hoe de menselijke cognitie zich manifesteert en interageert met de wereld. Plessner benadrukt bijvoorbeeld de ‘excentrische positie’ van de mens, wat verwijst naar het idee dat mensen een unieke positie hebben tussen natuur en cultuur. Dit zou kunnen resoneren met het idee van ‘embodied’ cognitie, waarbij het lichaam een essentiële rol speelt in het vormgeven van cognitie in interactie met de omgeving.

26
Q

wat is het verschil tussen Fanon en e4 cognitie?

A

e4 beschrijft alleen en fernon betrekt ook nog de ethische dimensie, over hoe een lichaam, omgeving ed het denken zelf beïnvloed

27
Q

wat is de computer metafoor

A

software= geest neemt geen ruimte in. hardware= lichaam

De computermetafoor stelt niet dat ons brein een computer is, maar dat dezelfde functionele principes ten grondslag liggen aan hun werking: allebei zijn het informatieverwerkende systemen. De overeenkomst tussen ons brein en computers kun je op twee niveaus onderzoeken. Op fysiek niveau kun je de overeenkomsten tussen hersenen en hardware onderzoeken (zie argument 4). Op functioneel niveau kun je de overeenkomsten tussen software en ons denkvermogen onderzoeken.

28
Q

sensomotorisch

A

en lichaam bewegen aan de hand van de omgeving?

Bij input komt er beweging

“Sensomotorisch” verwijst naar de interactie tussen sensorische waarneming en motorische activiteit in het menselijk lichaam. Het is een term die wordt gebruikt om de integratie van sensorische informatie (zoals zien, horen en voelen) met motorische responsen (bewegingen) te beschrijven. Sensomotorisch functioneren speelt een cruciale rol in de coördinatie van bewegingen, het begrijpen van de omgeving en het uitvoeren van doelgerichte handelingen.