Kunst stromingen hoofdstuk 4 Flashcards
Barok
Europese stijlperiode die begin zeventiende eeuw in Italië ontstaat en voortduurt tot in de eerste helft van de achttiende eeuw. Komt voor in alle kunstvormen. Kenmerkend is de overdadige vorm met veel versieringen die aanstuurt op heftige emoties bij de kijker of luisteraar. Internationaal gezien is de barok de stijl van de contrareformatie en het absolutisme. De laatbarok wordt ook wel rococo genoemd.
Commedia dell’arte
Komisch en geïmproviseerd (volks)toneel in Italië vanaf eind vijftiende eeuw. Pantomime en acrobatiek vormen vaak een onderdeel van de voorstellingen. Binnen een eenvoudig scenario bouwen de beroepsspelers hun rol al improviserend uit. De toneelvorm kent vaste typen, zoals de zanni (de knechten), Il Capitano en de gierige Pantalone.
Ballet komedie
Blijspel naar het voorbeeld van de klassieke komedie, waarbij het toneelspel wordt aangevuld met en onderbroken door ballet en muziek. Ontstaan aan het hof van Lodewijk XIV door de samenwerking van Molière en Lully.
Ballet opera
Ontwikkeld door Lully aan het hof van Lodewijk XIV door elementen uit de klassieke tragedie te combineren met ballet de cour en de Italiaanse opera. Een ballet-opera is van begin tot eind ononderbroken op muziek gezet en heeft een vaste indeling waarin een proloog (met actuele inhoud) gevolgd wordt door vijf bedrijven. De onderwerpen zijn ontleend aan de Grieks-Romeinse mythologie. Dans (in de vorm van divertissements) is een vast onderdeel bij deze operavorm.
Expressionisme
Algemene benaming voor kunst tussen 1900 en 1920 die de nadruk legt op een ongeremde uitdrukking van emotie en gevoel. Bij alle kunstdisciplines leidt expressionisme tot het loslaten van oude regels die het rechtstreeks uitdrukken van emotie alleen maar in de weg staan.
Klassieke ballet
Danstechniek met vijf klassieke dansposities, vastgelegd door de Koninklijke Academie voor Dans (opgericht door Lodewijk XIV). In de romantiek aangevuld met dans op spitzen, grote zweefsprongen, lifts (tilwerk) en duetten. Wordt ook wel academisch ballet genoemd.
Ausdruckstanz
Duitse expressionistische dans tussen 1920 en 1950. Academische regels worden genegeerd en pantomime geïntegreerd om de dans een grotere uitdrukkingskracht te geven.
Worksongs
Werkliederen gezongen door slaven tijdens het werk. Om het werk te verlichten komen het ritme en tempo van de liederen overeen met de lichaamsbewegingen. Voorloper van de blues en jazzmuziek.
Spirituals
Religieus lied van de zwarte Amerikaanse bevolking. Ontstaan in de negentiende eeuw op de plantages waar de zwarten als slaven werkten en beïnvloed door de psalmen van de witte bevolking. In vergelijking met de gospels ernstiger van toon en inhoud.
Blues
Een van de oudste vormen van zwarte Amerikaanse muziek, ontstaan tegen het einde van de negentiende eeuw. De blues kent vaste regels, zoals het twaalfmatig akkoordschema, het vaak slepende tempo, de drieregelige coupletten en de droevige inhoud.
Ragtime
Gecomponeerde pianomuziek met in het ritme verrassende en afwijkende accenten. De begeleiding heeft een strak metrum, de melodie speelt hier tegenin. ‘Ragged time’ betekent ‘verscheurde maat’.
New Orleans Jazz
Muziek ontstaan in New Orleans tussen 1900 en 1920 door het samensmelten van witte en zwarte muziekstijlen zoals spirituals, worksongs, ragtime, blues, kerkmuziek en marsmuziek. De muziek wordt gekenmerkt door collectieve improvisatie.
Dixieland
Jazzmuziek van orkesten waarin niet-zwarte muzikanten spelen, genoemd naar het (witte) orkest dat ooit de eerste jazzmuziek op de grammofoonplaat zette. Dixieland wordt gespeeld in vierkwartsmaat. De banjo, piano en slagwerk spelen meestal alle vier tellen van de maat. De basinstrumenten (contrabas of tuba, eventueel samen met de linkerhand van de piano) spelen afwisselend twee of vier tellen in de maat.
Chicago stijl
Jazzmuziek uit de jaren 20 waarin de gitaar en de contrabas belangrijke instrumenten zijn, naast drums, trompet, trombone en vleugel. De muzikanten hebben elk hun eigen solo-improvisaties.
Swingstijl
Jazzvorm die zeer populair is van 1930 tot 1950. Swing is dansmuziek die wordt uitgevoerd door grote orkesten (bigbands), eventueel aangevuld met een zanger of zangeres. Het woord swing wordt ook wel gebruikt als werkwoord voor alle muziek die dansbaar klinkt.
Dada
Internationale artistieke beweging tussen 1916 en 1924 op het gebied van literatuur, beeldende kunst, muziek en theater, ontstaan als reactie op de Eerste Wereldoorlog. Benadrukt toeval, spontaniteit, absurditeit en is afkerig van theorie, antiburgerlijk en anti-intellectueel.
Readymade
Letterlijk: kant-en-klaar. Begrip in de beeldende kunst waarbij alledaagse voorwerpen tot kunst verheven worden. De bekendste kunstenaar die de readymade gebruikte is dadaïst Marcel Duchamp.
Revue
Amusementstheater ontstaan in Frankrijk aan het einde van de negentiende eeuw. In de eerste jaren ligt het accent op grappige sketches waarin recente gebeurtenissen ‘de revue passeerden’. In de loop van de twintigste eeuw verschuift het accent naar de groots opgezette dans-, zang- en variéténummers.
Surrealisme
Beweging in beeldende kunst, literatuur en film tussen 1920 en 1940. Roept op tot het verbeelden en uitbeelden van dromen, visioenen en erotische fantasieën als hogere realiteit achter de uiterlijke verschijningsvorm. Beroept zich op de psychoanalyse van Sigmund Freud.
Cadavre exquis
Surrealistische techniek, toepasbaar in o.a. poëzie en de beeldende kunst, waarbij toeval bepaalt welke woorden en/of beelden gecombineerd worden. Het doel is om fantasieteksten of beelden te laten ontstaan die met gezond verstand nauwelijks voor te stellen zijn.
Theater van wreedheid
Ruige theatervorm bedacht door Antonin Artaud. Door acteurs fysiek uit te putten probeert Artaud de rationele controle weg te nemen en hen te laten spelen vanuit het onderbewuste.
Conceptuele kunst
Kunst waarbij niet de esthetiek of de vorm, maar het idee of het artistieke concept dat de kunstenaar wil overbrengen vooropstaat. Komt sterk op vanaf 1960.
Overall compositie
In de beeldende kunst een compositie waarin de gelijksoortige beeldfragmenten zonder rangorde op het vlak geplaatst zijn waardoor een patroon ontstaat dat eindeloos, ook buiten het kader, herhaald kan worden.
Boogiewoogie
Een pianospeelstijl vanaf 1900 in de Verenigde Staten. Het is een ritmische speelstijl waarbij de linkerhand een zeer strak ritme speelt en de rechterhand allerlei bluesloopjes in verschillende maatvoering mag spelen.