Kunst stromingen hoofdstuk 4 Flashcards
Barok
Europese stijlperiode die begin zeventiende eeuw in Italië ontstaat en voortduurt tot in de eerste helft van de achttiende eeuw. Komt voor in alle kunstvormen. Kenmerkend is de overdadige vorm met veel versieringen die aanstuurt op heftige emoties bij de kijker of luisteraar. Internationaal gezien is de barok de stijl van de contrareformatie en het absolutisme. De laatbarok wordt ook wel rococo genoemd.
Commedia dell’arte
Komisch en geïmproviseerd (volks)toneel in Italië vanaf eind vijftiende eeuw. Pantomime en acrobatiek vormen vaak een onderdeel van de voorstellingen. Binnen een eenvoudig scenario bouwen de beroepsspelers hun rol al improviserend uit. De toneelvorm kent vaste typen, zoals de zanni (de knechten), Il Capitano en de gierige Pantalone.
Ballet komedie
Blijspel naar het voorbeeld van de klassieke komedie, waarbij het toneelspel wordt aangevuld met en onderbroken door ballet en muziek. Ontstaan aan het hof van Lodewijk XIV door de samenwerking van Molière en Lully.
Ballet opera
Ontwikkeld door Lully aan het hof van Lodewijk XIV door elementen uit de klassieke tragedie te combineren met ballet de cour en de Italiaanse opera. Een ballet-opera is van begin tot eind ononderbroken op muziek gezet en heeft een vaste indeling waarin een proloog (met actuele inhoud) gevolgd wordt door vijf bedrijven. De onderwerpen zijn ontleend aan de Grieks-Romeinse mythologie. Dans (in de vorm van divertissements) is een vast onderdeel bij deze operavorm.
Expressionisme
Algemene benaming voor kunst tussen 1900 en 1920 die de nadruk legt op een ongeremde uitdrukking van emotie en gevoel. Bij alle kunstdisciplines leidt expressionisme tot het loslaten van oude regels die het rechtstreeks uitdrukken van emotie alleen maar in de weg staan.
Klassieke ballet
Danstechniek met vijf klassieke dansposities, vastgelegd door de Koninklijke Academie voor Dans (opgericht door Lodewijk XIV). In de romantiek aangevuld met dans op spitzen, grote zweefsprongen, lifts (tilwerk) en duetten. Wordt ook wel academisch ballet genoemd.
Ausdruckstanz
Duitse expressionistische dans tussen 1920 en 1950. Academische regels worden genegeerd en pantomime geïntegreerd om de dans een grotere uitdrukkingskracht te geven.
Worksongs
Werkliederen gezongen door slaven tijdens het werk. Om het werk te verlichten komen het ritme en tempo van de liederen overeen met de lichaamsbewegingen. Voorloper van de blues en jazzmuziek.
Spirituals
Religieus lied van de zwarte Amerikaanse bevolking. Ontstaan in de negentiende eeuw op de plantages waar de zwarten als slaven werkten en beïnvloed door de psalmen van de witte bevolking. In vergelijking met de gospels ernstiger van toon en inhoud.
Blues
Een van de oudste vormen van zwarte Amerikaanse muziek, ontstaan tegen het einde van de negentiende eeuw. De blues kent vaste regels, zoals het twaalfmatig akkoordschema, het vaak slepende tempo, de drieregelige coupletten en de droevige inhoud.
Ragtime
Gecomponeerde pianomuziek met in het ritme verrassende en afwijkende accenten. De begeleiding heeft een strak metrum, de melodie speelt hier tegenin. ‘Ragged time’ betekent ‘verscheurde maat’.
New Orleans Jazz
Muziek ontstaan in New Orleans tussen 1900 en 1920 door het samensmelten van witte en zwarte muziekstijlen zoals spirituals, worksongs, ragtime, blues, kerkmuziek en marsmuziek. De muziek wordt gekenmerkt door collectieve improvisatie.
Dixieland
Jazzmuziek van orkesten waarin niet-zwarte muzikanten spelen, genoemd naar het (witte) orkest dat ooit de eerste jazzmuziek op de grammofoonplaat zette. Dixieland wordt gespeeld in vierkwartsmaat. De banjo, piano en slagwerk spelen meestal alle vier tellen van de maat. De basinstrumenten (contrabas of tuba, eventueel samen met de linkerhand van de piano) spelen afwisselend twee of vier tellen in de maat.
Chicago stijl
Jazzmuziek uit de jaren 20 waarin de gitaar en de contrabas belangrijke instrumenten zijn, naast drums, trompet, trombone en vleugel. De muzikanten hebben elk hun eigen solo-improvisaties.
Swingstijl
Jazzvorm die zeer populair is van 1930 tot 1950. Swing is dansmuziek die wordt uitgevoerd door grote orkesten (bigbands), eventueel aangevuld met een zanger of zangeres. Het woord swing wordt ook wel gebruikt als werkwoord voor alle muziek die dansbaar klinkt.
Dada
Internationale artistieke beweging tussen 1916 en 1924 op het gebied van literatuur, beeldende kunst, muziek en theater, ontstaan als reactie op de Eerste Wereldoorlog. Benadrukt toeval, spontaniteit, absurditeit en is afkerig van theorie, antiburgerlijk en anti-intellectueel.
Readymade
Letterlijk: kant-en-klaar. Begrip in de beeldende kunst waarbij alledaagse voorwerpen tot kunst verheven worden. De bekendste kunstenaar die de readymade gebruikte is dadaïst Marcel Duchamp.
Revue
Amusementstheater ontstaan in Frankrijk aan het einde van de negentiende eeuw. In de eerste jaren ligt het accent op grappige sketches waarin recente gebeurtenissen ‘de revue passeerden’. In de loop van de twintigste eeuw verschuift het accent naar de groots opgezette dans-, zang- en variéténummers.
Surrealisme
Beweging in beeldende kunst, literatuur en film tussen 1920 en 1940. Roept op tot het verbeelden en uitbeelden van dromen, visioenen en erotische fantasieën als hogere realiteit achter de uiterlijke verschijningsvorm. Beroept zich op de psychoanalyse van Sigmund Freud.
Cadavre exquis
Surrealistische techniek, toepasbaar in o.a. poëzie en de beeldende kunst, waarbij toeval bepaalt welke woorden en/of beelden gecombineerd worden. Het doel is om fantasieteksten of beelden te laten ontstaan die met gezond verstand nauwelijks voor te stellen zijn.
Theater van wreedheid
Ruige theatervorm bedacht door Antonin Artaud. Door acteurs fysiek uit te putten probeert Artaud de rationele controle weg te nemen en hen te laten spelen vanuit het onderbewuste.
Conceptuele kunst
Kunst waarbij niet de esthetiek of de vorm, maar het idee of het artistieke concept dat de kunstenaar wil overbrengen vooropstaat. Komt sterk op vanaf 1960.
Overall compositie
In de beeldende kunst een compositie waarin de gelijksoortige beeldfragmenten zonder rangorde op het vlak geplaatst zijn waardoor een patroon ontstaat dat eindeloos, ook buiten het kader, herhaald kan worden.
Boogiewoogie
Een pianospeelstijl vanaf 1900 in de Verenigde Staten. Het is een ritmische speelstijl waarbij de linkerhand een zeer strak ritme speelt en de rechterhand allerlei bluesloopjes in verschillende maatvoering mag spelen.
Stille film
Film zonder direct opgenomen geluid. De eerste films worden bij vertoning vaak begeleid door livemuziek of een verteller. Wordt ook wel ‘stomme film’ of ‘zwijgende film’ genoemd.
Variété theater
Ontstaan vanuit kroegen en cafés in de tweede helft van de negentiende eeuw. In vergelijking met de operahuizen en theaters heerst in de variété theaters een ongedwongen sfeer. Op het podium wisselen komische acts, pantomime en cabareteske zangnummers elkaar snel af (vandaar ‘gevarieerd theater’). De bloeitijd van de variété theaters, vooral in de Verenigde Staten (vaudeville), Engeland en Frankrijk (music hall), is aan het begin van de twintigste eeuw en komt ten einde na de komst van de geluidsfilm.
Talkie
Geluidsfim
Pianola
Zelfspelende piano, populair tussen 1900 en 1930. Muziekautomaten waarbij hamertjes met behulp van een pneumatisch systeem tegen de pianosnaren slaan, aangestuurd door verwisselbare papierrollen met gaatjes, volgens hetzelfde principe als de boeken van een draaiorgel. Pianola is aanvankelijk een merknaam, later soortnaam.
Radiocantate
Korte compositie voor meerdere zangstemmen die is bedoeld om door de radio te worden uitgezonden.
Lindy Hop
Zwarte swingdans ontstaan in New York in 1927 na de succesvolle solovlucht van Charles Lindbergh over de Atlantische Oceaan. Een van de vele dansrages, zoals ook de charleston en boogiewoogie-dans, die elkaar in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw snel opvolgen.
Futurisme
Italiaanse brede artistieke stroming onder leiding van de publicist Marinetti rond de Eerste Wereldoorlog, met uitgangspunten voor alle vormen van kunst. De stroming provoceert doelbewust het publiek, wil dat de kunst zich richt op de dynamiek en snelheid die hoort bij het moderne leven en maakt gebruik van fragmentatie als artistiek middel.
Kubisme
Stroming in de beeldende kunst, ontwikkeld door Picasso en Braque, waarin vormen in de natuur teruggevoerd worden tot geometrische basisvormen. Kenmerkend is de combinatie van verschillende gezichtspunten. Dit heeft tot gevolg dat objecten worden opgedeeld in een veelheid aan fragmenten of facetten.
Suprematisme
Schilderstijl tussen 1915 en 1924, ontwikkeld door de Russische kunstenaar Malevich. Volledig abstracte kunst met geometrische figuren als vormelementen met als doel het opwekken van pure (niet aan de werkelijkheid gekoppelde) gevoelens.
Fonograaf
Toestel om geluiden op te nemen met behulp van een wasrol.
Dissonanten
Een samenklank die schril (niet harmonieus) klinkt.
Dodecafonie (twaalftoonsmuziek)
Een compositietechniek ontwikkeld door Schönberg die uitgaat van een toonreeks, opgebouwd uit de twaalf tonen binnen het octaaf. Voordat een toon herhaald wordt moeten eerst de andere elf tonen in een door de muzikant te bepalen volgorde zijn gebruikt. Sinds het begin van de twintigste eeuw.
Atonaal
Benaming voor muziek die niet in een bepaalde toonsoort is gecomponeerd. De samenhang tussen de melodietoon en de grondtoon van de toonladder, zoals dat volgens de harmonieleer hoort, wordt losgelaten.
Labannotatie
Een notatiesysteem voor dans bedacht door Rudolf Laban. De gebruikte basissymbolen beschrijven de opeenvolgende posities van alle lichaamsdelen. De vorm en de arcering van de symbolen geven richting en intensiteit van de beweging aan, de lengte van de symbolen de timing (duur). Labannotatie wordt veel gebruikt in ballet.
Graham dans
Inmiddels traditionele moderne danstechniek, ontwikkeld door Martha Graham voor haar expressionistische en dramatische dans, gebaseerd op de tegenstelling contraction - release.
Modern dans
Verzamelnaam van danstechnieken gebaseerd op de Grahamdans, waarbij de regels van het klassieke ballet, zoals het buitenwaarts draaien en het ontkennen van de zwaartekracht, niet meer gelden
Constructivisme
Kunststroming uit Rusland vanaf 1915. Abstracte, veelal ruimtelijke kunst met het accent op (experimenteel) materiaalonderzoek en constructie (fabrieksmatige productie). Vanaf 1917 vooral ontwerpen voor toegepaste kunst, zoals architectuur met veel staal en glas (voor transparantie), abstracte en geometrische vormen en zonder versieringen. Vanaf 1920 verspreidt de invloed van het constructivisme zich over de rest van Europa.
Attractiemontage
Montagetechniek waarbij de betekenis van een filmbeeld wordt bepaald door meteen erna een ander beeld te laten zien. Dat andere beeld lijkt niets te maken te hebben met het eerste beeld, maar geeft het toch betekenis. Voor het eerst gebruikt door Eisenstein.
Het nieuwe bouwen
Benaming die in Nederland tussen 1925 en 1940 gebruikt wordt voor moderne architectuur beïnvloed door Bauhaus en CIAM. De architecten die ertoe gerekend worden, introduceren in Nederland een functionele bouwstijl waarin voor glas, staal en beton een belangrijke rol is weggelegd. Aandacht voor industrialisatie van de bouw en stedenbouwkunde.
Functionalisme
Denkwijze in de 20ste-eeuwse architectuur en vormgeving waarbij de functie van een object, bouwonderdeel of gebouw als uitgangspunt wordt genomen voor de vormgeving. Alleen functionele aspecten bepalen het uiterlijk: ‘form follows function’. Alle decoraties kunnen worden weggelaten: ‘less is more’
Musical film
Genre films waarin het verhaal deels verteld wordt door muziek, zang en dans uitgevoerd door de filmpersonages zelf als onderdeel van hun rol. De musicalfilm ontstaat in Hollywood na de introductie van de talkie in 1927. Veel musicals zijn bedacht als filmproductie en pas later als theaterstuk opgevoerd. Bollywood, de filmindustrie in India, draait op musicalfilms.
Technicolor
Merknaam, maar later ook meer algemene benaming voor complexe bewerkelijke techniek tussen 1925 en 1950 om kleurenfilms te vervaardigen. Technicolor staat bekend om zijn verzadigde kleuren. In de jaren 40 van de vorige eeuw verdringt de kleurenfilm de zwart-witfilms.
Streamlining
Designstroming en stijl uit de jaren 1930-1950, afkomstig uit de Verenigde Staten. De stijl dankt de benaming aan de aerodynamische, ronde, glad afgewerkte druppelvormen van auto’s, treinen, interieurs en zelfs huishoudelijke apparatuur, die een sterke suggestie van snelheid geven.
Episch theater
Theatervorm, ontwikkeld door Bertolt Brecht, die in de jaren twintig in Duitsland ontstaat met een duidelijke politiek-maatschappelijke achtergrond. Maakt gebruik van vervreemding om ervoor te zorgen dat het publiek zich niet door emotie laat meevoeren maar kritisch en met verstand blijft kijken.
Vierde wand
Speelwijze waarbij de voorzijde van het toneel wordt opgevat als een denkbeeldige wand tussen het publiek en het podium. Acteurs spreken niet rechtstreeks tot het publiek, maar in realistische dialogen tot elkaar. Voor het eerst breed toegepast in het naturalistisch theater. Het effect wordt nog versterkt door de introductie van elektrisch licht, omdat acteurs door het frontlicht uit de zaal het publiek minder goed kunnen zien.
Entartete kunst
Benaming die door fascistische leiders wordt gebruikt voor modernistische kunst die zij ‘ontspoord’ vinden. Uit in beslag genomen werk wordt de tentoonstelling ‘Entartete Kunst’ samengesteld.
Modernisme
Verzamelnaam voor nieuwe ontwikkelingen in de westerse kunsten in de eerste helft van de twintigste eeuw parallel aan snelle politieke, technologische en economische veranderingen in die periode. Kenmerkend is een radicale breuk met bestaande tradities en regels in de verschillende kunstdisciplines.
Operette
Luchtige vorm van muziektheater met zang, dans en gesproken dialoog. De melodieën liggen gemakkelijk in het gehoor. Componisten: o.a. Jacques Offenbach en Johan Strauss
Scat
Zingen van woorden zonder betekenis, met name in de jazz. Dit geeft de zanger de mogelijkheid om te improviseren op een wijze zoals instrumentalisten dat doen. Artiesten: o.a. Ella Fitzgerald.
Bigband jazz
Groot muziekensemble bestaande uit 12 tot 25 muzikanten, vooral geassocieerd met jazz. Populair tussen 1930 en 1950, de jaren van de swing. Belangrijke instrumenten voor de bigband zijn saxofoons, trompetten, trombones en een ritmesectie.
Bepop
Rauwe, snelle jazzstijl met veel improvisatie, meestal uitgevoerd in een kleine bezetting van drums, bas, piano, saxofoon en trompet. Artiesten: o.a. Charlie Parker.
Uptempo
Muziekterm die duidt op muziek met een hoog tempo.
Cool jazz
Tegenhanger van de bebop, ontstaan rond 1950. Cool jazz klinkt helder, de puurheid van klank staat voorop. Artiesten: o.a. Miles Davis.
Freejazz
Avant-gardistische jazzmuziek, ontstaan in de jaren vijftig. Kenmerkend is het bewust afwijken van de conventies binnen de jazzmuziek, zoals vaste akkoordopvolgingen, tonale harmonie of een vast metrum. Artiesten: o.a. Ornette Coleman.
Overall compositie
In de beeldende kunst een compositie waarin de gelijksoortige beeldfragmenten zonder rangorde op het vlak geplaatst zijn waardoor een patroon ontstaat dat eindeloos, ook buiten het kader, herhaald kan worden.
Abstract expressionisme
Amerikaanse stroming in de beeldende kunst die opkomt vanaf 1946. Kenmerkend zijn expressiviteit, improvisatie en grote formaten. Kunstenaars: o.a. Jackson Pollock, Mark Rothko.
Screwball comedy
Komisch liefdesverhaal. Genre uit de Golden Age van de Hollywoodfilm.
Suspense
Suspense betekent ‘spanning’, maar in de film is de term verbonden met regisseur Alfred Hitchcock. Suspense ontstaat als de kijker meer informatie krijgt dan de spelers.
Rythm and blues
Afro-Amerikaanse dans- en amusementsmuziek waarin jazz, gospel en blues samensmelten. Wordt gezien als voorloper van de rock-’n-roll.
Soul
Zwarte popmuziek ontstaan uit gospelzang en rhythm-and-blues. Vaak bestaande uit leadzanger, achtergrondzangers, blazers en een ritmesectie. Artiesten: o.a. Ray Charles, Aretha Franklin, James Brown.
Popart
Kunststroming die ontstaat rond 1950 in o.a. Groot- Brittannië en de Verenigde Staten. Kenmerkend zijn het gebruik van bronnen uit de populaire cultuur, zoals reclames en stripverhalen en het gebruik van ‘onpersoonlijke’ technieken, zoals de zeefdruk. Kunstenaars: o.a. Roy Lichtenstein, Andy Warhol, Richard Hamilton en Marisol.
Zeefdruk
Grafische druktechniek waarbij drukinkt door een fijnmazige zeef gedrukt wordt, veel gebruikt voor het bedrukken van verpakkingen en textiel.
Existentialisme
Twintigste-eeuwse stroming in de filosofie die leert dat de mens de zin van het leven niet kent. Het feit dat hij bestaat (existeert) is op zich al zinvol. Filosofen: o.a. Jean-Paul Sartre en Albert Camus.
Absurdistische theater
Toneelgenre ontstaan na de Tweede Wereldoorlog, dat de irrationele aspecten van het leven benadrukt, vaak om de doelloosheid van het bestaan aan te tonen. Theatermakers: o.a. Samuel Beckett.
Sober theater
Theatervorm, ontwikkeld door Jerzy Grotowski, zonder decor, kostuums, licht en grime. De acteur dient alles af te leren wat hij over theater heeft geleerd en door middel van fysieke oefeningen ‘blokkades’ op te heffen om ‘zuiver’ te acteren.
Vlakke vloer theater
Theater zonder verhoogd podium, waarbij het publiek meestal vanaf een oplopende tribune op het speelvlak kijkt.
Lijsttheater
Type theaterzaal waarbij het vaak verhoogde podium omlijst wordt, waardoor er een scheiding ontstaat tussen het (verhoogde) podium en het publiek. Het publiek kijkt door de lijst in een soort kijkdoos. Deze scheiding verhoogt de illusie dat wat zich op het podium afspeelt een andere werkelijkheid betreft dan die van het publiek. Vanaf de negentiende eeuw wordt een toneelgordijn gebruikt dat met het openen en sluiten deze illusie versterkt.
Locatietheater
Theatervoorstelling die wordt gespeeld op een andere plaats dan een theatergebouw.
Conceptuele kunst
Kunst waarbij niet de esthetiek of de vorm, maar het idee of het artistieke concept dat de kunstenaar wil overbrengen vooropstaat. Komt sterk op vanaf 1960.
Pure dans
Moderne dansvorm waarbij de dansbewegingen zelf zowel inhoud als onderwerp zijn en dus niet iets anders uitdrukken. Grondlegger is Merce Cunningham, verder ontwikkeld door o.a. Judson Dance Theatre.
Performance
Kunstwerk dat in de vorm van een (theatrale) actie aan het publiek wordt gepresenteerd. Meestal is de handeling niet verhalend, vaak kan het publiek in en uit lopen. Kunstenaars: o.a. Yoko Ono, Marina Abramović.
Beatmuziek
Britse rock-’n-roll-variant die ontstaat rond 1963. Mix van rock-’n-roll, rhythm-and-blues en soul. Artiesten: o.a. The Beatles.
Psychedelische rock
Benaming voor progressieve rockmuziek die ontstaat vanaf 1960, waarin geëxperimenteerd wordt met afwijkende instrumenten en met geluidstechnische foefjes. ‘Psychedelisch’ verwijst naar de drugsroes waar de muzikanten door beïnvloed zijn of die ze willen uitdrukken. Artiesten: o.a. Jimi Hendrix.
Minimal art
Stroming in de beeldende kunst ontstaan in de jaren 1960 in de VS, als reactie op het in die tijd invloedrijke abstract expressionisme. Maakt vaak gebruik van spaarzame middelen of eenvoudige geometrische vormen. Kunstenaars: o.a. Donald Judd.
Minimal music
Stroming in de eigentijdse klassieke muziek ontstaan eind jaren zestig in de VS. Kenmerkend is het gebruik van herhaling van korte ritmische motieven, vaak met subtiele variaties of verschuiven. Componisten: Steve Reich, Terry Riley, Philip Glass.
Gamelanmuziek
Indonesische muziekstijl waarbij er een hoofdrol is weggelegd voor slaginstrumenten zoals drums, xylofoons en gongs.
Grooves
Muzikale term voor een voortstuwend ritme dat aanzet tot dansen, meestal gespeeld door de ritmesectie van een band. In jazzmuziek ook wel swing genoemd.
Funk
Soulvariant waarbij het accent ligt op de ritmesectie en de dansbare herhaling van muzikale elementen. Artiesten: o.a. James Brown.
Disco
Dansmuziekgenre ontstaan in de jaren zeventig in discotheken. Disco heeft een hoog tempo en vaak een glad geproduceerd geluid, met pakkende zanglijnen en synthesizers. Artiesten: o.a. Donna Summer.
Hiphop
Culturele beweging ontstaan in de jaren zeventig in New York, waarvan rap, dj’en, breakdance en graffiti de vier basiselementen vormen.
House
Elektronische dancemuziek die opkomt in Chicago rond 1980. Typerend voor house is de basdrum op elke tel van de vierkwartsmaat (four on the floor).
Afrobeat
Muziekgenre ontstaan eind jaren zestig in Ghana en Nigeria uit een kruisbestuiving tussen jazz, funk en West-Afrikaanse muziek. Wordt gekenmerkt door lange grooves met complexe ritmes, met afwisselend vocalen, koortjes en blazers. Artiesten: o.a. Fela Kuti.
Punk
Muziekstroming, ontstaan rond 1974 in de VS en Groot-Brittannië als reactie op de populaire commerciële popmuziek. Kenmerkend zijn een ongepolijste sound, een eenvoudig instrumentarium en simpele akkoordenschema’s. Artiesten: o.a. The Ramones, Sex Pistols. In breder verband: benaming voor jongerencultuur die zich, wat betreft ideeën en uiterlijk, afzet tegen burgerlijkheid.
Postmodernisme
Stijlaanduiding in de kunsten die geldt als tegenhanger of opvolger van het modernisme. Postmodernisten combineren vaak stijlen en stellen ‘modernistische’ waarden als originaliteit, vernieuwing en het bestaan van één enkele waarheid ter discussie, vaak met humor en ironie. Kunstenaars: o.a. Robert Venturi (architectuur), Jeff Koons (beeldende kunst), Quentin Tarantino (film).
Modernisme
Verzamelnaam voor nieuwe ontwikkelingen in de westerse kunsten in de eerste helft van de twintigste eeuw parallel aan snelle politieke, technologische en economische veranderingen in die periode. Kenmerkend is een radicale breuk met bestaande tradities en regels in de verschillende kunstdisciplines.
Deconstructivisme
Architectuurstijl ontstaan in de jaren tachtig, die de indruk geeft dat de constructie van het gebouw gefragmenteerd is, door afwezigheid van harmonie. De benaming is een samenvoeging van de woorden constructivisme en deconstructie.
Blob-architectuur
Architectuurstijl ontstaan in de jaren negentig met grillige of golvende vormen, ontworpen met behulp van computerprogramma’s. Naar binary large object, het dataformat waarin dergelijke computerontwerpen worden opgeslagen.
Breaks
Korte onderbreking van het lopende ritme in een pop- of jazznummer, vaak door een drumfill. Breaks van bestaande platen vormen vaak de basis voor hiphopmuziek.
Mc
Afkorting van master of ceremonies. Aanvankelijk iemand in de hiphop die de dj aankondigt en het publiek aanmoedigt om te dansen. Later wordt de afkorting mc synoniem voor rapper.
Breakdance
Acrobatische dansstijl, vormt samen met rap, dj’en en graffiti de vier basiselementen van hiphop.
Scratchen
Techniek uit de hiphopcultuur waarbij een platenspeler als muziekinstrument wordt gebruikt. Door het ritmisch met de hand heen en weer bewegen van een grammofoonplaat kan de scratcher korte stukjes muziek of geluid ritmisch herhalen.
R&B
Hedendaags muziekgenre met invloeden uit de rhythm-and-blues, soul, funk en hiphop. Artiesten:
o.a. Beyoncé.
Headspin
Basisbeweging uit de breakdance waarbij de danser ronddraait op zijn hoofd.
Windmill
Basisbeweging uit de breakdance waarbij de danser met de rug op de grond cirkels draait en de benen gespreid als molenwieken door de lucht zwaaien.
Techno
Elektronische dansmuziek die tegelijkertijd (rond 1980) opkomt met de house, in de stad Detroit. Techno klinkt minimalistischer en industriëler dan house.
Mediakunst
Kunstvorm die opkomt aan het einde van de twintigste eeuw waarbij kunstenaars nieuwe media tot onderwerp nemen en/of gebruikmaken van computertechnologie.
Social art
Kunst die ingaat op lokale sociaal-maatschappelijke vragen en problemen.
Community art
Kunst die wordt gemaakt voor, met of door een groep mensen uit een bepaalde gemeenschap of buurt, vaak rondom een sociaal vraagstuk.
Documentair theater
Theater gebaseerd op feitenmateriaal of documentair materiaal uit de werkelijkheid.
Pieces
Term uit de graffiti voor een grote muurschildering.
Street art
Term voor (vaak ongevraagd aangebrachte) visuele uitingen in de openbare ruimte.
Stencils
Graffititerm voor muurschilderingen die gemaakt zijn met behulp van sjablonen.
Simulacra
Beelden (foto’s, films, computerbeelden) die afgeleid zijn van de werkelijkheid, of daar zelfs helemaal los van staan. Filosoof Jean Baudrillard stelt dat we leven in een ‘hypperrealiteit’ waarin we de werkelijkheid baseren op simulacra.
Bio-art
Kunstvorm die opkomt vanaf 1997, waarbij kunstenaars en ontwerpers flora en fauna als basismateriaal gebruiken bij biotechnologische ontwerpprocessen. Kunstenaars: o.a. Gavin Munro.
Retorica
De kunst om goed te spreken in het openbaar.
Palazzo
In Italië is een palazzo een groot prestigieus gebouw als woon-en werkpaleis voor gezaghebbende families of als hoofdkwartier van instellingen.
Amfitheater
Ovaal theater met oplopende zitplaatsen (tribune).
Mecenas
Persoon die geld beschikbaar stelt voor het maken of behouden van kunst, bijvoorbeeld door het verstrekken van opdrachten, het verzamelen van kunst, het financieren van opleidingen, etc.
Coulissen
Verplaatsbaar zijstuk van toneeldecor, vaak een doek, dat spelers van het publiek afschermt.
Traktaat
Verhandeling of verklaring over een afgebakend onderwerp, bijvoorbeeld op het gebied van kunst, filosofie of religie, in de vorm van een pamflet of als onderdeel van een boek.
Gotiek
Laat-middeleeuwse stijl in de architectuur en beeldende kunst. Kenmerkend voor de bouwkunst zijn luchtbogen, spitsbogen en grote raampartijen. Kenmerkend voor de beeldende kunst is het streven naar gedetailleerdheid en realisme.
Aquaduct
Waterleiding ondergronds of bovengronds waarmee de Romeinen over grote afstanden water naar de steden voerden.
Madrigaal
Een meerstemmig lied voor een groep zangers, al dan niet met begeleiding, uit de renaissance of barok op een wereldlijke tekst. Ontstaan in Italië in de veertiende eeuw, populair in de zestiende en zeventiende eeuw.
Affectenleer
Muziektheorie uit de late barok die beschrijft hoe muzikale middelen, toonsoorten en instrumenten kunnen worden ingezet om gevoelens uit te drukken.
Recitieven
Onderdeel van een opera of oratorium waarin de solist een verhaal vertelt (reciteren betekent voorlezen). De melodie is sober, met weinig toonhoogteverschillen en kleine intervallen. De begeleiding bestaat uit ondersteunende harmonieën op de belangrijkste woorden.
Aria
Lied voor één zangstem met orkestbegeleiding als onderdeel van een opera, cantate of oratorium. Een aria is wat betreft muziek en tekst ook zelfstandig, los van de opera of andere context, de moeite waard om te beluisteren. Voor solisten biedt de aria de mogelijkheid om te excelleren. Beroemd voorbeeld: La donna è mobile uit Verdi’s Rigoletto.
Prima pratica
Muziekstijl uit de zestiende eeuw die teruggrijpt op de regels uit de renaissance. Gebruikt de kerktoonladders (modi) en vermijdt overdaad in muzikale uitingen en gebruik van instrumenten.
Seconda pratica
Muziekstijl uit de zestiende eeuw die afstand neemt van de muziekstijlregels uit de renaissance. Tegenhanger van de prima pratica met meer compositievrijheid bij het gebruiken dissonantie en contrapunt.
Dissonanten
Een samenklank die schril (niet harmonieus) klinkt.
Pilasters
Decoratieve, rechthoekige halfzuil die een stukje uit een gevel naar voren komt. Verwijst meestal naar de klassieke bouworden.
Clair obsur
Een groot licht-donkercontrast in een schilderij of tekening waarmee een driedimensionale vorm op een dramatische wijze geaccentueerd wordt. Veel toegepast in de barok.
Baldakijn
Afscherming als ‘hemel’dak boven een troon, altaar en dergelijke.
Relieken
Overblijfselen van een heilige
Grotesken
Benaming voor een overdaad aan opeengestapelde en symmetrische versieringen die in de veertiende eeuw zijn aangetroffen bij opgravingen in Rome van resten van het Paleis van Nero. Het woord is afgeleid van ‘grot’ (onder de grond).
Chanson
In de middeleeuwen de benaming voor de niet- religieuze liederen van de Franse troubadours. Tegenwoordig een meer algemeen benaming voor Franstalige (literaire) liederen.
Moresque
Snelle, beweeglijke dans in twee- of driedelige maat. Oorspronkelijk een zwaarddans. De mannelijke dansers zijn vaak verkleed als ‘Moren’ met kleurrijke kostuums met belletjes eraan. Populaire volksdans van vijftiende tot achttiende eeuw.
Minaret
Slanke toren van een moskee, soms losstaand. Vanaf de minaret roept de moëddzin op tot het gebed.
Metherbands
Korps dat het Turkse leger met muziek (Mehter Marschi) ondersteunt. Ontstaan in het Ottomaanse Rijk. Maakt gebruik van verschillende soorten slagwerk, klarinetten en koperinstrumenten.
Zurna
Dubbelriets hobo die veel in de Turkse muziek wordt gebruikt, vaak in combinatie met slagwerk. Het instrument heeft een scherpe, harde toon en is geschikt als instrument om in de buitenlucht te bespelen.
Figuurdansen
Dansen waarbij de (horizontale) patronen (figuren) die de groep dansers samen vormen een belangrijk onderdeel zijn. Alleen interessant wanneer dans van bovenaf wordt bekeken, zoals tot de zeventiende eeuw aan de hoven in Italië en Frankrijk.
Ouverture
Letterlijk: opening. Instrumentale inleiding van een cantate, oratorium, opera of suite.
En dehors
Het met de klok mee naar buiten draaien van de benen vanuit de heupen