kwantitatief onderzoek, correlationeel Flashcards
correlationeel onderzoek
een manier van onderzoek doen waar er gekeken wordt naar relaties tussen verschillende dingen, deze relaties hoeven niet oorzaak gevolg te zijn.
CAPS
construct: de kenmerken die de onderzoeker van de mensen wilt weten en meten waartussen het verband ik kaart gebracht wordt
association: verband, relatie wat voor een soort relatie verwacht de onderzoeker
population: groep mensen of objecten die onderzocht gaan worden
setting: specifieke plek locatie waar het onderzoek zich op richt.
causaliteit
oorzaak gevolg relatie
covariantie
(voorwaarde van causaliteit) er moet een relatie zijn tussen de oorzaak en het gevolg
temporal precedende
(voorwaarde van causaliteit) de oorzaak moet vooraf komen aan het gevolg
interne validiteit
voorwaarde van causaliteit. alternatieve verklaringen moeten worden uitgesloten.
fysieke kenmerken
lengte gewicht enz
theoretische kenmerken, begrippen
plezier argressie moeten op een speciale manier gemeten worden
conceptuele definitie
wat bedoel de onderzoeker precies met een theoretisch begrip
operationele definitie
hoe gaat de onderzoeker dit begrip meten
linkert meetschaal
meetschaal waarbij er gekozen kan worden tussen eens, oneens en helemaal mee eens. deze test is een verbeeld van een categorische variabele
variabele
waarde die verschilt van persoon tot persoon, een variabele is een nummerieke waarde.
nominale waarde
een nominale waarde is een catagorische waarde. een nominale waarde geeft een classificatie aan maar geen ordening, de volgorde van de waardes zijn niet belangrijk
interval variabele
een kwantitatieve variabele waarbij er spraken is van bepaalde waarden waartussen de variabele moet vallen. de afstand tussen de waarden is even groot waardoor gemiddeldes enz berekend kunnen worden
ordinale variabele
kwantitatieve variabele waarbij er wel spraken is van een rangorde, de volgorde van de waardes maakt dus uit. de waarde zegt verder niks want er kan niet mee gerekend worden (het verschil tussen de waardes is niet constant)
ratio variabele
een kwalitatieve variabele waarbij er wel spraken is van een duidelijke 0 waarde (kan niet negatief zijn) met deze variabele kan je rekenen aangezien de stappen tussen de waardes even groot zijn.
generaliseren
wanneer een onderzoeker met de resultaten van de steekproef iets over de hele populatie wilt zeggen. generaliceren wordt ook wel inferentie genoemd. om dit te kunnen doen moet de steekproef aselect zijn uitgevoerd
aslecte steekproef
een steekproef waarbij de participanten random geselecteerd worden. de aselecte steekproeven zijn: enkelvoudige aselecte steekproef, gestratificeerde steekproef, cluster steekproef, getrapte steekproef
enkelvoudige aselecte steekproef
Een steekproef waarbij er een random groep mensen wordt geselecteerd uit een lijst van de onderzoekspopulatie
gestratificeerde steekproef
Een steekroef bestaande uit verschillende steekproeven getrokken uit de suppopulatie, zodat alle subgroepen binnen populaties vertegenwoordigd worden.
cluster steekproef
Steekproef die via speciale clusters getrokken wordt, omdat er geen exacte lijst van een de onderzoekspopulatie bestaat
getrapte steekproef
Enkelvoudige aselecte Steekproef die getrokken word nadat de clustersteekproef getrokken is. Deze steekproef zorgt er voor dat het aantal subjecten minder wordt
dekkingsfout
zodra een deel van de populatie niet is mee genomen in de steekproef waardoor het resultaat niet geldig meer is voor de hele populatie en er zo een vertekende waarheid ontstaat. Het gevaar van dekkingsfouten is ook dat je vaak niet weet hoe groot de fout daadwerkelijk is, want je weet niet hoe groot het deel is waarvan je niet weet dat het bestaat.
non-response
Een andere steekproef fout is de non-response fout. Dit is de fout die ontstaat zodra mensen niet reageren op een uitnodiging van een steekproef. Ook dit kan leiden tot een vertekening van de waarheid.
populatie verhouding
manier van een gestratificeerde steekproef trekken, bij deze manier hou je de steekproef in de zelfde verhouding als de populatie
over sampling
manier van een getratificeerde steekproef trekken waarbij je opzettelijk bepaalde deelpopulaties meer laat voorkomen omdat deze anders niet of nauwelijks voorkomen in de steekproef. je gebruikt deze methode dus bij minderheden.
schaalscore
verschillende antwoorden van meetschalen samengevoegd
beschrijvende statistiek
wanneer de populatie en de steekproef even groot zijn
inferentiele statistiek
wanneer de steekproef kleiner is dan de populatie, op basis van de steekproef wordt er uitspraak gedaan over de rest van de populatie
betrouwbaarheid
mate waarin verschillende metingen het zelfde resultaat geven
validiteit
mate waarin hetgeen wat je gemeten hebt overeenkomt met het begrip (hetgeen) wat je wilt meten
je hebt interne externe en begrips validiteit
begripsvaliditeit
validiteit van het meetinstrument dat is gebruikt om een bepaalt theoretisch begrip te meten.
interne validiteit
voorwaarden voor causaliteit
externe validiteit
als deze hoog is betekend dat, dat je de resultaten van een steekproef kan generaliseren naar de populatie. hiervoor moet er een aselecte steekproef zijn gebruikt
inhoudsvaliditeit
een vorm van subjectieve begripsvaliditeit waarbij er gemeten wordt of het meet instrument wel alle aspecten van het theoretische begrip meet
indruksvaliditeit
een vorm van subjectieve begripsvaliditeit waarbij een expert de kwaliteit van het meetinstrument beoordeelt
convergente validiteit
een vorm van empirische begripsvaliditeit waarbij gemeten wordt of andere bekende meetinstrumenten dezelfde uitslag geven als het gebruikte meet instrument
divergente validiteit
een vorm van epirische begripsvaliditeit waarbij gemeten wordt of het meetinstrument niet iets gemeten heeft wat ook een andere verklaring zou kunnen hebben
criterium validiteit
een vorm van empirische begripsvaliditeit waarbij gemeten wordt of de metingen samen hangen met verbanden waarvan bekend is dat ze bestaan.
test-hertest betrouwbaarheid
beordeeld of een meetinstrument consequente scores geeft wanneer onderzoekers het meerdere keren gebruiken
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
meet of een meetinstrument concequente scores geeft wanneer andere onderzoekers het gebruiken
interne betrouwbaarheid
meet in hoeverre respondenten hetzelfde antwoord geven op verschillende vragen over het zelfde theoretische begrip
theoretische verwachting
vanuit de theorie passend bij de onderzoeksvraag heeft de onderzoeker verwachtingen over de relatie tussen de theoretische begrippen.
onderzoekshypothese
na het operationaliseren van de theoretische begrippen drukt de onderzoeker deze verwachting uit als een stelling over de correlatie tussen variabelen.
NHST
Null Hypothesis Significance Testing
steekproef spreiding
het feit dat de waarden van de sreekproefcorrelatie van steekproef tot steekproef kan verschillen
steekproefverdeling
hoe de waarden van de steekproefcorrelatie variëren
steekproeffout
verschil tussen de waarden van de correlatie in de steekproef en de correlatie in de populatie.
overscheidingskans p-waarde
Om te bepalen welke mate de geobserveerde waarde uit de steekproef overeenkomt met de 0-hypothese berekenen onderzoekers de overscheidingskans/p-waarde. De kans dat de waarde in de steekproef nog verder van 0 ligt dan de geobserveerde waarde.