KP stoornissen map Flashcards

1
Q

Middelengerelateerde – en verslavingsstoornissen benoem hiervan de criteria

A
  • Stoornis in alcoholgebruik. Problematisch patroon wat leidt tot beperkingen of lijdensdruk, (2 van 11 klachten) minstens een jaar
  • Alcoholintoxicatie
    Recent gebruik, problematische gedrags- of psychische veranderingen, (1 van 5 klachten)
  • Alcoholonttrekkingssyndroom
  • Staking (of mindering) na fors gebruik
  • 2 of meer van 8; Autonome hyperactiviteit, tremor, insomnia, misselijkheid of braken, passagiere hallucinaties of illusoire vervorming,
    psychomotore agitatie, angst, gegeneraliseerde tonisch-clonische insulten (verkrampen en schokken)
  • Lijdensdruk of beperkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bij middelen en verslavingsstoornissen de 4 clusters van symptomen benoemen:

A

4 clusters van symptomen:
Verlies van controle:
Meer/ langer gebruiken dan de bedoeling was
Aanhoudend wens om minder te gebruiken
Trek
Veel tijd besteden aan herstellen/gebruiken/verkrijgen
Beperking van sociaal gebied:
Door gebruik lukken verplichten van thuis, werk en school niet
Belangrijke bezigheden opgeven voor gebruik
Risicovol gebruik
Herhaaldelijk gebruik in fysiek gevaarlijke situaties
Steeds blijven gebruiken ondanks gezondheidsproblemen
Farmacologische gevolgen:
Steeds meer nodig voor hetzelfde effect
Onthoudingsverschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke behandeling bij middelen en verslavingsstoornis en welke ziektemodel als PTS

A

in samenwerking met GGZ/BIG geregistreerde hulpverlener zou dit evt mogen totdat er bv plek is, ter overbrugging. Tot die tijd iom BIG geregistreerde/GGZ hulpverlener steunend hulp bieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

slaap en waakstoornis uitleggen

A

Slaap- waakstoornis

Slaap-waakstoornissen zijn een groep aandoeningen die de kwaliteit, timing en duur van slaap beïnvloeden, resulterend in verminderde alertheid en functioneren overdag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

soorten slaap en waakstoornissen

A
  1. Insomniastoornis
    * Moeite met in slaap vallen, in slaap blijven, of te vroeg wakker worden en niet meer kunnen slapen.
    * Gevolgen: Vermoeidheid overdag, prikkelbaarheid, concentratieproblemen.
    (geeft lijdensdruk en beperkingen in het dagelijkse leven)
    (Min. 3 nachten per week gedurende 3 maanden
  2. Hypersomnolentiestoornis
    * Excessieve slaperigheid overdag ondanks een normale of lange slaapduur gedurende de nacht.
    * Gevolgen: Slaapaanvallen, verminderde alertheid en functioneren overdag.
    (teveel slaap, verlengde slaap of dutje 3x per week 3 maanden)
  3. Narcolepsie
    * Chronische slaapstoornis gekenmerkt door onbedwingbare slaapaanvallen en kataplexie (plotselinge spierzwakte).
    * Gevolgen: Onvoorspelbare slaapaanvallen, mogelijk verlies van spiercontrole, hallucinaties bij in slaap vallen of ontwaken.
    (3x per week 3 maanden)
  4. Obstructieve Slaapapneu Hypopneu
    * Periodieke verstopping van de bovenste luchtwegen tijdens de slaap, leidend tot verminderde of gestopte ademhaling.
    * Gevolgen: Snurken, herhaaldelijk wakker worden, vermoeidheid overdag.
  5. Centrale Slaapapneu
    * Onderbrekingen van de ademhaling tijdens de slaap veroorzaakt door een gebrek aan ademhalingsinspanningen.
    * Gevolgen: Vermoeidheid, slapeloosheid, verminderd functioneren overdag.
  6. Circadiane Ritme Slaap-Waakstoornissen
    * Verstoring van de interne biologische klok die de slaap-waakcyclus reguleert.
    * Types: Vertraagde slaapfase, vervroegde slaapfase, ploegendienststoornis, jetlag.
    * Gevolgen: Moeite met inslapen of wakker worden op conventionele tijden, vermoeidheid, concentratieproblemen.
  7. Parasomnieën
    * Ongewone gedragingen of ervaringen tijdens de slaap.
    * Types: Nachtmerries, slaapwandelen, REM-slaapgedragsstoornis, slaapverlamming.
    * Gevolgen: Verstoorde slaap, verwarring bij ontwaken, angst.
  8. Restless Legs Syndroom (RLS)
    * Onweerstaanbare drang om de benen te bewegen, meestal gepaard met onaangename gewaarwordingen.
    * Gevolgen: Moeite met in slaap vallen en doorslapen, vermoeidheid overdag.
  9. Periodieke Beenbewegingen tijdens de Slaap (PLMS)
    * Herhaalde bewegingen van de benen tijdens de slaap.
    * Gevolgen: Verstoorde slaap, vermoeidheid overdag.
  10. Nachtmerrie stoornis
  11. Slaapstoornis door een middel/medicatie
    Deze stoornissen kunnen significant invloed hebben op de gezondheid, het welzijn en de dagelijkse activiteiten van een persoon.
    Diagnose en behandeling vereisen vaak een multidisciplinaire benadering, inclusief medische evaluatie, slaapstudies,
    en gedragsmatige interventies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is slaap en waakstoornis een stoornis en hoelang moet je dit hebben. + wanneer mag je dit als PTS behandelen

A

min 3 nachten per week gedurende 3 maanden. Wanneer je dit als lijdend ervaart en je dagelijks functioneren hiermee last van krijgt.
Als PTS mag je dit alleen als steunend helpen, er moet een diagnose bij een GGZ hulpverlener gedaan worden en daarnaast naar een hulpverlener met een BIG registratie worden doorverwezen. Ik kan alleen steunend helpen in overleg met een BIG geregistreerd hulpverlener en als overbrugging totdat ze bij een GGZ terecht kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Disruptieve, impulsbeheerings- en andere gedragsstoornissen=

A

Psychische stoornissen die worden gekenmerkt door problemen met het reguleren van emoties en gedragingen. Deze stoornissen leiden vaak tot conflicten met autoriteiten, overtreding van sociale normen, en kunnen negatieve gevolgen hebben voor de betrokkenen en hun omgeving.
(minimaal 6 maanden op de meeste dagen min 1x per week)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

soorten disruptieve, imulsbeheerings en andere gedragsstoornissen:

A
  1. Oppositionele-opstandige stoornis (ODD)
    * Een patroon van prikkelbaar of boos humeur, ruziezoekend en uitdagend gedrag, of wraakzucht dat minstens zes maanden aanhoudt.
    * Symptomen: Frequent verlies van geduld, ruzie maken met volwassenen, opzettelijk anderen irriteren, weigeren om zich aan regels te houden, schuld afwijzen, en wrok of wraakzucht tonen.
    * Gevolgen: Moeilijkheden thuis en op school, conflicten met leeftijdsgenoten en volwassenen.
  2. Normoverschrijdend-gedragsstoornis (CD)
    * Herhaaldelijk en aanhoudend patroon van gedrag waarin de grondrechten van anderen of belangrijke leeftijdsadequate normen of regels worden geschonden. minstens 6mnd aanwezig.
    * Symptomen: Agressie tegen mensen en dieren, vernietiging van eigendom, bedrog of diefstal, ernstige schendingen van regels.
    * Gevolgen: Problemen met justitie, moeilijkheden in relaties, en academische of werkgerelateerde problemen.
  3. Periodiek explosieve stoornis (IED)
    * Terugkerende uitbarstingen van impulsieve agressiviteit die buiten proportie zijn ten opzichte van de situatie.
    * Symptomen: Woede-uitbarstingen, fysiek of verbaal geweld, schade aan eigendommen of lichamelijk letsel toebrengen.
    * Gevolgen: Problemen in interpersoonlijke relaties, juridische problemen, werk- of schoolgerelateerde problemen.
  4. Antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASPD)
    * Een doordringend patroon van onverschillig en schending van de rechten van anderen, beginnend in de kindertijd of vroege adolescentie en voortzettend in de volwassenheid.
    * Symptomen: Oneerlijkheid, impulsiviteit, prikkelbaarheid en agressiviteit, roekeloosheid, onverantwoordelijkheid, gebrek aan berouw na het kwetsen of bestelen van anderen.
    * Gevolgen: Chronische problemen met de wet, instabiliteit in werk en relaties, risico op misbruik van middelen.
  5. Pyromanie
    * Herhaalde opzettelijke brandstichting, gepaard met fascinatie voor vuur en opluchting of voldoening na het aansteken van een brand.
    * Symptomen: Ongegronde brandstichting, spanning of opwinding voor het aansteken van een brand, sterke interesse in brand en de gevolgen ervan.
    * Gevolgen: Juridische problemen, gevaar voor zichzelf en anderen, schade aan eigendom.
  6. Kleptomanie
    * Herhaaldelijk onvermogen om de impuls te weerstaan om objecten te stelen die niet nodig zijn voor persoonlijk gebruik of hun monetaire waarde.
    * Symptomen: Sterke drang om te stelen, opluchting of voldoening tijdens het stelen, gevoelens van schuld of schaamte na de diefstal.
    * Gevolgen: Juridische problemen, stress en conflicten in interpersoonlijke relaties, moeite om dagelijkse verantwoordelijkheden te vervullen.
    Deze stoornissen vereisen vaak een uitgebreide evaluatie en behandeling, inclusief psychotherapie, gedragsinterventies, en soms medicatie. Effectieve behandeling kan de kwaliteit van leven van de betrokkenen verbeteren en de impact op hun omgeving verminderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Disruptieve, impulsbeheerings- en andere gedragsstoornissen hoelang moet je dit hebben om het een stoornis te noemen

A

min 6 maanden op de meeste dagen min1x per week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Disruptieve, impulsbeheerings- en andere gedragsstoornissen, welke behandeling als PTS mag je hierbij geven, mag je het wel of niet behandelen?

A

Gedragstherapie, systeemtherapie, medicatie alleen steunend en in samenwerking met een BIG registreerde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • Genderdysforie =
A

Hebben een sterk gevoel van onvrede met het geslacht waarmee ze geboren en opgegroeid zijn. Het gender past niet bij hoe ze zich voelen en willen uiten. Als ze hier erg last van hebben kan dit tot angst of depressie leiden. Gedurende 6 maanden lijdensdruk dan noem je het een stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Disruptieve, impulsbeheerings- en andere gedragsstoornissen

A

kenmerken zich door gebrekkige zelfbeheersing: ernstige problemen in de regulatie van emoties en/of gedrag die vaak leiden tot conflicten met de directe omgeving

Psychische stoornissen die worden gekenmerkt door problemen met het reguleren van emoties en gedragingen. Deze stoornissen leiden vaak tot conflicten met autoriteiten, overtreding van sociale normen, en kunnen negatieve gevolgen hebben voor de betrokkenen en hun omgeving.
(minimaal 6 maanden op de meeste dagen min 1x per week)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Seksuele disfuncties=

A

Stoornissen die het vermogen om seksueel actief te zijn of seksueel plezier te ervaren, belemmeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

seksuele disfuncties= en wanneer noem je dat een stoornis.

A
  • Seksuele disfuncties
    Hieronder valt:
  • Vertraagde ejaculatie, erectiestoornis, orgasmestoornis bij de vrouw, sexuele-interesse-/opwindingsstoornis bij de vrouw, penetratiestoornis, hypoactief-sexsueelverlangenstoornis bij de man, voortijdige ejaculatie, sexuele disfunctie door een middel/medicatie. 6 maanden en lijdensdruk met tenminste 1 symptoom?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Voedings- en eetstoornissen
A

Biologische, psychische en omgevingsfactoren zijn de factoren om dit te ontwikkelen. Je kan er aanleg voor hebben maar een ingrijpende gebeurtenis kan hier ook voor zorgen.

Risicofactoren zijn: angst om dik te worden. Negatieve lichaamsbeweging en zorgen over gewicht.

BMI lager dan 15 is ernstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Anorexia nervosa=

A
  • Anorexia nervosa (hier nadruk op vasten)
    Niet of te weinig eten om psychische redenen
    A. Beperken van energie-inname
    B. Intense vrees aan te komen
    C. Stoornis in het ervaren van lichaamsgewicht, -vorm, ernst van de situatie
    (licht BMI > 17, matig 16-17, ernstig 15-16, zeer ernstig < 15)
    BMI = kg/m2
    Gewicht in kg gedeeld door lengte in meters in het kwadraat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Boulimia nervosa =

A
  • Boulimia nervosa Minimaal 3 maanden, 1 maal per week (hier nadruk op compenseren)
    Recidiverende eetbui-episoden.
    1. Eetbui (in 2 uur)
    2. Gevoel van geen controle
    Recidiverend inadequaat compensatoir gedrag om gewichtstoename tegen te gaan
    (braken, laxeren, vasten, sporten)
    Lichaamsgewicht, -vorm, heeft te veel invloed op oordeel over zichzelf.
    (licht 1-3 maal per week, matig 4-7, ernstig 8-13, zeer ernstig < 14)
    Gevaren: uitdroging, verstoorde elektrolyten huishouding – o.a. hartstilstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Behandeling bij eetstoornis=

A

Behandeling: CGT, IPT. Lastig te behandelen
Comorbiditeit met somatische ziekten, depressie, angst, OCD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Somatische-symptoomstoornis en verwante stoornissen (SSS)=

A

Worden gekenmerkt door lichamelijke klachten die voor veel lijdensdruk zorgen. Dagelijks leven wordt beheerst door gedachten, gevoelens en gedragingen over of door deze lichamelijke klachten.

Het ontstaat als gevolgen van lichamelijke klachten ervoor zorgen dat ze niet of minder goed herstelt, er ontstaat een vicieuze cirkel. Lichamelijke klachten houden dit in stand.
Lichamelijke klachten zoals buik, hoofdpijn, spierpijn etc

Iemand heeft dan lichamelijke en psychische klachten. Bijvoorbeeld veel pijn en is daarbij angstig en somber.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoelang moet een somatische symptoomstoornis aanwezig zijn om het een stoornis te noemen:

A

minstens 6 maanden aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

somatische symptoomstoornis info, iets over zeggen:

A
  • Somatische-symptoomstoornis en verwante stoornissen, Minstens 6 maanden aanwezig zijn.
    Lichamelijke klachten staan op de voorgrond, Duidelijke lijdensdruk, Beperkingen in het functioneren, Nb: ongeveer 80% van de algemene bevolking heeft minimaal een of meer, lichamelijke klachten per week. verdwijnt vaak spontaan.
  • DSM-IV: ongedifferentieerde somatoforme stoornis
  • Lichamelijke klachten die de betrokkene beperken
    • Extreme gedachten, gevoelens of gedragingen die samenhangen met
  • lichamelijke klachten of met zorgen hierover. Extreme ongerustheid, tijd en
  • energie hieraan besteden.
  • Het hebben van klachten is continu, hoewel de specifieke klachten kunnen wisselen.
    Conversiestoornis
    Veranderingen die optreden in de willekeurige motorische of sensorische functies die niet het gevolg zijn van een neurologische of andere somatische aandoening.
    Nagebootste stoornis
    Voorwenden van somatische of psychische klachten of verschijnselen, of het doelbewust opwekken van verwonding of ziekte bij zichzelf of een ander waarbij de misleiding aantoonbaar is (vroeger Munchhausensyndroom). Of er wel of geen externe beloning tegenover staat.
    Nagebootste stoornis opgedrongen aan iemand anders (vroeger Munchhausensyndroom by proxy).
    Ziekteangststoornis Minstens 6 maanden aanwezig.
    DSM-IV: Hypochondrie
  • Preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte
  • Er zijn geen of slechts milde lichamelijke klachten. Preoccupatie bij klachten is buitenproportioneel.
  • Veel angst en zorg over eigen gezondheid
  • Extreem gericht zijn op de controle van de gezondheid of op het vermijden van ziekenhuizen e.d.
    Klachtenanamnese Eigenlijk altijd:
    -Somatische dimensie
    -Cognitieve dimensie
    -Emotionele dimensie
    -Gedragsdimensie
    -Sociale dimensie
    Behandeling somatisch-symptoomstoornis,ziekteangststoornis, psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden
    Doel: betere manier met de lichamelijke klachten leren omgaan. Hierdoor is het makkelijker om een cliënt met een lichamelijke klacht voor een psychologische behandeling te motiveren.
  • Cognitieve gedragstherapie
  • Ontspanningsoefeningen, aandacht training, exposure en responspreventie,
  • exposure and graded activity, systeeminterventies rond de klacht.
  • Farmacotherapie; antidepressiva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

behandeling somatische symptoomstoornis=

A

Behandeling somatisch-symptoomstoornis,ziekteangststoornis, psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden
Doel: betere manier met de lichamelijke klachten leren omgaan. Hierdoor is het makkelijker om een cliënt met een lichamelijke klacht voor een psychologische behandeling te motiveren.
* Cognitieve gedragstherapie
* Ontspanningsoefeningen, aandacht training, exposure en responspreventie,
* exposure and graded activity, systeeminterventies rond de klacht.
* Farmacotherapie; antidepressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

dissociatie stoornissen =

A

Dissociatieve stoornissen

Iemand heeft problemen met het geheugen, identiteit of bewustzijn. Iemand vergeet belangrijke dingen, heeft verschillende persoonlijkheden, of zich losgekoppeld voelt van zichzelf of de werkelijkheid. Vaak komt dit door trauma, zoals mishandeling in kindertijd.

Behandeling: therapie en soms medicijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

dissociatie stoornissen info iets over zeggen..

A

Dissociatieve stoornissen
* Dissociatieve identiteit stoornis Fragmentatie van de identiteit in twee of meer persoonlijkheidstoestanden. (bezetenheid) 70% krijgt borderline diagnose.
* Komt voor bij iets meer vrouwen dan bij mannen. Prevalentie: 1,5%
* Dissociatieve amnesie → Niet herinneren van belangrijke autobiografische gebeurtenissen
Declaratieve geheugen (in tegenstelling tot procedureel)
Specificeer
* Depersonalisatie/ derealisatiestoornis → Buiten de eigen gevoelswereld of lichaam staan. (zelfvervreemding)
Derealisatie: je bent ergens en je voelt ineens dat de kamer veel groter is of dat de vloer gaat golven. Je wordt bang, schrikt, controle verlies. Je als persoon heel anders voelt bijv je handen, je kijkt anders naar jezelf.
Verschil psychose en dissociatie?
Bij een psychose kom je niet snel meer in het hier en nu. Bij een dissociatie wel.
Psychose = als je minstens 1 hele dag helemaal van het padje bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

behandeling bij dissociatieve stoornis=

A

therapie en soms medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen
OCD (dwangstoornis)
=

A
  • Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen
    OCD (dwangstoornis)

Psychische aandoening waarbij iemand last heeft van terugkerende, ongewenste gedachten (obsessies) en/of gedragingen (compulsies) die hij moeilijk kan stoppen. Deze gedragingen worden vaak herhaald om angst of stress door obsessies te verminderen, alleen ze bieden tijdelijk vermindering.
Bv iemand denkt obsessief dat handen vuil zijn en steeds opnieuw gaat hij zijn handen wassen (compulsie)

Behandeling: CGT en soms medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

behandeling bij OCD=

A

CGT en soms medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

OCD iets over vertellen info..

A
  • Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen
  • Obsessief-compulsieve stoornis (OCS of dwangstoornis)
  • Verzamelstoornis (hoarding disorder)
  • Morfodysfore stoornis (verstoorde beleving van het uiterlijk)
  • Trichotillomanie (haaruittrekstoornis)
  • Excoriatiestoornis (huidpulkstoornis)
  • OCS door middel of medicatie of een somatische aandoening
    Kenmerkend is aan een obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen is:
  • Tijdrovend, minstens een uur of ernstige lijdensdruk en beperken betrokkene in zijn of haar functioneren
  • Bij dwangstoornis heeft 80% last van zowel obsessies als van dwanghandelingen
  • Dwanggedachten: angst voor vuil en besmetting, geweld, iemand iets aan willen doen, twijfel
  • Dwanghandelingen: repetitieve handelen als schoonmaken, wassen,controleren, tellen en aanraken, bidden. Anders: grote spanning!
  • Met en zonder angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Neurocognitieve stoornissen (NCS)=

A

Stoornis die het denken en geheugen moeilijk maakt. Dit kan komen door ouderdom, ziektes zoals Alzheimer of hersenletsel. Mensen kunnen problemen hebben met onthouden, concentreren en praten.

30
Q

Neurocognitieve stoornissen (NCS)
info kennis

A

Neurocognitieve stoornissen (NCS)

Een groep aandoeningen die primair de cognitieve functies zoals geheugen, aandacht, taal, en probleemoplossend vermogen aantasten. Deze stoornissen kunnen het gevolg zijn van diverse onderliggende pathologieën, zoals hersenziekten, hersenletsel of andere aandoeningen die de hersenen beïnvloeden. Hier is een korte beschrijving van de belangrijkste neurocognitieve stoornissen:
1. Delirium
* Beschrijving: Een acute, vaak kortdurende, verwardheidstoestand die wordt gekenmerkt door een verstoord bewustzijn en veranderingen in cognitieve functies.
* Symptomen: Plotselinge verwardheid, desoriëntatie, fluctuaties in aandacht en bewustzijn, hallucinaties, en wisselende niveaus van alertheid.
* Oorzaken: Infecties, medicatie, intoxicatie, ontwenning, metabole stoornissen, en ernstige lichamelijke ziekten.
* Gevolgen: Tijdelijke maar aanzienlijke verstoring van het dagelijks functioneren; indien onbehandeld kan het leiden tot langdurige cognitieve problemen.
2. Mild Neurocognitive Disorder (Mild NCD)
* Beschrijving: Een lichte, maar meetbare afname in cognitieve prestaties, die de onafhankelijkheid van een persoon niet aanzienlijk belemmert.
* Symptomen: Subtiele geheugenproblemen, problemen met complexe aandacht, verminderde executieve functies, lichte taal- of perceptuele-motorische problemen.
* Oorzaken: Beginnende stadia van neurodegeneratieve ziekten zoals de ziekte van Alzheimer, cerebrovasculaire aandoeningen, traumatisch hersenletsel.
* Gevolgen: Vroege signalen van cognitieve achteruitgang; vaak een voorloper van ernstigere neurocognitieve stoornissen.
3. Major Neurocognitive Disorder (Major NCD) / Dementia
* Beschrijving: Een significante afname in cognitieve prestaties die interfereert met de onafhankelijkheid in het dagelijks leven.
* Symptomen: Ernstige geheugenverlies, duidelijke problemen met taal, verminderde probleemoplossende vaardigheden, disoriëntatie in tijd en ruimte, gedragsveranderingen.
* Oorzaken: Ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, Lewy body dementie, frontotemporale degeneratie, en andere neurodegeneratieve of vasculaire oorzaken.
* Gevolgen: Verlies van zelfstandigheid, noodzaak van dagelijkse hulp, verhoogde zorgbehoefte.
Specifieke Oorzaken van Major NCD
1. Ziekte van Alzheimer
o Beschrijving: De meest voorkomende oorzaak van dementie, gekenmerkt door progressief geheugenverlies, taalproblemen, en verlies van executieve functies.
o Kenmerken: Geleidelijke achteruitgang, aanwezigheid van amyloïde plaques en neurofibrillaire tangles in de hersenen.
2. Vasculaire Dementie
o Beschrijving: Cognitieve stoornissen veroorzaakt door cerebrovasculaire ziekten, zoals beroertes of chronische ischemie.
o Kenmerken: Plotselinge of stapsgewijze achteruitgang, afhankelijk van de aard en locatie van de vasculaire schade.
3. Lewy Body Dementie
o Beschrijving: Dementie geassocieerd met abnormale eiwitafzettingen (Lewy bodies) in de hersenen.
o Kenmerken: Fluctuerende cognitieve functies, visuele hallucinaties, parkinsonisme (motorische symptomen vergelijkbaar met de ziekte van Parkinson).
4. Frontotemporale Dementie
o Beschrijving: Een groep aandoeningen die worden gekenmerkt door progressieve schade aan de frontale en temporale lobben van de hersenen.
o Kenmerken: Veranderingen in persoonlijkheid, gedrag, taalvaardigheden, en motorische functies, vaak bij jongere personen (voor de leeftijd van 65).

31
Q

Behandeling bij neurocognitieve stoornissen NCS =

A

Behandeling en Management
* Medische Behandeling: Afhankelijk van de specifieke oorzaak kan medicatie worden gebruikt om symptomen te beheersen of de progressie te vertragen (bijv. cholinesteraseremmers voor de ziekte van Alzheimer).
* Therapieën: Cognitieve revalidatie, gedragstherapieën, en ondersteunende psychotherapieën om de kwaliteit van leven te verbeteren.
* Ondersteunende Zorg: Zorgplanning, aanpassing van de leefomgeving, en ondersteuning voor zorgverleners en familieleden.
Neurocognitieve stoornissen hebben een aanzienlijke impact op het leven van patiënten en hun families, en vereisen een multidisciplinaire aanpak voor diagnose, behandeling en zorg.

32
Q

Aanpassingsstoornissen=

A

Aanpassingsstoornissen

Psychisch aandoening waarbij sprake is van aanhoudend stress na een ingrijpende verandering in iemands leven.
Symptomen zijn een reactie van je lichaam en geest die je binnen drie maanden op een stressfactor hebt gekregen.

= wanneer iemand moeite heeft om zich aan te passen
Aan een grote verandering of moeilijke gebeurtenis, zoals scheiding of verlies. Het kan leiden tot verdriet, angst of problemen in dagelijks leven.

33
Q

aanpassingsstoornissen info en kennis

A
  • Aanpassingsstoornissen
    Aanpassingsstoornissen zijn emotionele of gedragsmatige reacties op een identificeerbare stressor, die binnen drie maanden na het begin van de stressor optreden. De reactie is buitenproportioneel ten opzichte van wat verwacht mag worden gezien de aard van de stressor en resulteert in significante beperkingen in sociaal, beroepsmatig, of ander belangrijk functioneren.
34
Q

behandeling van aanpassingsstoornissen=

A

Behandeling van aanpassingsstoornissen is gericht op het verminderen van symptomen en het verbeteren van de aanpassingsvaardigheden van de persoon. Dit omvat vaak:
* Psychotherapie: Zoals cognitieve gedragstherapie (CGT), die helpt bij het ontwikkelen van copingstrategieën en het verbeteren van emotioneel functioneren.
* Ondersteunende interventies: Stressmanagementtechnieken, gezins- of systeemtherapie, en soms psycho-educatie.
Medicatie: Kortdurende medicamenteuze behandelingen kunnen worden overwogen voor specifieke symptomen, zoals angst of depressie.

35
Q

Trauma- en stressgerelateerde stoornissen=

A

Trauma- en stressgerelateerde stoornissen

(blootstelling aan dood, zwaar letsel, trauma gebeurtenissen ervaren)
Direct zelf schokkende gebeurtenis ondergaan

type 1 trauma : eenmalig grote gebeurtenis
type 2 trauma: treedt herhaaldelijk op en meer moeite met herstel.

Je probeert uit de buurt te blijven van dingen, plekken of mensen die je aan de gebeurtenis herinneren. Je voelt je gespannen als je aan het trauma denkt, je kan somber worden.

36
Q

Trauma- en stressgerelateerde stoornissen info en kennis

A

Trauma- en stressgerelateerde stoornissen
Traumatische gebeurtenis is het ervaren van, getuige zijn van of geconfronteerd worden met een of meer gebeurtenissen waarbij sprake is van feitelijk of dreigend overlijden, ernstig letsel of seksueel geweld. (DSM-IV + intense angst, niet in DSM-5).

Reacties op traumatische gebeurtenissen lopen uiteen van normale aanpassing tot pathologisch gedrag. PTSS kan worden beschouwd als het uiteinde van eenspectrum aan verschillende vormen van verwerking.
Mensen die lijden aan PTSS beleven de traumatische gebeurtenis(sen) telkens opnieuw. Terugdenken aan…, akelige dromen, herbeleving, lichamelijke reacties, psychisch lijden bij situaties die sterk lijken op de traumatische gebeurtenis (bv. Bij vuurwerk-denken aan schoten).

PTSS > maand
Intrusieve symptomen:
- Terugkerende, onvrijwillige, intrusieve pijnlijke herinneringen
- Terugkerende onaangename dromen met link naar trauma
- Dissociatieve reacties (flashbacks, herbeleving)
- Lijdensdruk
- Fysiologische reacties
- Vermijding
- Negatieve veranderingen in cognities en stemming
- Verandering in arousal en reactiviteit:
- Prikkelbaarheid, roekeloos, overmatige waakzaamheid, overdreven schrik,
- concentratieproblemen, verstoring van de slaap

Comorbide stoornissen
Meest voorkomende comorbide stoornis bij mannen met PTSS is alcoholmisbruik of – afhankelijkheid, depressie, gedragsstoornissen en andere vormen van verslaving.

Acute stressstoornis
Treedt op binnen een maand na blootstelling aan een traumatische gebeurtenis, PTSS: langer dan een maand
- Dissociatieve symptomen, verstoring van de gebruikelijke integratie van psychische functies bv. derealisatie, depersonalisatie. Dit zijn normale reacties op een traumatische gebeurtenis,
abnormaal: symptomen gepaard gaan met grote lijdensdruk, verslechtering in functioneren.
75% van de mensen met acute stressstoornis ontwikkelt PTSS.

Aanpassingsstoornissen
- Sterke emotionele of gedragsmatige reacties op een of meerdere stressoren, bv. Verlaten van ouderlijk huis, financiele problemen, een kind krijgen,
- echtscheiding.
- Reacties zijn heviger dan men op grond van stressbron zou verwachten en beperken sociaal functioneren of functioneren in werk, studie aanzienlijk.

37
Q

Behandeling van Trauma- en stressgerelateerde stoornissen

A

Behandeling van Trauma- en stressgerelateerde stoornissen
- Psycho educatie
- CGT, cognitieve herstructurering van de betekenis van de traumatische gebeurtenis
- EMDR (eye movement desentization and reprocessing)
- Psychofarmaca is mogelijk
- Exposure (in vivo, imaginaire)

38
Q

angststoornissen =

A

Angststoornissen

Veroorzaakt heftige angst zonder dat er echt gevaar is en beïnvloedt zo je dagelijks leven.

Angststoornissen hebben met elkaar gemeen dat er sprake is van overmatige angst en vrees en bijbehorende gedragsstoornissen. Vrees is de emotionele respons op een werkelijke of waargenomen naderende dreiging, angst is anticiperen op een dreiging in de toekomst.

39
Q

behandeling bij angsstoornis=

A

Behandeling Angst →
* Meest gebruikte therapie is de cognitieve gedragstherapie. Deze therapie grijpt aan de ene kant aan op cognities en aan de andere kant aan op gedrag.
* Cognities: Niet een bepaalde gebeurtenis leidt tot een bepaald gevoel, maar wat je over die situatie denkt! (Albert Ellis RBET). Uitdagen van negatieve evaluatieve gedachten. Doel is niet om gevoelens om zeep te helpen maar om ze binnen de perken te houden van wat reëel is en wat je wilt!
* Exposure in vivo: Stapje voor stapje de confrontatie met angst aangaan en vermijdingsgedrag doorbreken, door middel van een angsthiërarchie. Cliënt moet merken dat - eerst angstige situatie - ook leuk en spannend kan zijn, zonder dat het teveel angst oproept.
* Exposure in vitro:Via verbeelding het bovenstaande oefenen.
* Daarnaast: medicatie (met name antidepressiva)

Belangrijke interventies van de PST:
* Tot rust brengen (ontspanningsoefeningen)
* Counseling
* Cognitieve herstructurering
* Bevorderen coping
concrete handvaten:
- In kleine stapjes proberen iemand (gevoel van) controle terug te geven
- Forceer de cliënt niet, maar ga ook niet teveel mee in vermijdingsgedrag.
- Positief bekrachtigen
- Gezamenlijk doelen stellen
- Ontspannings- en kalmeringstechnieken

40
Q

angststoornis info en kennis

A
  • Angststoornissen
    Bij veel psychische stoornissen komt angst kijken.
    Klinisch relevant: De persoon heeft er subjectief last van en ervaart er in het dagelijks leven ernstige beperkingen door.
    Gemeenschappelijke kenmerken:
  • Subjectief ervaren angst
  • Fysiologische reactie= datgene wat je ziet bij angst
  • Vermijdingsgedrag
  • Irrationele gedachtens
  • Algemeen: angst voor verlies van controle. (bang voor de angst zelf)
  • Separatieangststoornis → Overmatige angst gescheiden te worden van huis en/of degenen aan wie men gehecht is. Wanneer zo’n scheiding daadwerkelijk plaatsvindt, volgt een heftige angstreactie.
    Selectief mutisme →Gedurende minstens een maand consequent niet kunnen spreken in sociale situaties waarin dat wel vereist is. En dat terwijl de persoon wel in staat is te spreken in andere situaties. Klachten ontstaan vaak voor het 5e levensjaar. Komt vaak tot uiting als kind naar basisschool gaat. Vaak gepaard met sociale angstklachten.
    Specifieke fobie →Duidelijke en aanhoudende (>6 maanden) buitenproportionele angst voor een bepaald object of een specifieke situatie.DSM-5, vijf subcategorieën: dieren (spinnen, muizen, slangen …), natuurverschijnselen (onweer, hoogten, water), bloed-injectieverwonding,
    situationeel (tunnels, liften, vliegen) en
    overig (angst tot stikken of overgeven).
    Sociale angststoornis → hardnekkige angst voor, of het vermijden van sociale contacten of situaties waarin de kans bestaat beoordeeld te worden.
    Men vreest een negatief oordeel van anderen over het eigen gedrag of de angstverschijnselen.
    De angst staat niet in verhouding tot het werkelijke gevaar van de sociale situatie. > 6 maanden.
    Performance only: angst voor toespraak, sollicitatie.
    fear of negative evaluation, registratieformulier voor bloosangst, formulier voor gedragsexperimenten, CGT
    Paniekstoornis → minimaal een maand plotselinge golf van intense angst binnen enkele minuten en die gepaar gaan met vier of meer sympotomen.
    Ongeveer 10% van de Nederlanders heeft wel eens een paniekaanval gehad
    Paniekaanval bereikt hoogtepunt in enkele minuten, allerlei lichamelijke symptomen als trillen, beven, gevoel van ademnood of verstikking, pijn of druk op borst, misselijkheid, buikklachten, duizeligheid, tintelingen, onwerkelijkheid, angst controle verliezen, gek te worden, dood te gaan.
    Na paniekaanval ontstaat vaak anticipatieangst. Anticipatieangst kan leiden tot vermijdingsgedrag, bijv. beperkte lichamelijke inspanning
    Iemand die twee of meer paniekaanvallen heeft gehad en die daarna constant bang blijft dat er nog een paniekaanval volgt, of zich de hele tijd zorgen maakt over de gevolgen van de paniekaanval, heeft een paniekstoornis.
    Patiënten interpreteren de lichamelijke symptomen van een paniekaanval vaak als tekenen van ernstige ziekte.
    Bij ongeveer 2% van de bevolking treedt een paniekstoornis op
    Agorafobie →In DSM-5 staat het nu op zichzelf!
    Gevoelens van angst in situaties waaruit men moeilijk weg kan of waarin geen hulp beschikbaar is als men last krijgt van paniek achtige symptomen of andere verschijnselen die als schaamtevol beleefd worden.
    Intense angst voor minimaal 2 van de volgende situaties: reizen met OV; in een open ruimte zijn; afgesloten ruimte; in rij of menigte staan; alleen buiten zijn
    Betreffende situaties worden vermeden of alleen ondergaan met iemand anders erbij. angst > 6 maanden.
    angststoornis (GAS) →
    Angststoornis door een middel/medicatie → Vrijwel alle angststoornissen kunnen uitgelokt worden door een somatische aandoening
    Het gebruik, maar ook de onttrekking van een middel (drug/psychofarmaca) kan angsten veroorzaken. Er kan ook sprake zijn van dwanghandelingen en dwanggedachten

In ongeveer de helft van de gevallen verdwijnt de angststoornis in de loop der jaren. Voor de andere helft geldt dat er sprake is van een langdurig beloop met afwisselende perioden van heftige-, milde- en afwezigheid van klachten.
Angststoornis door een somatische aandoening →
Andere gespecificeerde angststoornis
Ongespecificeerde angststoornis
Gegeneraliseerde angststoornis →
* Buitensporige angst en bezorgdheid over meerdere gebeurtenissen of activiteiten.
* Zorgen en piekergedachten moeilijk in de hand houden. > 6 maanden
* 3 van 6 symptomen aanwezig; rusteloos, vermoeidheid, concentratieproblemen, prikkelbaarheid, spierspanning en slaapproblemen.

Beloop → In ongeveer de helft van de gevallen verdwijnt de angststoornis in de loop der jaren. Voor de andere helft geldt dat er sprake is van een langdurig beloop met afwisselende perioden van heftige-, milde- en afwezigheid van klachten.

Behandeling Angst →
* Meest gebruikte therapie is de cognitieve gedragstherapie. Deze therapie grijpt aan de ene kant aan op cognities en aan de andere kant aan op gedrag.
* Cognities: Niet een bepaalde gebeurtenis leidt tot een bepaald gevoel, maar wat je over die situatie denkt! (Albert Ellis RBET). Uitdagen van negatieve evaluatieve gedachten. Doel is niet om gevoelens om zeep te helpen maar om ze binnen de perken te houden van wat reëel is en wat je wilt!
* Exposure in vivo: Stapje voor stapje de confrontatie met angst aangaan en vermijdingsgedrag doorbreken, door middel van een angsthiërarchie. Cliënt moet merken dat - eerst angstige situatie - ook leuk en spannend kan zijn, zonder dat het teveel angst oproept.
* Exposure in vitro:Via verbeelding het bovenstaande oefenen.
* Daarnaast: medicatie (met name antidepressiva)

Belangrijke interventies van de PST:
* Tot rust brengen (ontspanningsoefeningen)
* Counseling
* Cognitieve herstructurering
* Bevorderen coping
concrete handvaten:
- In kleine stapjes proberen iemand (gevoel van) controle terug te geven
- Forceer de cliënt niet, maar ga ook niet teveel mee in vermijdingsgedrag.
- Positief bekrachtigen
- Gezamenlijk doelen stellen
- Ontspannings- en kalmeringstechnieken

41
Q

Depressieve-stemmingstoornissen =

A

Depressieve-stemmingstoornissen

Wanneer iemand langdurig erg verdrietig of somber is. Wat kan leiden tot verlies van interesse in activiteiten, slaapproblemen, vermoeidheid en schuldgevoelens.

42
Q

behandeling depressieve stemmingsstoornissen =

A

Behandeling depressieve stemmingstoornissen:
* Internettherapie
* Gedragstherapie
* Cognitieve (gedrags)therapie
* Interpersoonlijke psychotherapie
* Third wave (ACT, mindfulness etc.)
* Systeemtherapie
* Biologisch = zie les farmacologie
* Aandachtspunten voor de psychosociale therapeut

43
Q

depressieve stemmingsstoornissen info en kennis

A

Depressieve-stemmingstoornissen
deze categorieën worden onderscheiden:
Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis
Nieuw: voorkomt bipolair diagnose bij kinderen zonder manie
- Woede-uitbarstingen > 3x per week.
- Prikkelbare of boze stemming > 12 maanden
- Symptomen in 2 verschillende omgevingen
- Aanvang tussen 6 en 18 jarige leeftijd
- Voldoet niet aan criteria manische episode

Depressieve stoornis Tenminste vijf van de onderstaande symptomen
- Sombere stemming, gedurende het grootste deel van de dag.
- Duidelijk verminderd(e) interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten, gedurende het grootste deel van de dag.
- Gewichtsverlies zonder dat dieet wordt gehouden, of gewichtstoename
- Insomnia of hypersomnia
- Rusteloosheid of geremd worden.
- Vermoeidheid of verlies van energie.
- Gevoelens van waardeloosheid of schuldgevoelens.
- Verminderde concentratie of besluiteloosheid.
- Terugkerende gedachten aan de dood, suïcide (of met plan).

Persisterende depressieve stoornis
sombere stemming gedurende minstens twee jaar, meer dagen wel dan niet.
Tijdens de depressiviteit: minstens twee van:
- Slechte eetlust of juist te veel eten.
- Insomnia of hypersomnia.
- Weinig energie of vermoeidheid.
- Gering gevoel van eigenwaarde.
- Slechte concentratie of moeite met beslissingen nemen.
- Gevoelens van hulpeloosheid.
- Nooit langer dan twee maanden achtereen afwezig
Depressieve stoornissen in de tijd

Premenstruele stemmingsstoornis - Minimaal 2 cycli aanwezig - Minimaal 5 symptomen:
Laatste week voor aanvang menstruatie
Labiliteit, prikkelbaarheid, somberheid, angst, verminderde interesse, concentratie, futloosheid, verandering in eetlust of slaap, overspoeld worden door emoties.
Depressieve stoornis door een middel/medicatie
- Invloed op de werking van de hersenen
- Te veel gebruik, plotseling stoppen
- Parkinson, verstoring in hormonen, infecties (Pfeiffer), imuunststeemziekten, kanker, vitamine tekort (B12)
Depressieve stoornis door een somatische aandoening
- De depressieve symptomen zijn het directe gevolg van de fysiologische effecten van een somatische (lichamelijke) aandoening.
- Er moet een duidelijk en direct verband zijn tussen de medische aandoening en het begin van de depressieve symptomen.
- Andere mogelijke oorzaken van depressie, zoals psychologische of sociale stressoren, moeten worden uitgesloten.
Behandeling depressieve stemmingstoornissen:
* Internettherapie
* Gedragstherapie
* Cognitieve (gedrags)therapie
* Interpersoonlijke psychotherapie
* Third wave (ACT, mindfulness etc.)
* Systeemtherapie
* Biologisch = zie les farmacologie
* Aandachtspunten voor de psychosociale therapeut

44
Q

Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen met name ASS
= en wanneer is het een stoornis/ duur

A
  • Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen met name ASS

Zijn aandoeningen die de groei, werking van de hersenen en het zenuwstelsel beïnvloeden. Beginnen vaak in de kindertijd en hebben invloed op de communicatie, gedrag leren en sociale interactie. Vb zijn autisme en adhd, dyslexie.

Min. 6 maanden 6 of meer symptomen

45
Q
  • Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen met name ASS
    info en kennis groepen
A
  • Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen met name ASS
  • Verstandelijke beperking
    -Communicatiestoornis
    -Autismespectrumstoornis
    -Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis
  • Specifieke leerstoornis
  • Motorische stoornis
  • Ticstoornissen
  • Andere neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
46
Q

ASS betekenis en symptomen=

A

ASS symptomen moeten aanwezig zijn in de vroege ontwikkelingsperiode

AUTISME= een ontwikkelingsstoornis die invloed heeft op hoe mensen communiceren en omgaan met anderen. Het veroorzaakt moeilijkheden in sociale vaardigheden, zoals problemen met emoties begrijpen en oogcontact maken.

47
Q

ASS info en kennis

A

Autismespectrumstoornis (ASS)
Ernstige ontwikkelingsstoornis van de sociale wederkerigheid en de verbale en non-verbale communicatie die gepaard gaat met een star en beperkt repertoire van gedrag en interesses.
- Neurobiologisch: Een genetische aanleg (pre)dispositie
- Cognitief: Verstoorde informatieverwerking
* Beperkingen in de ‘theory of mind’ (TOM), Beperkingen in de centrale coherentie, Beperkingen in de uitvoerende functies
- Sensorische overgevoeligheid
DSM-5 ASS
A .Beperkingen in de sociale communicatie en interactie
1. Tekortkomingen in de sociaal-emotionele wederkerigheid (bijvoorbeeld abnormaal contact maken of interactie)
2. Tekortkomingen in het non-verbaal communicatieve gedrag (bijvoorbeeld lichaamstaal, oogcontact)
3. Tekortkomingen in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties (moeite met aanpassen, fantasiespel etc.)
B. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten
- Aanwezig vanaf de jeugd
- Mate van ernst op A en B: :
3: Vereist zeer substantiële ondersteuning
2: Vereist substantiële ondersteuning
1: Vereist ondersteuning
Hoe erfelijk? → 35-60%, veel genen lijken betrokken, bij vrouwen minder erfelijk 13-16%, veel omgevingsfactoren (40-65%), ingewikkeld samenspel genen en omgeving.
Prevalentie 1%, M:V 4:1
Onderzoek: psychiater bij betrekken.
Behandeling: psycho-educatie, gedrags-, systeemtherapie
Oude onderverdeling
Kern autisme, PDD-NOS (DSM-IV), Syndroom van Asperger, MCDD, NLD, Stoornis van Rett (erfelijk, vrijwel alleen meisjes), Desintegratie stoornis op de kinderleeftijd
Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornissen
- Meer aandacht voor volwassenen
- Gecombineerd beeld
- Overwegend onoplettend beeld (ADD)
- Overwegend hyperactief-impulsief beeld (ADHD)
DSM-5 Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornissen, 6 symptomen (volw. 5), minimaal 6 maanden
1. Persisterend patroon (ADD)
* Onoplettendheid, Onvoldoende aandacht aan details, achteloze fouten, Moeite aandacht bij taken of spel, Lijkt niet te luisteren wanneer direct aangesproken, Volgt aanwijzingen niet op, maakt niet af, Moeite met organiseren, Vermijdt langdurige geestelijke inspanning, Raakt vaak iets kwijt, Wordt gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels, Is vaak vergeetachtig.
DSM-5 Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornissen,6 symptomen (volw. 5),minimaal 6 maanden
2. Hyperactiviteit en impulsiviteit (ADHD)
* Beweegt onrustig met handen en voeten of draait op stoel, Staat vaak op waar je moet blijven zitten, Rent vaak rond, klimt overal op, Kan moeilijk rustig spelen of ontspannen, Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door, Praat vaak excessief veel, Antwoordt voordat de vraag afgemaakt is,Heeft moeite op de beurt te wachten, Stoort anderen en dringt zich op, Voor 12e jaar aanwezig, Op meerdere levensgebieden.

48
Q

ADHD =

A

ADHD(hyperactief gedrag)= begint vooral bij kinderen is ook een neurobiologische stoornis. Ze hebben moeite met aandacht vasthouden, impulsiviteit controleren en kunnen overmatig beweeglijk zijn. Deze symptomen kunnen dagelijks leven op school werk en thuis beïnvloeden.

49
Q

ADD=

A

ADD(rustig en dromerig over)= subtype van ADHD, ze hebben moeite met aandacht vasthouden en concentratie zonder dat ze hyperactief of impulsief zijn. Behandeling hierbij is soms medicatie, en concentratie verbeteren.

50
Q

Behandeling en info bij ADHD en ADD en benoem de afkortingen ervan

A

ADHD en ADD
Erfelijkheid: tweelingenonderzoek 76%, complexe interactie, Staat los van intelligentie
Prevalentie: 5,3% (volw. 2,1%), 50% houdt klachten als volwassene, M/V 2:1
Kan zich voortzetten in de volwassenheid
Grotere kans op verslaving, relatieproblemen en criminaliteit.

Diagnose: 1 screening en criteria, 2 alternatieven, 3 comorbiditeit

Behandeling: Medicatie, psycho-educatie, gedrags- en systeemtherapie

ADHD= attention deficit hyperactivity disorder
en ADD= geen officieel afkorting

51
Q

Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen= en de medicatie die ervoor gebruikt wordt =

A

Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen

Schizofrenie =gespleten geest: geest is gespleten met de realiteit; dingen ervaren denken horen zien die er niet zin)

(ook wel psychosegevoeligheidssyndroom genoemd)
Grip op realiteit ben je kwijt.
Je ziet en hoort soms dingen die er niet zijn (hallucinaties) en is overtuigd van bepaalde ideeën die niet kloppen (wanen)

Psychose is verzamelnaam voor de symptomen, zoals waanideeën. Schizofrenie is de diagnose die iemand krijgt als hij minimaal een maand psychosen heeft (gehad)

Psychose verwijst naar het verlies van contact met de realiteit door hallucinaties en/of wanen, en schizofrenie een complexe stoornis met langdurige psychotische symptomen en vaak bijkomende symptomen die het dagelijks leven sterk beïnvloeden.

Varieert in ernst en duur vandaar die spectrum

Antipsychotica medicatie meestal

52
Q

Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen info en kennis

A

Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen
- Positieve symptomen (wanen, hallucinaties en gedesorganiseerde spraak/gedrag)
- Negatieve symptomen (affectief vlak, initiatief verlies, terugtrekken etc.)
- Wanen (vaste overtuiging die men niet toestaat te falsificeren)
- Hallucinaties (zintuigelijke waarneming zonder externe stimulus)
- Katatonie (verstoring in de uitvoering van bewegingen)
Schizofreniespectrum (1) = ernstigste vorm met langdurige psychotische symptomen zoals hallucinaties en wanen, en problemen in dagelijks leven.
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis: beschreven bij de persoonlijkheidsstoornissen
- Waanstoornis
- Kortdurende psychotische stoornis
- Schizofreniforme stoornis
- Schizofrenie
- Schizoafectieve stoornis
- Psychotische stoornis door een middel of medicatie
- Psychotische stoornis door een somatische aandoening
- Katatonie bij een andere psychotische stoornis
- Katatone stoornis door een somatische aandoening
- Ongespecificeerde katatonie
Schizofreniespectrum (2) 1 maand merendeel van de tijd psychose (of behandeld) 6 maanden steeds aanwezig (positief of negatieve symptomen.
Mensen hebben vreemde gedachten en gedrag, vergelijkbaar met schizofrenie maar minder ernstig

  • Waanstoornis > maand; geen schizofrenie en verder niet bizar
  • Subtypen: erotomane, grootheids-, jaloerse, achtervolgings-, somatische type
  • Prevalentie 0,2% m/v 1:1
  • Kortdurende psychotische stoornis
  • Minstens 1 dag; prevalentie 9% VS, m/v 1:2
  • Schizofreniforme stoornis (> maand en < half jaar)
  • Schizofrenie 2 symptomen, minimaal 1 positief
    Prevalentie 0,3 – 1%, m/v ?
    Schizofreniespectrum (3)(hierbij ervaart iemand zowel psychotische symptomen als stemmingswisselingen zoals manie en depressie)
  • Schizoafectieve stoornis
  • Depressieve of manische stemmingsepisode plus wanen en hallucinaties > 2 weken zonder depressieve of manische stemmingsepisode
  • Prevalentie: 0,3%, meer vrouwen dan mannen (als gevolg van depressie)
  • Katatonie (minimaal 3)
    Stupor, Wasachtige buigzaamheid, Mutisme, Kataleptie, Negativisme, Poseren, Motorische maniërismen, Motorische stereotypen, Agitatie, Grimassen, Echolalie, Echopraxie
    Schizofreniespectrum (4) omvat verschillende stoornissen met schizofrenie achtige symptomen die niet precies in andere categorieën passen.
  • Diagnostiek
  • Stadia
  • Neuropsychische model van psychose
  • Interventies
  • Herstel en rehabilitatie
53
Q

Stemmingsstoornisssen de sleutelbegrippen=

A

Stemmingsstoornisssen de sleutelbegrippen:
Gevoel en stemming: analoog aan buien of regenseizoen
Depressieve episode → Twee weken erg somber (depressieve stemming), geen plezier of interesse
Manische episode → Een week voortdurend en overdreven uitgelaten (prikkelbaar), (te) veel energie en slecht dagelijks functioneren
Hypomane episode → Minimaal 4 dagen manisch zonder grote beperking

54
Q

Bipolaire-stemmingsstoornissen
(extreme wisseling van verdrietig, somber en heel energiek en vrolijk) = en de behandeling

A
  • Bipolaire-stemmingsstoornissen
    (extreme wisseling van verdrietig, somber en heel energiek en vrolijk)

Dan heb je manische en depressieve periodes.(dit heet ook wel episode) In een manische periode ben je veel opgewekter, actiever en zelfverzekerder dan je gewend bent. Of juist sneller boos, opgejaagd, dingen doen zonder over na te denkjen. In de depressieve periode ben je juist somber en passief. Je voelt je dan waardeloos en hebt geen energie.

Behandeling: medicatie en leren leven met deze aandoening. Psych educatie(voorlichting over de aandoening)

55
Q

verschil tussen Bipolaire I en II stoornissen =

A

Bipolaire I-stoornis →(iemand heeft manische episodes met extreem hoge stemming en impulsief gedrag)
Minstens een week abnormale en aanhoudende verhoogde prikkelbare stemming of energie. Drie (of meer) van de volgende symptomen:
* Overtrokken gevoel van eigenwaarde
* Verminderde slaap
* Spraakzamer
* Gejaagde gedachten
* Sneller afgeleid
* Actiever (sociaal of seksueel)
* Fysiek onrustig
* Meer risicovolle activiteiten
Bipolaire II-stoornis → heeft hypomane episodes, minder ernstig dan manie, en ook depressieve episode.
Minstens één hypomane en één depressieve episode
Minstens vier achtereenvolgende dagen abnormale en aanhoudende verhoogde prikkelbare stemming en energie
Tijdens de periode drie (of meer):
* Opvertrokken gevoel van eigenwaarde
* Verminderde slaap
* Spraakzamer
* Gejaagde gedachten
* Sneller afgeleid
* Actiever (sociaal of seksueel)
* Fysiek onrustig
* Meer risicovolle activiteiten

56
Q

soorten Bipolaire-stemmingsstoornissen

A

Bipolaire-stemmingsstoornissen
* Bipolaire I-stoornis
* Bipolaire II-stoornis
* Cyclothyme stoornis
* Bipolaire stoornis door middel
* Bipolaire stoornis door somatische aandoening

57
Q

Cyclothyme stoornis →

A

Cyclothyme stoornis →
* Minstens twee jaar verschillende perioden met lichte manische- en perioden met depressieve symptomen die echter niet voldoen aan depressie, manie of hypomanie
* Bovenstaande is minstens de helft van de tijd aanwezig, nooit langer dan twee maanden afwezig.

58
Q

Neurocognitieve stoornissen (NCS)

A

Neurocognitieve stoornissen (NCS)

Door een verandering in je hersenen, kan het zijn dat je moeite krijgt om dingen te onthouden of dat je denkvermogen achteruitgaat.
Je kan dan hallucinaties, angsten, verandering in stemming of emoties optreden. Dit kan je door een ongeval of ziekte krijgen.

59
Q

behandeling bij NCS=

A

Behandeling en Management
* Medische Behandeling: Afhankelijk van de specifieke oorzaak kan medicatie worden gebruikt om symptomen te beheersen of de progressie te vertragen (bijv. cholinesteraseremmers voor de ziekte van Alzheimer).
* Therapieën: Cognitieve revalidatie, gedragstherapieën, en ondersteunende psychotherapieën om de kwaliteit van leven te verbeteren.
* Ondersteunende Zorg: Zorgplanning, aanpassing van de leefomgeving, en ondersteuning voor zorgverleners en familieleden.
Neurocognitieve stoornissen hebben een aanzienlijke impact op het leven van patiënten en hun families, en vereisen een multidisciplinaire aanpak voor diagnose, behandeling en zorg.

60
Q

NCS soorten info

A
  • Neurocognitieve stoornissen (NCS)

Een groep aandoeningen die primair de cognitieve functies zoals geheugen, aandacht, taal, en probleemoplossend vermogen aantasten. Deze stoornissen kunnen het gevolg zijn van diverse onderliggende pathologieën, zoals hersenziekten, hersenletsel of andere aandoeningen die de hersenen beïnvloeden. Hier is een korte beschrijving van de belangrijkste neurocognitieve stoornissen:
1. Delirium
* Beschrijving: Een acute, vaak kortdurende, verwardheidstoestand die wordt gekenmerkt door een verstoord bewustzijn en veranderingen in cognitieve functies.
* Symptomen: Plotselinge verwardheid, desoriëntatie, fluctuaties in aandacht en bewustzijn, hallucinaties, en wisselende niveaus van alertheid.
* Oorzaken: Infecties, medicatie, intoxicatie, ontwenning, metabole stoornissen, en ernstige lichamelijke ziekten.
* Gevolgen: Tijdelijke maar aanzienlijke verstoring van het dagelijks functioneren; indien onbehandeld kan het leiden tot langdurige cognitieve problemen.
2. Mild Neurocognitive Disorder (Mild NCD)
* Beschrijving: Een lichte, maar meetbare afname in cognitieve prestaties, die de onafhankelijkheid van een persoon niet aanzienlijk belemmert.
* Symptomen: Subtiele geheugenproblemen, problemen met complexe aandacht, verminderde executieve functies, lichte taal- of perceptuele-motorische problemen.
* Oorzaken: Beginnende stadia van neurodegeneratieve ziekten zoals de ziekte van Alzheimer, cerebrovasculaire aandoeningen, traumatisch hersenletsel.
* Gevolgen: Vroege signalen van cognitieve achteruitgang; vaak een voorloper van ernstigere neurocognitieve stoornissen.
3. Major Neurocognitive Disorder (Major NCD) / Dementia
* Beschrijving: Een significante afname in cognitieve prestaties die interfereert met de onafhankelijkheid in het dagelijks leven.
* Symptomen: Ernstige geheugenverlies, duidelijke problemen met taal, verminderde probleemoplossende vaardigheden, disoriëntatie in tijd en ruimte, gedragsveranderingen.
* Oorzaken: Ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, Lewy body dementie, frontotemporale degeneratie, en andere neurodegeneratieve of vasculaire oorzaken.
* Gevolgen: Verlies van zelfstandigheid, noodzaak van dagelijkse hulp, verhoogde zorgbehoefte.
Specifieke Oorzaken van Major NCD
1. Ziekte van Alzheimer
o Beschrijving: De meest voorkomende oorzaak van dementie, gekenmerkt door progressief geheugenverlies, taalproblemen, en verlies van executieve functies.
o Kenmerken: Geleidelijke achteruitgang, aanwezigheid van amyloïde plaques en neurofibrillaire tangles in de hersenen.
2. Vasculaire Dementie
o Beschrijving: Cognitieve stoornissen veroorzaakt door cerebrovasculaire ziekten, zoals beroertes of chronische ischemie.
o Kenmerken: Plotselinge of stapsgewijze achteruitgang, afhankelijk van de aard en locatie van de vasculaire schade.
3. Lewy Body Dementie
o Beschrijving: Dementie geassocieerd met abnormale eiwitafzettingen (Lewy bodies) in de hersenen.
o Kenmerken: Fluctuerende cognitieve functies, visuele hallucinaties, parkinsonisme (motorische symptomen vergelijkbaar met de ziekte van Parkinson).
4. Frontotemporale Dementie
o Beschrijving: Een groep aandoeningen die worden gekenmerkt door progressieve schade aan de frontale en temporale lobben van de hersenen.
o Kenmerken: Veranderingen in persoonlijkheid, gedrag, taalvaardigheden, en motorische functies, vaak bij jongere personen (voor de leeftijd van 65).

61
Q

persoonlijkheidsstoornissen =

A

Persoonlijkheidsstoornissen

Iemands gedrag of persoonlijkheidskenmerken herhaaldelijk tot onoplosbare problemen leiden in relaties, op het werk en familieleden.

(Bv.extreem gevoelig voor kritiek, erge bindings- of verlatingsangst, dingen doen zonder na te denken, erg afhankelijk, verlegen of perfectionist)

62
Q

persoonlijkheidsstoornissen info en kennis

A
  • Persoonlijkheidsstoornissen
    Persoonlijkheid
    Temperament = wat je in aanleg hebt. De mate van levendigheid, introvert, sensiviteit.
    Karakter = vaste innerlijke eigenschappen waarmee een persoon zich onderscheid van een ander persoon.
    Temperament en de opgedane ervaringen vormen de persoon. Er ontstaan patronen en gewoontes die min om meer stabiel zijn, de persoonlijkheid.

Met name in de psychodynamische literatuur wordt gesproken over de structuur van de persoonlijkheid. Daarbij worden een aantal functies en eigenschappen verondersteld die bepalend zijn voor het functioneren en de mogelijkheden tot verandering.

  • DSM-5 omschrijft persoonlijkheidsstoornissen als duurzame en starre gedragspatronen en belevingen die in de jong volwasssenheid beginnen en waarmee iemand zich duidelijk onderscheidt van andere leden van dezelfde cultuur.
  • De stoornissen kunnen zich uiten in denken, het voelen, de omgang met anderen en in de impulsbeheersing.
  • Vertonen een relatief stabiel verloop over de tijd.
  • Beïnvloeden het functioneren van het individu in uiteenlopende situaties.
  • Veroorzaken lijdensdruk of beperkingen in het beroepsmatig of sociaal
  • functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.
  • Het patroon kan niet verklaart worden als uiting of gevolg van een andere psychische stoornis en kan niet toegeschreven worden aan een fysiologische reactie op een middel of een somatische aandoening.
  • 4-15% van de algemene bevolking leidt aan persoonlijkheidsstoornissen en ongeveer 60% van de cliëntenpopulaties.

10 persoonlijkheidsstoornis, onderverdeeld in 3 clusters.
Cluster A, het vreemde, excentrieke cluster
Mensen met deze stoornis hebben weinig contact met anderen en leven vaak geïsoleerd. Zij zijn niet snel geneigd om psychische hulp te zoeken.
Cluster B, het impulsieve, dramatische (of emotionele) cluster
Mensen met deze stoornissen hebben problemen met impulscontrole en emotieregulatie. Zij beleven vaak problemen als buiten zichzelf.
Cluster C, het angstige cluster
Mensen met deze stoornissen kunnen zich wel beter aanpassen aan de eisen van het dagelijkse leven dan mensen met cluster A en B stoornissen.
Cluster A
Paranoide persoonlijkheidsstoornissen:
Overheersend en wantrouwen en achterdocht tegenover andere mensen en hun motieven.
Minstens 4 symptomen.
1.Verdenkt anderen ervan dat ze hem uitbuiten, schade berokkenen of bedriegen.
2. Is gepreoccupeerd door ongerechtvaardigde twijfels aan de loyaliteit of betrouwbaarheid van naasten.
3. Is onwillig om anderen in vertrouwen te nemen vanwege een ongerechtvaardigde vrees dat de informatie op een kwaadaardige manier tegen hem zal worden gebruikt.
4. Zoekt verborgen kleinerende of bedreigende betekenissen achter onschuldige opmerkingen of voorvallen.
5. Koestert persisterende wrok (vergeeft beledigingen, kwetsuren of kleinerende opmerkingen niet).
6. Bespeurt aanvallen op zijn of haar karakter of reputatie die voor anderen niet duidelijk waarneembaar zijn en reageert al gauw boos of met een tegenaanval.
7. Heeft recidiverend ongerechtvaardigde twijfels over de trouw van echtgenoot of partner.

Schizoide persoonlijkheidsstoornis.
Overheersend patroon van afstandelijkheid en beperkte expressie in uiteenlopende sociale interacties. Eenlingen die zich niet verbonden lijken te voelen met de wereld om hen heen.
Minstens 4 symptomen
1. Heeft noch behoefte aan, noch plezier in hechte relaties en geniet hier ook niet van, inclusief het tot een gezin of familie behoren.
2. Kiest bijna altijd voor solitaire activiteiten.
3. Heeft weinig of geen belangstelling voor seksuele ervaringen met een ander.
4. Beleeft weinig of geen genoegen aan activiteiten.
5. Heeft geen hechte vriendschappen of vertrouwelingen buiten eerstegraads familieleden.
6. Lijkt onverschillig voor lof of kritiek van anderen.
7. Toont emotionele kilheid, ongehechtheid of een afgevlakte affectiviteit.

Schizotypische persoonlijkheidsstoornis
Eigenaardig denken, gedrag en uiterlijk. Betrekkings ideeën komen vaak voor,
Minst 5 symptomen
1. Betrekkingsideeën (met uitsluiting van betrekkingswanen)
2. Eigenaardige overtuigingen of magische denkbeelden, die het gedrag beïnvloeden en die niet in overeenstemming zijn met de subculturele normen.
3. Ongewone perceptuele waarnemingen, met inbegrip van illusies.
4. Merkwaardige wijze van denken en spreken (bijvoorbeeld vaag, wijdlopig, metaforisch, met een overmaat aan details, of stereotiep).
5. Achterdocht of paranoïde ideeën.
6. Inadequaat of ingeperkt affect.
7. Het gedrag of het uiterlijk is vreemd, excentriek of zonderling.
8. Geen hechte vrienden of vertrouwelingen afgezien van eerstegraads familieleden.
9. Excessieve sociale angst die niet afneemt naarmate de betrokkene iemand beter kent en die vaak meer samenhangt met paranoïde angsten dan met een negatief oordeel over zichzelf

Cluster B (zoals borderline en narcist) zwart wit denkend
Antisociale persoonlijkheidsstoornis
Gebrek aan achting voor en schending van rechten van anderen. Gewetenloos, crimineel gedrag.
3 symptomen
1. niet in staat zich te conformeren aan de sociale normen over wat volgens de wet is toegestaan
2. onbetrouwbaarheid, zoals blijkt uit herhaaldelijk liegen, gebruik van schuilnamen of het duperen van anderen voor persoonlijk profijt of plezier
3. impulsiviteit of niet vooruit kunnen plannen
4. prikkelbaarheid en agressiviteit zoals blijkt uit herhaaldelijke vechtpartijen of geweldpleging
5. roekeloze onverschilligheid voor de veiligheid van zichzelf of anderen
6. constante onverantwoordelijkheid, zoals blijkt uit een terugkerend onvermogen om zich op het werk consistent te gedragen of financiële verplichtingen na te komen
7. ontbreken van berouw, zoals blijkt uit de onverschilligheid nadat hij/zij iemand pijn heeft gedaan, slecht heeft behandeld of rationaliseren van dit gedrag.
Borderline persoonlijkheidsstoornis Instabiliteit in relaties, zelfbeeld, gevoel en of impulsiviteit. Het lijkt of hij/zij twee kanten heeft. Het heeft te maken met hechtingsproblematiek. Dit is meer een emotionele ontregeling ipv het ontregeling van het brein.
Minstens 5 van de symptomen
1. Krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden. (niet het suïcidale of automutilerend gedrag toe, aangegeven in criterium 5)
2. Een patroon van instabiele en intense intermenselijke relaties gekenmerkt door wisselingen tussen overmatig idealiseren en kleineren.
3. Identiteitsstoornis: duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel.
4. Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die in potentie betrokkene zelf kunnen schaden (bijvoorbeeld geld verkwisten, seks, misbruik van middelen, roekeloos autorijden, vreetbuien). (niet het suïcidale of automutilerend gedrag toe, aangegeven in criterium 5)
5. Recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen of automutilatie.
6. Affectlabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming (bijvoorbeeld periodes van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst, meestal enkele uren durend en slechts zelden langer dan een paar dagen).
7. Chronisch gevoel van leegte.
8. Inadequate, intense woede of moeite kwaadheid te beheersen (b.v. frequente driftbuien, aanhoudende woede of herhaaldelijk vechtpartijen).
9. Voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen.

Histrionische peroonlijkheidsstoornis (theatraale in DSM 5)
Buitensporige emotionaliteit en aandacht vragen
5 symptomen
1. Voelt zich niet op zijn of haar gemak in situaties waarin hij of zij niet in het centrum van de aandacht staat.
2. De interactie met anderen wordt vaak gekenmerkt door onaangepast seksueel verleidelijk of provocerend gedrag.
3. Vertoont snel wisselende en oppervlakkige expressie van emoties.
4. Maakt consistent gebruik van het eigen uiterlijk om de aandacht op zichzelf te vestigen.
5. Heeft een stijl van spreken die excessief impressionistisch is, en waarbij details ontbreken.
6. Toont zelfdramatisering, theatrale en overdreven expressie van emoties.
7. Is suggestibel (gemakkelijk beïnvloedbaar door anderen of door de omstandigheden).
8. Beschouwt relaties met anderen als intiemer dan ze in werkelijkheid zijn.
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Grootheidsgevoelens, behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie
5 symptomen
1. Heeft een opgeblazen gevoel van eigen belangrijkheid.
2. Is gepreoccupeerd met fantasieën over grenzeloos succes, grenzeloze macht, genialiteit, schoonheid, of ideale liefde.
3. Gelooft dat hij of zij “bijzonder” en uniek is alleen kan worden begrepen door, of moet omgaan, met andere bijzondere mensen of mensen (of instellingen) een hoge status.
4. Heeft excessieve behoefte aan bewondering.
5. Heeft het gevoel bijzondere rechten te hebben.
6. Exploiteert anderen.
7. Heeft gebrek aan empathie: is niet bereid de gevoelens en behoeften van anderen te erkennen of zich ermee te identificeren.
8. Is vaak afgunstig op anderen of gelooft dat anderen afgunstig zijnop hem of haar.
9. Toont zich arrogant of hooghartig in houding of gedrag.

Cluster C (angstig, vermijdend, perfectionisme)
Vermijdende persoonlijkheidsstoornis
Sociale geremdheid, vermijden van contacten, gevoelens van tekortschieten en extreem gevoelig zijn voor een negatieve beoordeling
4 symptomen
1. Vermijd beroepsmatige activiteiten die significante intermenselijke contacten met zich meebrengen, vanwege vrees voor kritiek, afkeuring of afwijzing.
2. Is onwillig om betrokken te raken met mensen, tenzij hij of zij er zeker van is aardig te worden gevonden.
3. Gedraagt zich gereserveerd in intieme relaties vanwege de voor gek te worden gezet of uitgelachen te worden.
4. Is gepreoccupeerd met de gedachte in sociale situaties te worden bekritiseerd of afgewezen.
5. Is geremd in nieuwe interpersoonlijke situaties vanwege insufficiëntiegevoelens.
6. Beschouwt zichzelf als sociaal onbeholpen, onaantrekkelijk als persoon, of minderwaardig t.o.v. anderen.
7. Is uitzonderlijk onwillig om persoonlijke risico’s te nemen of nieuwe activiteiten te ontplooien omdat hij of zij hierdoor in verlegenheid zou kunnen worden gebracht.
Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
Excessieve behoefte om verzorgt te worden, met als gevolg onderdanig gedrag en angst voor verlating.
Minstens 5 symptomen
1. Heeft moeite met het nemen van alledaagse beslissingen zonder excessieve hoeveelheid adviezen van en geruststelling door anderen.
2. Heeft anderen nodig die de verantwoordelijkheid nemen voor de meeste belangrijke gebieden van zijn of haar leven.
3. Heeft moeite met het uiten van een meningsverschil met anderen, vanwege de vrees om steun of goedkeuring te verliezen.
4. Heeft moeite met het ontplooien van initiatieven of met het zelfstandig dingen ondernemen.
5. Gaat tot het uiterste om zorg en steun van anderen te krijgen, en kan zelfs vrijwillig aanbieden om onaangename dingen te doen.
6. Voelt zich niet op zijn of haar gemak of hulpeloos als hij/zij alleen is, vanwege een overmatige vrees om niet voor zichzelf te kunnen zorgen.
7. Gaat direct op zoek naar een nieuwe relatie als een bron van zorg, zodra een intieme relatie beëindigd
wordt.
8. Is op onrealistische wijze geproccupeerd met de vrees alleen gelaten te worden en voor zichzelf te moeten zorgen.
Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis
Preoccupatie met ordelijkheid, perfectionisme en beheersing. Zijn koppig en star en niet bereid zich aan te passen aan anderen.
4 symptomen
1. Is gepreoccupeerd met details, regels, lijsten, orde, organisatie of schema’s, zozeer dat het
eigenlijke doel van de activiteit uit het oog verloren wordt.
2. Toont een perfectionisme dat interfereert met het voltooien van taken.
3. Is excessief toegewijd aan werk en productiviteit, met uitsluiting van ontspannende activiteiten en vriendschappen (niet verklaard door een duidelijke economische noodzaak).
4. Is overmatig consciëntieus, scrupuleus en inflexibel in zaken van moraliteit, ethiek of waarden (niet verklaard door identificatie met een cultuur of religie).
5. Is niet in staat om versleten of waardeloze voorwerpen weg te gooien, zelfs als deze geen sentimentele waarde hebben.
6. Is onwillig om taken te delegeren of met anderen samen te werken, tenzij deze zich geheel onderwerpen aan zijn of haar manier van werken.Heeft zich een vrekkige stijl van geld uitgeven eigen gemaakt, voor zichzelf en anderen
7. Geld beschouwd als iets wat moet worden opgepot voor toekomstige catastrofes.
8. Toont rigiditeit en koppigheid.
Mogelijke behandelingen:
* Gedragstherapie
* Groepstherapie
* Schematherapie
* Mentalisatie bevorderende therapie (in combinatie met) Psychofarmaca

63
Q

behandelingen bij persoonlijkheidsstoornissen=

A

Mogelijke behandelingen:
* Gedragstherapie
* Groepstherapie
* Schematherapie
* Mentalisatie bevorderende therapie (in combinatie met) Psychofarmaca

64
Q
A
65
Q
A
66
Q

cluster a =

A

Cluster A achterdochtig, het vreemde: mensen met deze stoornis hebben weinig contact met andere en leven geïsoleerd en niet snel geneigd om psychische hulp te zoeken.
-paranoide persoonlijkheidsstoornis
-schizoide persoonlijkheidstype
-schizotypisch

67
Q

cluster B=

A

Cluster B zwart/wit denkend, impulsieve en dramatische (emotionele cluster): mensen met deze stoornissen hebben problemen met impulscontrole en emotieregulatie. Ze beleven vaak problemen als buiten zichzelf.
-antisociale persoonlijkheidsstoornis
-borderline persoonlijkheidsstoornis
-histrionische persoonlijkheidsstoornis
-narcistische persoonlijkheidsstoornis

68
Q

cluster c=

A

Cluster C angstig en vermijdend: mensen met deze stoornissen kunnen zich wel beter aanpassen aan de eisen van het dagelijkse leven dan mensen met cluster A en B stoornissen.
-vermijdende persoonlijkheidsstoornis
-afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
-dwangmatige persoonlijkheidsstoornis

69
Q

algemene behandeling als PST bij de meeste aandoeningen

A

Bij de meeste als behandeling, als PST mag je:
CGT, ontspanning(mindfulness), een veilige en vertrouwensvolle relatie opbouwen en samenwerking met psychiater, psychologen en andere zorgverlener (BIG registreerde hulpverlener) samenwerken (multidisciplinaire aanpak).
En psycho educatie: voorlichting over de aandoening.
Zelfmanagement: voorlichting en hulp om met de aandoening om te leren gaan.
Alleen groeimodel mag je volledig zelf doen, bij de andere mag je alleen in samenwerking met een BIG registreerde hulpverlener.

70
Q
A