KOM Hoorcollege 1

Question 1

Empirisch

Answer 1

Gebaseerd op systematische waarnemingen

Question 2

Controleerbaar

Answer 2

Peer review

Question 3

Probabilistisch

Answer 3

Gebaseerd op waarschijnlijkheid/ uitspraken doen in onzekerheid

Question 4

De drie kenmerken in Sociaal WO?

Answer 4

1. empirisch
   2.Controleerbaar
   3.Probabilistisch

Question 5

Theorie

Answer 5

Een geheel van denkbeelden, hypothesen en verklaringen die in onderlinge samengang worden beschreven.

Een getoets model ter verklaring van waarnemingen van de werkelijkheid

Question 6

Hoe is onderzoek samengesteld?

Answer 6

1. Idee/theorie
2. Onderzoeksvragen
3. Onderzoeksontwerp
4. Hypothesen
5. Data verzameling
6. Data-analyse

Question 7

Falsifieerbaar

Answer 7

Dat het mogelijk is om tegenbewijs te vinden voor een bepaalde theorie

Question 8

Spaarzaam

Answer 8

Theorie moet zo simpel mogelijk zijn

Question 9

Fundamenteel

Answer 9

Een kennisprobleem

Question 10

Kwalitatief

Answer 10

Het verzamelen en analyseren van niet-numerieke data. Zoals; tekst, video of audio.

Question 11

Toegepast

Answer 11

Het oplossen van een praktijkprobleem

Question 12

Kwantitatief

Answer 12

Het meten en verzamelen van getallen

Question 13

Hoe wordt data voor kwalitatief onderzoek verzameld?

Answer 13

Kwalitatief interview
Bestaande gegevens
Focus groep
Observatie

Question 14

Wat is het voornaamste doel van kwalitatief onderzoek?

Answer 14

1. Sociale fenomenen te begrijpen vanuit hun natuurlijke context.
2. Om empirische patronen te vinden
3. Die een startpunt kunnen zijn voor theorievorming.

Question 15

respondent

Answer 15

Persoon die we gebruiken voor het onderzoek/die meedoet

Question 16

kenmerken van kwalitatief onderzoek

Answer 16

1. Interesse in de natuurlijke omgeving van de respondent
2. Contextuele benadering
3. Perspectief van de respondenten staan centraal

Question 17

Inductie

Answer 17

Je leidt van individuele gevallen een algemene conclusie af die aannemelijk is

Question 18

SPICE

Answer 18

Setting: waar in welke context?
Perspective/Populatie: wie?
Interest: wat?
Comparison: Vergeleken met wie/wat?
Evaluation: Met welk resultaat