kostencalculatie examenvragen Flashcards

1
Q

leg de optimale bestelgrootte uit. (EOQ)

A

hier maakt men een balans tussen het voordeel van het bestellen van goederen en de kosten van het in voorraad houden van goederen.
de kosten van het bestellen DAALT naar de GROOTTE van de bestelling TOENEEMT. bij het in voorraad houden is dit omgekeerd, hier stijgen de kosten naarmate de voorraad toeneemt.
de optimale bestelgrootte is de bestelgrootte die een minimum kosten met zich meebrengt.
als men de bestelkosten en kosten van in voorraad houden samen met de totale kosten per jaar in een grafiek zou zetten, dan ziet men een snijpunt en dat snijpunt geeft de optimale bestelgrootte weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat verstaan we onder AFSCHRIJVEN

A

de totale kostprijs van een machine bijvoorbeeld dat wordt verdeeld over verschillende jaren dat die machine gebruikt wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geef de verschillende soorten afschrijvingen en bespreek

A

lineaire afschrijving: het af te schrijven bedrag wordt gelijk verdeeld over de gebruiksjaren heen

degressieve afschrijving: de eerste jaren na aankoop wordt er meer afgeschreven dan in de eindjaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

LEG CAPACITEITSKOSTEN uit

A

het zijn kosten die verbonden zijn aan de capaciteit van de onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geeft de soorten capaciteit

A

theoretische capaciteit: maximale capaciteit in onderneming
praktische capaciteit: de capaciteit rekening houdend met vakantiedagen, stilstaan machines
normale capaciteit: houdt rekening met de vraag van de consument
gebuttgedteerde capaciteit : het niveau dat nodig is om aan de buttgetering van volgende periode te voldoen
actuele capaciteit: is de werkelijke capaciteitsverbruik over de beschouwde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het Journaal?

A

hier kan men tijdelijk een transactie bijhouden met debit en credit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het grootboek ?

A

de verrichtingen worden allemaal overgebracht naar aparte rekeningen zodat men een duidelijk overzicht bekomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een proefbalans?

A

een lijst van alle rekeningen waarbij per rekening het debet en credittotaal wordt gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een saldibalans?

A

een lijst van alle rekeningen waarbij per rekening het debet of credit saldo wordt bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een balans?

A

een samenvatting van alle rekeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is dividend?

A

winst uitbetalen aan de aandeelhouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is periodieke inventaris ?

A

het handmatig aanpassen van de inventaris na elke aan of verkoopfactuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is permanente inventaris?

A

hier wordt gewerkt met een voorraad registratiesysteem. alle aan en verkopen worden via een scan systeem automatisch in het systeem ingegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geef de soorten vermogensbronnen:

A

EIGEN VERMOGEN: het vermogen van de onderneming zelf
VREEMD VERMOGEN: het vermogen van een lener
–> ALTIJD RENTE TERUGBETALEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de break even analyse?

A

het minimaal aantal eenheden die verkocht moeten worden om de gerealiseerde kosten in te dekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is financiële leasing?

A

goed wordt gekocht door leasemaatschappij, de gebruiker huurt ervan. de leasenemer wordt de economische eigenaar van het goed

17
Q

wat is operationele leasing?

A

de leasenemer huurt van het leasemaatschappij maar deze is geen eigenaar van het goed

18
Q

welke factoren beïnvloeden de jaarlijkse afschrijving

A

aanschafwaarde
gebruiksduur
restwaarde

19
Q

wat kan in voorraad staan, welke soorten zijn er?

A

hulpstoffen
grondstoffen
goederen in bewerking
afgewerkte producten

20
Q

wat zijn SHORTAGEKOSTEN?

A

kosten die gepaard gaan met een tekort aan voorraden op een bepaald moment

21
Q

wat is een waardeketen/ value chain?

A

een proces van het verlopen van grondstoffen tot het eindproduct

22
Q

geef de kostenindeling: (7)

A

afschrijvingskosten
verkoopkosten
kosten van grondstoffen
kosten van diensten en diverse goederen
arbeidskosten
distributiekosten
administratiekosten

23
Q

wat zijn directe kosten?

A

kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de kosten objecten

24
Q

wat zijn indirecte kosten?

A

kosten die niet rechtstreeks betrekking hebben op de kostenopjecten

25
Q

wat is sensitiviteit?

A

bestudeerd de relatie tussen OPBRENGSTEN, kosten en resultaat