Klinische 2 Flashcards
Vraag naar indicatiestelling
1) Of een behandeling nodig is
2) Welke behandeling
Verschillende referentiekaders
1) Psychoanalytische -> Psychoanalytische
behandelingen (Freud)
2) Humanistische psychologische theorieën ->
cliëntgerichte psychotherapie (beleving van probl)
3) Systeemtheoretische beandering van
psychopathologie -> systeemtherapieën
4) Leertheoretische benadering van psychopathologie ->
gedragstherapie (meer bekrachtiging constructief
gedrag)
5) Cognitieve theorieën -> cognitieve (gedrags)therapie
6) Interpersoonlijke therapie -> sociale steun - relaties
7) Biologische benadering psychopathologie
Anamnese
Terugroepen in de herinnering
- naar datgene wat de cliënt zich van zijn ziekte-
geschiedenis herinnert - het verzamelen van info die bijdraagt aan de
totstandkoming van een diagnose
Doelen anamnestisch interview
1) het komen tot een diagnose
2) een behandelplan
3) vestigen van een werkrelatie
Welke diagnoses zijn er
Beschrijvende diagnose: intake formuleert de diagnose in termen van aanwezige psychopathologie dmv DSM
Verklarende diagnose: problemen te herformuleren door:
- levensgeschiedenis te reconstrueren
- huidige omstandigheden te analyseren
- indruk te krijgen van de persoonlijkheid
- ethologische formulering
Voordelen gestructureerde/semi-gestructureerde interviews
- meer betrouwbaar dan het klinische interview
- kans op het missen van een bep diagnose is kleiner
Nadelen (semi)gestructureerde interveiws
- kosten meer tijd
- cliënt voelt zich minder begrepen door de vele vragen
- beperkt zicht tot beschrijvende diagnose, terwijl
verklarende ook nodig is
3 typen vaardigheden intaker
1) Anamnesevaardigheden (wat wordt gevraagd)
2) Gespreksvaardigheden (hoe wordt het gevraagd)
3) Cognitieve vaardigheden (probleemoplossvaardig -
denkproces intaker)
Agendapunten anamnese
1) Introductie
2) Probleemverheldering
3) Speciële anamnese
4) Psychiatrische anamnese
5) Biografische anamnese
6) Huidig functioneren
7) Afsluiting
Introductie anamnese
Agendapunt: introductie
Gespreksvaardigheden:
- geven van info
- vragen om feedback
Cognitieve vaardigheden: nvt
Probleemverheldering anamnese
Agendapunt: probleemverheldering
1) verheldering van het aanmeldingsprobleem
2) exploratie andere problemen
3) aanleiding om hulp te zoeken
4) hulpvraag
Gespreksvaardigheden:
- aandachtgevend gedrag
- open vragen
- gevoelsreflecties
- parafraseren van inhoud
Cognitieve vaardigheden: formuleren van hypothesen voor as-I en as-II diagnosen
Speciële anamnese
Agendapunt: speciële anamnese:
1) Uitdiepen hoofdklacht
2) Ontstaansfactoren
3) Verloop
4) Invloed op dagelijks leven
5) Behandeling en zelfhulp
Gespreksvaardigheden:
- open & gesloten vragen
- concretiseren
- hardop denken
- structureren
- samenvatten
Cognitieve vaardigheden: selecteren van vragen om de hypothesen te toetsen
Psychiatrische anamnese
Agendapunt: psychiatrisch anamnese:
1) Verschijning & psychomotoriek
2) Oriëntatie
3) Aandacht & geheugen
4) Waarnemen
5) Spraak & denken
6) Stemming & affect
Gespreksvaardigheden:
- geven van info (introductie 2e fase)
- specifieke open & gesloten vragen
- hardop denken
- structureren
Cognitieve vaardigheden: formuleren van (differentiaal) diagnose op as-I, as-II en as-III
Biografische anamnese
Agendapunt biografische anamnese:
1) Vroege jeugd
2) Kindertijd
3) Adolescentie
4) Volwassenheid
5) Intrapsychisch, sociale, intellectuele en seksuele ontw
6) Premorbide persoonlijkheid
Gespreksvaardigheden:
- geven van info (3e fase introductie)
- alle luistervaardigheden
- hardop denken
- structureren
Cognitieve vaardigheden:
a) formuleren van precipiterende, predisponerende en
onderhoudende factoren (verklarende diagnose)
b) toetsen van as-I en as-II diagnose
Huidig functioneren
Agendapunt huidig functioneren:
1) kwantiteit & kwaliteit van sociale relaties
2) arbeidsfunctioneren, arbeidssatisfactie, financiële
situatie
Gespreksvaardigheden:
- geven van info (introductie 4e fase)
- alle luistervaardigheden
Cognitieve vaardigheden: formuleren diagnose as-IV en as-V
Afsluiting
Agendapunt: afsluiting
Gespreksvaardigheden:
- samenvatten
- geven van info
- vragen om feedback
Cognitieve vaardigheden: nvt
Inhoudelijke agenda anamnestisch interview -> 4 fasen
1) Probleemverheldering en de speciële anamnese
2) Psychiatrische anamnese in engere zin
3) Biografische anamnese
4) Sociale anamnese ofwel het huidige functioneren
Psychiatrische symtomatologie op 4 manieren verkrijgen
1) Observatie (gedragingen, reacties, uiterlijke kenm)
2) Conversatie (alg. communicatie - bv het weer)
3) Exploratie (innerlijke ervaringen, stemming, gedachte)
4) Onderzoek (testen bep functies)
Gespreksvaardigheden -> 2 categorieën
1) Luistervaardigheden
2) Regulerende vaardigheden (meta)
Luistervaardigheden
1) Aandachtgevend gedrag
2) Vragen stellen
3) Concretiseren
4) Parafraseren van inhoud
5) Reflecteren van gevoel
6) Samenvatten
Regulerende vaardigheden
1) Geven van info
2) Vragen om feedback
3) Hardop denken
4) Structureren
Cognitieve vaardigheden
Mentale processen tijdens het afnemen van de anamnese. Hypothesen ontwikkelen en testen/verfijnen
-> Proces van hypotheseselectie & - toetsing -> 3 lijsten:
1) Lijst 1: alle mogelijke diagnosen
2) Lijst 2: uitgesloten diagnoses
3) Lijst 3: nog niet onderzochte
Belangrijkste diagnostische gebieden
1) Angstklachten
2) Stemmingsstoornissen
3) Somatoforme stoornissen
4) Gedragsproblemen
5) Verslavingsproblemen
6) Psychotische stoornissen
7) Cognitieve stoornissen
Anamnestisch interview
Probleemverheldering: formuleren hypothesen as-I en as-II, maar toetst ze nog niet.
Speciële anamnese: toetsen hypothesen -> lijst 1 aanscherpen en lijst 2 opstellen
Psychiatrische anamnese: lijst 3 verder afwerken. (differentiaal) diagnose stellen op as-I (mentale stoornissen) en as-III (lichamelijke stoornissen)
Biografische anamnese: precipiterende, predisponerende en onderhoudende factoren formuleren. diagnose op as-II (persoonlijkheidsstoornissen) formuleren
Sociale anamnese: formulering op as-IV (psychotic en omgeving) en as-V (sociaal, werk, psychol.functioneren)
Assen
I = mentale stoornissen II = persoonlijkheidsstoornissen III = lichamelijke stoornissen IV = psychosociaal/omgevingsstoornissen V = sociaal / werk / psychologische functioneren
Wat is psychotherapie
De psychologische behandeling van die aspecten van het psychisch disfunctioneren die de stoornis en de daaraan verbonden klachten in stand houden.
Psychotherapie = gericht op het verminderen van een psychische stoornis en de daaraan verbonden klachten.
Hoofdstromingen psychotherapie
1) Gedragstherapie
2) Psychoanalytische therapieën
3) Cliënt-centered therapieën
4) Systeemtherapieën
Wat is indicatiestelling?
- het vaststellen welke veranderingen mogelijk en nodig
zijn obv de diagnostische formulering en - in samenhang wat de cliënt wil en wat de hulpverlening
kan bieden.
Bij indicatiestelling 6 zaken van belang
1) natuurlijk beloop (zonder ingrijpen)
2) kennis vd effecten van behandelmogelijkheden
3) hulpvraag, motivatie en mogelijkheden cliënt in
ogenschouw nemen
4) naast feitelijke diagnose spelen: inhouden vt probleem,
persoonlijkheid en de omgeving een rol bij het kiezen
van een passende behandeling
5) pragmatische overwegingen (kosten, wachtlijst, regio)
6) het te verwachten resultaat, prognose kan verspeld
worden obv gegevens over de werkzaamheid van de
interventie
Klassieke psychoanalytische behandeling
- cliënt op de divan
- therapeut achter de divan, aan het hoofdeinde
- bankanalyse duurt vaak jaren
- is hoogfrequent (4-5x per week)
- overdrachtsrelatie
Psychoanalytische psychotherapie
- zittend ipv divan
- termijn van meerdere jaren
- zittingen 1x per week
Laatste 30 jr diverse varianten op klassieke psychoanalytische vormen ontwikkeld -> nu als korte dynamische psychotherapie aangeduid. Sandor Ferenczi was erop uit?
De emotionele beleving van de cliënt te verhevigen en te versnellen -> leek op huidige dynamische psychotherapie.
Psychoanalytische behandeling
Openleggende psychotherapie = dat mensen genezen van hun psychische stoornissen door naar binnen te kijken.
Oorsprong psychoanalyse
Freud -> onderbewuste -> verlangen/wensen -> psychoseksuele aspecten (seksuele driften: orale, anale, fallische en oepidale).
Belangrijk kenmerk psychoanalytische theorie
Complexe mensbeeld = conflictueus en ingewikkeld
Binnen psychoanalyse 6 verschillende metapsychologische gezichtspunten
1) Topische
2) Genetische
3) Economische
4) Dynamische
5) Adaptieve
6) Structurele gezichtspunt
Topisch gezichtspunt psychoanalyse
Gelet op het vloeiende onderscheid tussen onbewust, voorbewust en bewust. Bewustzijn wordt getoetst op kwaliteit & diepgang.
Genetisch gezichtspunt psychoanalse
Gelet op de ontwikkelingsgeschiedenis. Driftfasen staan centraal (oraal, anaal, oedipaal, latent en genitaal):
- orale fixaties: veel praten, drinken, roken, veiligheid
- fixaties anale: perfectionistisch, precies, koppig, eigen
- fallische fixaties: narcistisch, aandacht, bevestiging
- preoedipale fixaties: diade centraal, zoeken naar
veiligheid, beschermend contact, afhankelijkheid
Economische gezichtspunt psychoanalyse
Gaat het om de kwantiteit van libido en agressie. Sommige mensen sterker driftmatig uitgerust dan anderen (sterk temperament).
Dynamische gezichtspunt psychoanalyse
Gaat om het krachtenspel impuls en afweer. Wijze waarop met angsten en psychische conflicten wordt omgegaan en afweermechanismen.
Adaptieve gezichtspunt psychoanalyse
Beschrijft wijze van aanpassing aan sociale omgeving.
Structurele gezichtspunt psychoanalyse
Persoonlijkheid = samengesteld uit 3 instanties:
1) ID (verdrongen wensen en driften)
2) Ego (bemiddelt eisen uit ID en superego en houdt
oogje op realiteit)
3) Superego (gewetensfunctie en ego-idealen)
Structurele gezichtspunt: 3 typen structurele organisaties
1) Neurotische persoonlijkheidsorganisatie
2) Borderline persoonlijkheidsorganisatie
3) Psychotische persoonlijkheidsorganisatie
Waarop is de structurele diagnostiek gericht
De onbewuste dieptestructuur van de persoonlijkheid te beschrijven.
Binnen de structurele diagnostiek overheersen 3 structurele karakteristieken, welke?
1) identiteitsintegratie vs identiteitsdiffusie
2) ontwikkelde vs primitieve afweermechanismen
3) aanwezigheid vs afwezigheid van realiteitstoetsing
Neurotische persoonlijkheidsorganisatie
Id = geïntegreerd Afweer = ontwikkeld (verdringing) Realiteitstoetsing = intact
Borderline persoonlijkheidsorganisatie
Id = diffuus Afweer = primitief (splitsing) Realiteitstoetsing = intact
Psychotische persoonlijkheidsorganisatie
Id = diffuus Afweer = primitief Realiteitstoetsing = aangetast
Uiteindelijke doel klassieke psychoanalytische behandeling
Herstructurering van de intrapsychische architectuur.
Wat is het kernstuk van de klassieke psychoanalytische behandeling
Overdrachtsneurose: dat de cliënt doorgaans geleidelijk aan verdrongen gevoelens, motieven, wensen en relatievormen onbewust gaat herhalen aan de therapeut. De klachten die door de cliënt worden of werden ervaren komen dan terug in de relatie tot de therapeut. Het probleem wordt dan actueel en gemakkelijk te analyseren.
Psychoanalytische psychotherapie
Het bewustmaken van zo veel mogelijk onbewuste gedragsmotieven en psychische conflicten.
Werkwijze = vrije associatie, verhelderen, confronteren en interpreteren.
Overdrachtsneurose.
Waarom verloopt de overdrachtsneurose in de psychoanalytische psychotherapie anders dan in de klassieke psychoanalyse?
Aangezien de neutraliteit en abstinentie niet voor elke cliënt bereikbaar zijn in de vis-a-vis variant. De therapeut is voor de cliënt in de vis-a-vis variant op elk moment zichtbaar, dus ook diens uitdrukkingen en mogelijke evaluaties van hetgeen in de interactie plaatsvindt.
Toch hangt dit wellicht sterker met het type persoonlijkheid van de cliënt dan met de methode.
Houding psychotherapeut psychoanalytische psychotherapie
Passieve en afwachtende houding.
Focale psychotherapie (David Malan)
Wordt gebruikgemaakt van een kernthema.
Malan: conflicts- en de persoonsdriehoek
Conflictsdriehoek: afweer - angst - onbewust gevoel
Persoonsdriehoek: therapeut - actuele ander - persoon uit het verleden
Driehoeken doen dienst als kapstok voor de therapeut.
Kortdurende psychodynamische psychotherapie
Kenmerk: houding therapeut: actief, emotioneel betrokken, directief.
Technieken psychodynamische psychotherapeut (varianten op de 3 klassieke interventies)
1) het stellen van vragen om verheldering te krijgen
2) het confronteren met tegenstrijdigheden in hetgeen is
gezegd
3) het toevoegen van een nieuw verband in het materiaal
naar voren gebracht door de cliënt via een duiding of
interpretatie
Yeomans, Clarkin & Kernberg
Psychoanalytische behandeling speciaal voor borderlinecliënten ontwikkeld.
De behandeling maakt gebruik van de overdrachts-reacties van de cliënt en tracht op deze wijze de primitieve afweermechanismen te vervangen door meer ontwikkelde en diffuse aspecten in de identiteit in ontwikkeling te laten komen en wellicht meer te laten integreren.
Borderlineconcept Kernberg
De persoonlijkheidsorganisatie = centraal. Gaat om de onderliggende verstoring van de egofuncties.
CAT
Cognitief-analytische therapie = staat voor een poging tot integratie v delen uit de psychoanalytische theorie met inzichten en theorieën uit de cognitieve psychologie.
Eclectische benadering onder de paraplu van de therapeut-cliëntrelatie (leraar-coach)
Supportieve psychotherapie
Steun geven boven exploreren en openleggen. Veel structuur en houvast. Angstniveau wordt juist verlaagd door steunzevende opmerkingen. Therapeut spiegelt sterke kanten en spreekt vertrouwen en veerkracht uit.
Theoretische gedachtengoed klassieke psychoanalyse werkt door in de moderne psychotherapieën
Voorheen vaststaande overtuigingen (elke neurose komt voort uit een oedipaal conflict) -> vervangen door: zoekschema’s en hypothesen die in de behandeling worden getoetst en bijgesteld.
Cliëntgerichte psychotherapie (Rogers)
Rogers zette zich af tegen de reductionistische mensvisie van de klassiek psychoanalyse.
Beleving problemen door cliënt centraal.
Empathie, aanvaarding en echtheid = kerningrediënten
In der loop der jaren klemtoom verschoven naar een meer procesdiagnostische en directieve aanpak.
Roger’s therapiemodel
= universeel = toepasbaar op alle cliëntproblemen.
Substromingen cliëntgerichte psychotherapie
1) Reflectieve benadering
2) Experiëntiële benadering
3) Interactionele benadering
4) Exstentiële benadering
Reflectieve benadering (substroom cliëntgerichte psychotherapie)
- Stimuleren van reflectieve processen
- Corrigeren van narratieve constructie van het zelf
Experiëntiële benadering (substroom cliëntgerichte psychotherapie)
- Actualiseren van het belevingsproces
- Bewerken van emotionele problemen en
intrapsychische conflicten
Interactionele benadering (substroom cliëntgerichte psychotherapie)
Exploreren & uitdagen van interactionele patronen
Existentiële benadering
Onderzoeken & aanpassen van verschillende bestaansmodaliteiten
Oorspronkelijke rogeriaanse gedachtegoed
= Reflectieve benadering.
Nadruk ligt hier op het verhaal dat iemand over zichzelf maakt om zijn leven te begrijpen, de narratieve constructie van de identiteit.
Welke methoden heeft de experiëntiële benadering (substroom cliëntgerichte psychotherapie) ontwikkeld
- het ervaringsproces te actualiseren
- om emotionele problemen te bewerken
- om intrapsychische conflicten scherper in beeld te
brengen - om constructieve oplossingen te faciliteren
Interactionele benadering (substroom cliëntgerichte psychotherapie)
De relationele stijl onderzocht en uitgedaagd wordt als ingang naar de problematiek en metacommunicatieve feedback en confrontatie als belangrijkste interventietechnieken.
Existentiële benadering (substroom cliëntgerichte psychotherapie)
Wordt een diepere laag in de beleving aangesproken door de klachten te onderzoeken op hun betekenis.
Ondanks de substromen heeft de cliëntgerichte therapie een gemeenschappelijke kernidentiteit behouden
Kenmerkend voor de cliëntgerichte identiteit = de focus op de innerlijke belevingswereld en het geloof in de therapeutische reactie als cruciale hefboom tot persoonlijkheidsverandering.
Innerlijke belevingswereld = centrale invalshoek
Het klassieke cliëntgerichte persoonlijkheidsmodel werd geherformuleerd door invloeden vanuit diverse substromingen te incorporeren -> basisprincipes vormen het fundament van deze neohumanistische synthese
1) Het menselijk functioneren = complex en dynamisch
samenspel van diverse processen
2) De mens fungeert als een actieve participant die deze
processen tracht samen te brengen om tegemoet te
komen aan de steeds wisselende omgeving en om
betekenis te verlenen aan zijn bestaan.
Het zelf verwijst niet naar een vaste entiteit of een duidelijk omlijnd object -> integratie proces -> dialectisch-constructische visie
Dialectische-constructische visie op disfunctioneren
Disfuncties zijn niet toe te schrijven aan 1 enkel proces, maar kunnen diverse ontstaansgronden hebben. Er kan een conflict ontstaan tussen:
- gevoelens en overtuigingen
- tussen angsten en wensen
- tussen kracht en kwetsbaarheid
- tussen de behoefte aan autonomie en het verlangen
naar afhankelijkheid
Pathologisch functioneren ontstaat: wanneer bep ervaringsgegevens onderdrukt worden of niet worden toegeëigend.
Andere bron van disfunctioneren = onvermogen om contact te maken met lichamelijk gevoelde ervaringen.
Tenslotte ook nog grote verscheidenheid aan specifieke cognitief-affectieve verwerkingsproblemen.
Elke substroming in de cliëntgerichte benadering = gespecialiseerd in de aanpak van verschillende processtagnaties, welke?
Processtagnaties:
1) vernauwde narratieve constructie vd identiteit
2) moeilijkheden met innerlijk luisteren
3) disfunctionele emotionele processen en emotie-
schema’s
4) cognitief-affectieve verwerkingsproblemen
5) vastgeroeste interactiepatronen
6) existentiële problemen
Processtagnatie: vernauwde narratieve constructie van de identiteit (cliëntgerichte psychotherapie)
Het verhaal dat iemand over zichzelf maakt om zijn leven te begrijpen, het zelfbeeld en het ideaalbeeld kunnen gestold of vernauwd zijn -> incongruentie tussen het zelfbeeld en innerlijke ervaringsstroom, waarbij bep ervaringen worden afgeweerd of onderdrukt
Een open, ontvankelijke en aanvaardende dialoog = erop gericht nieuwe ervaringselementen binnen te brengen en de oorspronkelijke narratieve constructie te verruimen.
Empathie zorgt voor
- verbetert de affectregulatie
- daagt de belevingscontracties uit
- zorgt voor een meer gedifferentieerde en geïntegreerde
organisatie van de belevingswereld - reveleert nieuwe betekenissen
Ervaringscyclus
1) Lichaamsgewaarwordingen
2) Emoties
3) Symboliseringen
4) Situaties
Disfunctionele emotionele processen
Emoties = maladaptieve structuren = vastgeroeste repetitieve structuur die zichzelf eindeloos herhaald.
Elliot 3 soorten disfunctionele emotionele processen
1) Maladaptieve emoties
2) Secundaire reactieve emoties
3) Instrumentele emoties
Maladaptieve emoties (Elliot)
Worden automatisch opgewekt door bep prikkels zonder dat de persoon de hier-en-nu-situatie bewust evalueert.
In feite: aangeleerde emotionele reactie die voortkomen uit vroegere, veelal traumatische ervaringen. Ze worden te pas en te onpas geactiveerd en ze zijn niet afgestemd op de behoeften en vereisten van het moment -> adequaat functioneren in de weg.
Secundaire reactieve emoties (Elliot)
Zijn reacties op een primaire adaptieve emotie die om een of nader reden niet toelaatbaar is. Het zijn in feite emoties over emoties die bedoeld zijn om de oorspronkelijke emotie te verhullen of te vervormen.
De emotionele expressie = geen uitdrukking van de echte emotie, maar een verwrongen vorm die niet helemaal passend is in de desbetreffende situatie.
Instrumentele emoties (Elliot)
Zijn gespeelde emoties om een ander te beïnvloeden.
Cognitieve affectieve verwerkingsproblemen
Bep problemen hebben te maken met de kortsluitingen in het globale syntheseproces waarbij meerdere deelaspecten van het zelf geïntegreerd dienen te worden = cognitief-affectieve verwerkingsproblemen.
Cognitieve affectieve verwerkingsproblemen
Het Zelf = complex & dynamisch systeem waarin meerdere zelfaspecten in een complex netwerk van wederzijdse, diagonale reacties met elkaar in verbinding staan.
De integratie van deze zelfaspecten gebeurt echter niet vanzelf -> synthese moet telkens opnieuw tot stand worden gebracht.
Elliot heeft procestaken geïdentificeerd waarbij synthese moeilijkheden een rol spelen, bv innerlijke criticus.
Innerlijke criticus Elliot (cognitieve affectieve verwerkingsprobleem)
Kan zeer verschillende verschijningsvormen aannemen (zelfkritiek, zelftwijfel, rationalisaties, relativering, zelfspot) is deze herkenbaar door:
- stereotype uitdrukkingen
- gebrek aan nuance
- voorspelbaarheid
Op onvriendelijke, eisende, neerhalende, scherpe, deprimerende toon brengt de innerlijke criticus altijd dezelfde gedachten.
Therapeut dient de cliënt eerst en vooral te helpen zich te disidentificeren van de innerlijke criticus, wat al met een eenvoudige herformulering bereikt kan worden. Cliënten nagaan of ze de innerlijke criticus nog nodig hebben -> oorspronkelijk had de innerlijke criticus een helpende functie.
Interactionele benadering cliëntgerichte psychotherapie
= de actuele verhouding tussen cliënt / therapeut het centrale terrein van aandacht & bewerking.
Doel = cliënt helpen bewust te worden van hoe zijn klachten te maken hebben met zijn typische problematische manier van relaties aangaan.
Er zijn verschillende manieren van interpersoonlijk interveniëren -> metacommunicatieve feedback
Vormen metacommunicatieve feedback (interactionele benadering - cliëntgerichte psychotherapie)
1) Acomplementair reageren
2) Gedragsmatige feedback geven
3) Emotionele feedback geven (persoonlijke
zelfonthulling therapeut)
Fasen behandeling interpersoonlijke problematiek
1) In kaart brengen centrale interpersoonlijke
problematiek en bewerkstelligen veilige werkrelatie
2) niet sociaal wenselijk te antwoorden op de cliënt
(complementair reageren)
3) geven van metacommunicatieve feedback,
gedragsmatige feedback en emotionele feedback
Existentiële benadering (substroom cliëntgerichte psychotherapie)
Wordt de mens beschouwd als onlosmakelijk verbonden met zijn omgeving. Verschillende (bestaans)dimensies onderscheiden:
- lichamelijke bestaan
- bestaan met anderen
- bestaan met zichzelf
- in relatie tot een zingevingssysteem
Wat is een authentiek leven volgens de existentiële benadering?
Dat men zich voldoende bewust is van elke bestaandsdimensie en dat men een evenwicht realiseert tussen de dimensies.
Welke (bestaans)dimensie wordt vooral benadrukt in de existentiële benadering?
Lichamelijke dimensie.
Waarom vormt de existentiële benadering een waardevolle inspiratiebron om hypothesen te genereren over de moeilijkheden waarmee cliënten worstelen?
Omdat globaal genomen elke pathologische ontwikkeling beschouwd kan worden als een verstoring van een persoon met zijn wereld. Omdat deze interactie tussen mens en wereld verschillende dimensies kent, kunnen er zich ook verschillende verstoringen voordoen.
De meest basale verstoring - lichamelijk existeren - men is afgesplitst van zijn lijfelijk ervaren, men heeft weinig of geen contact met de eigen lichaamsgewordingen -> somatisatiestoornissen.
Wat is typerend voor het menselijk bestaan?
Spanning tussen 2 belangrijke ontwikkelingstaken:
1) behoefte tot autonomie
2) behoefte tot verbondenheid
Vanwege ernstige bijwerkingen mocht een bepaalde groep antidepressiva tot voor kort slechts gebruikt worden onder strikte dieetmaatregelen, welke?
monoamine oxidaseremmers
Het tactiele contact maken in de vorm van aanraken, wrijven of strelen’, is het onderscheidende kenmerk van
frotteurisme
Welke systeemtherapeutische benadering heeft als uitgangspunt dat psychische stoornissen een homeostatische functie hebben en het systeem behoeden voor desintegratie?
de cybernetische systeembenadering
persoonlijkheidsstoornis ‘limited reparenting’, wat is dat?
De therapeut grenzen zal stellen aan de gedragingen van de patiënt en richting zal geven aan diens leven
Wat wordt er expliciet nagevraagd tijdens de biografische anamnese?
Het zelfbeeld
subdoelen van de indicatiestelling
1) Het faciliteren van de beginfase
2) Maximaliseren van het therapieresultaat
Wat wordt met somatisatie bedoeld?
het lichamelijk reageren op een stressor en zich ook naar die reactie gedragen
Welke cognitie is volgens de cognitieve theorie een basisschema?
Ik ben niets waard
Lewinsohns benadering van depressie
het vermeerderen van plezierige activiteiten en het aanleren van sociale vaardigheden
Welke cliënt met eetbuien is een voorbeeld van het purgerende type?
de cliënt die laxeerpillen gebruikt na een eetbui
evidence-based practice’
Wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van behandelingen en werkzame factoren daarin vormen de basis voor het psychotherapeutisch handelen
antipsychotische medicatie
- Antipsychotica blokkeren de dopaminereceptoren in de
hersenen - Antipsychotica kunnen als depot worden toegediend
- Antipsychotica hebben een neutraliserende werking
Rogers’ cliëntgerichte psychotherapie
- De grondhoudingen van empathie, aanvaarding en
echtheid van de therapeut zijn hét cruciale medium
waardoor verandering in de cliënt bewerkt wordt - Rogers’ therapiemodel is universeel: het is toepasbaar
op alle cliëntproblemen, differentiatie qua
psychopathologie en psychotherapeutische benadering
is niet noodzakelijk
Dementie
- Dementie komt vooral voor op oudere leeftijd
- Door de dubbele vergrijzing zal het aantal mensen met
dementie fors toenemen, naar schatting 1 op de 44 - Omdat vrouwen ouder worden dan mannen, is de man-
vrouwratio 2:3
Wanneer iemand plotseling niet meer kan horen, zien of staan terwijl er neurologisch geen verklaring voor te vinden is, dan spreken we van
Conversiestoornis
Wanneer een intaker bij de cliënt nagaat of hij of zij al eerder hulp heeft gehad voor deze klacht(en), dan is de intaker bezig met de
speciële anamnese
Antipsychotica kunnen bewegingsarmoede en een starre gelaatsuitdrukking veroorzaken.
Hoe wordt deze bijwerking genoemd?
Parkinsonisme
Volgens Rehm ligt een aantal aspecten ten grondslag aan de sombere stemming en inactiviteit van depressieve mensen. Welk aspect behoort hier toe?
Hoog niveau van zelfbestraffing
De behandeling van stemmingsstoornissen kan in een aantal fasen worden onderverdeeld. Eén van deze fasen is de onderhoudsfase. Wat is het primaire doel van deze fase?
het voorkomen van recidieven
effectiviteit van interpersoonlijke psychotherapie
- In onderzoek van onder anderen Blom et al. (2007)
werd gevonden dat interpersoonlijke psychotherapie
vergelijkbaar is met medicatie - In onderzoek van onder anderen De Mello et al. (2005)
werd gevonden dat interpersoonlijke psychotherapie
significant effectiever is dan placebo
Wat is het grootste verschil tussen een klassieke psychoanalytische behandeling en een psychoanalytische psychotherapie?
De neutraliteit en abstinentie zoals die in de klassieke psychoanalytische behandeling gehanteerd worden, zijn binnen psychoanalytische psychotherapie niet altijd even goed realiseerbaar
Diagnostiek van verslavingen drie belangrijke aandachtspunten
- de aanwezigheid van comorbide stoornissen
- de mate van motivatie om te veranderen
- de aard van de afhankelijkheid
Wat is de prevalentie van schizofrenie onder de bevolking?
0,45%
Bij welke therapie taxeert de therapeut in de beginfase in rondes?
Systeemtherapie
Er zijn enige aanwijzingen dat bepaalde patiënten minder therapietrouw zijn. Welke patiënten zijn dit?
mensen met een laag opleidingsniveau
cognitief-affectief verwerkingsprobleem binnen de cliëntgerichte psychotherapie
- problematische reactie
- zelfevaluatieve splitsing
- zelfonderbrekende splitsing
Wat is een kenmerk van de ziekte van Alzheimer?
De neurodegeneratie begint al twintig tot dertig jaar voordat de klinische symptomen zich manifesteren
Wat is het centrale principe binnen de cliëntgerichte therapie?
De beleving de continue toetssteen blijft.
De cliëntgerichte therapie ambieert meer dan allen klachtenreductie, wat nog meer?
- aandacht voor de persoon in zijn totaliteit plaats de
cliënt minder in een positie van lijdzaam slachtoffer van
zijn stoornis en - stimuleert de cliënt tot het ontwikkelen van een groter
potentieel van zijn mogelijkheden - dit laat ook ruimte voor betekenis en zingeving om de
kwaliteit van leven te maximaliseren.
Verschillende benaderingen binnen systeemtherapie
1) Transgenerationele
2) Structurele
3) Communicatie-theoretische
4) Experiëntiële emotionele-focused
5) Leertheoretische en cognitieve
6) Cybernetische
7) Psycho-educatieve vorm
Transgenerationele systeembenadering
- Domineren de relaties die de ouders vroeger hadden
in hun gezin. - Begrip loyaliteit = belangrijke rol
- Niet goed verlopende processen van losmaking mbt
het gezin hebben negatieve gevolgen voor de relaties
in het huidige gezin
Structurele systeembenadering
- Pathogene gezinsstructuren
- Overmaat onderlinge betrokkenheid als tekort aan
betrokkenheid - Aard van de coalities binnen het gezin en de grenzen
van subsystemen - Coalities tussen een ouder en 1/meerdere kinderen
waarvan de andere ouder = buitengesloten -> bron
psychische stoornissen
Communicatieve-theoretische systeembenadering
- Wetmatigheden in de manier waarop gezinsleden met
elkaar omgaan - Uitoefenen van invloed een grote rol
- Stempel drukken
Experiëntiële emotionele-focused systeembenadering
- Tekort aan awareness (bewustzijn eigen gevoelens) =
bron psychische stoornissen - Gestalttherapie
- Ervaringsgerichte therapie
Leertheoretische en cognitieve systeembenadering
- Problemen = uitvloeisel van de systematische
bekrachtiging van ongewenst gedrag - Veranderen van bekrachtigingspatronen
- Beïnvloeden van irrationele opvattingen die de
interactie tussen gezinsleden schade berokkenen
Cybernetische systeembenadering
- Psychische stoornissen hebben een homeostatische
functie en het systeem behoud voor desintegratie
Psycho-educatieve vorm van gezinstherapie
- Overtuigen dat symptomen van de cliënt niet altijd zijn
toe te schrijven aan het gezin. Maar wanneer gezinnen
info ontvingen over de ziekte van hun gezinsled bleek
dit bij te dragen aan herstel of stabilisatie van de cliënt. - Gezinsgerichte psycho-educatie meestal combi van:
- bieden van ondersteuning
- voorlichting geven
- ontwikkelen van een op het gezin gericht advies
Kenmerk huidig systeemtherapie
Door een integratie tendens
Welke gebieden komen aan bod bij taxeren in ronden bij de systeemtherapie
1) Individuele achtergrond van de aangemelde cliënt
2) Hoe anderen in het gezin met de cliënt omgaan
3) Individuele achtergrond van anderen in het gezin
4) Hoe de andere gezinsleden met elkaar omgaan
5) Functie van het probleemgedrag
6) Fase in de levenscyclus van het gezin
7) Relatie gezin/omgeving
8) Manier van praten
9) Omgang met geld en vrije tijd
10) Seksualiteit en affectieve betrokkenheid
Lange - model voor intake en taxatie systeemtherapie - 2 principes
1) Zoveel mogelijk getracht om de taxatiegesprekken
door de behandelaar te laten voeren
2) Vanaf het begin duidelijk gemaakt worden dat een
zinvolle taxatie van hun problematiek impliceert dat
gezinsleden hierbij betrokken kunnen worden.
Model Lange (intake & taxatie systeemtherapie) 6 stappen
1) Aanmelding
2) 1e taxatiegesprekken
3) Taxatiesessies met subsystemen
4) Opstellen van een voorlopig behandelingcontract
5) Behandeling zelf waar verdere taxatie ligt besloten
6) Evaluatie en zonodig bijstelling behandelingscontract
Stap 1 intake en taxatie systeemtherapie Lange
Aanmelding:
- reden hulpvraag
- info over de verwijzer
- biografische gegevens
- leefsituatie
- uitnodigen cliënt + relevante omgeving
Stap 2 intake en taxatie systeemtherapie Lange
1e taxatiegesprekken (cliënt + omgeving)
- inventarisatie probleemgebieden
- inzicht in individuele problematiek en psychopathologie
- inzicht in de huidige gezinsstructuur
- inzicht in gezin van herkomst
- functie van klachten
- bekrachtigingspatronen
- invloed klacht op anderen
- motieven
- inzicht in mogelijke weerstanden
- uitdelen en uitleg vragenlijsten
Stap 3 intake en taxatie systeemtherapie Lange
Taxatiesessies met subsystemen (bv ouders/cliënt)
- vragenlijsten
- testen van individuen
- lichamelijk onderzoek
Belangrijkste doel therapeutische relatie systeemtherapie
Gezin te motiveren voor behandeling.
Bv bevorderen van positieve sfeer, centrale aspecten:
- positief etiketteren van het gepresenteerde probleem
- geven van complimenten
- uitstralen van hoop en vertrouwen
Welke afspraken worden er in het behandelingscontract opgenomen (systeemtherapie)
- doel van de behandeling
- de interventies waaruit de behandeling zal bestaan
- op welke tijdstippen de behandeling geëvalueerd zal
worden
Wat is het centrale element van gezinsbehandelingen (systeemtherapie)?
Dat de gezinsleden op een constructieve wijze elkaar laten weten wat zij van elkaar nodig hebben
Belangrijkste therapeutische technieken uit de gezinstherapie (systeemtherapie)?
1) gedragsoefening met feedback en modelling
2) registratie
3) gedragscontracten
4) doorvragen en herformuleren
5) zelfcontroleprocedures
6) bekrachtingspatronen wijzigen
7) veranderen van cognities
8) verandering in gezinsstructuur
9) verwerken van het verleden
10) gezinsrituelen
Gezinsrituelen (systeemtherapie)
- Afscheidsritueel
- Eenmalige overgangsritueel
- Blijvend ritueel dat een vaste plaats krijgt en blijvend de
nadruk legt op de nieuwe fase
Wat wordt gezien als de gouden standaard voor klinisch onderzoek?
Randomized controlled trials (RCT’s)
Waar gaat de moderne gezin- en relatietherapie steeds meer vanuit?
Dat de focus op gezinsinteracties zeer goed te combineren valt met aandacht voor intrapsychische processen.
Wat is gedragstherapie?
Het toepassen van leertheorieën, vaak gecombineerd met aandacht voor cognitieve verandering.
Waarom speelt diagnostiek een belangrijke rol bij gedragstherapie?
- Om tot een duidelijke definitie van het probleemgedrag
te komen - Het evalueren van het effect van de behandeling
Vormen van diagnostiek bij gedragstherapie
- inventariserend gesprek tussen therapeut en cliënt
- gestructureerd interview
- zelfrapportage in de vorm van vragenlijsten
- gedragsregistratie door de cliënt zelf
- gedragsobservatie door anderen
Algemene (semi-)gestructureerde interviews voor as-I problematiek -> categoriseren en inventariseren van de aard en omvang van psychische klachten
- SCID-I = structured clinical interview for dsm
- MINI = mini-international neuropsychiatric interview
- CIDI = composite international diagnostic interview
Onderscheid probleemanalyse gedragstherapie
1) Microanalyse
2) Macroanalyse
Microanalyse gedragstherapie
= functieanalyse = wordt het gedrag binnen een specifiek probleemgebied geanalyseerd.
De belangrijkste vragen:
- welke stimuli onder welk omstandigheden lokt het
gedrag uit?
- welke respons (emotioneel, fysiologisch, cognitief en
waarneembaar gedrag) treedt op?
- wat zijn de gevolgen van het gedrag?
- welke factoren bekrachtigen het gedrag en houden het
in stand?
Goed zicht krijgen op de sequentie van gebeurtenissen die vooraf gingen aan het probleemgedrag en die daar opvolgde = topografische analyse
Macroanalyse gedragstherapie
= holistische theorie, brengt de therapeut verschillende probleemgebieden in kaart.
Doel = clustering van probleemgedragingen die dezelfde functie hebben, en het opstellen van hypothesen over causale relaties tussen de clusters.
Microanalyse
Sd = discriminatieve stimulus CER = Conditioned Emotional Response CAR = Conditioned Avoidance Respons C- = Negative reinforcement (negatieve bekrachtiging)
Vooroordelen therapeutische relatie gedragstherapie
Afstandelijk
Eenzijdig
Enigszins autoritair
Niet helemaal waar: empathie en warmte ook van toepassing.
Waarmee onderscheidt de gedragstherapie van andere therapiestromingen?
Wamte en empathie beschouwd de gedragstherapie niet als globaal en faciliterend, maar als situationele voorwaarden voor het op gang brengen van een leerproces.
De manier waarop er met weerstand in de gedragstherapie wordt omgegaan is anders dan die bij de psychodynamische behandelingen, hoezo?
De gedragstherapeut gaat na wat de factoren kunnen zijn die dat gedrag uitlokken (situationele factoren). Factoren die met de cliënt of met de therapeut te maken hebben of met de interactie tussen bieden.
Algemene kenmerken therapeutische relatie in gedragstherapie
1) Cliënt wordt als mondig beschouwd en zal zoveel
mogelijk zelf mee leren denken
2) Doelstelling geschiedt in onderling overleg. Therapeut
goede nota van eerdere pogingen tot veranderen
3) Belangrijk deel vd tijd besteedt therapeut aan niet-
technische aspecten zoals verhogen van de motivatie,
uitleggen van het therapeutisch model of het
voorbereiden op bepaalde technieken en huiswerk-
opdrachten
Wat is volgens Schindler de belangrijkste dimensie in de gedragstherapie?
Ondersteuning = verzamelterm voor uiteenlopende therapeutische interventies zoals:
- geven van positieve feedback
- vertrouwen en aanmoediging
- positieve heretikettering
Gedragstherapeutische behandelmethode - operante technieken - wat is het principe?
Het principe van operante procedures = gewenst gedrag wordt bekrachtigd en ongewenst gedrag wordt uitgedoofd of bestraft.
3 operante technieken (gedragstherapie)
1) Token economy
2) Community reinforcement
3) Zelfcontroleprogramma
Token economy (operante techniek gedragstherapie)
Verstrekt de therapeut zgn tokens (fiches) voor gewenst gedrag. Belangrijk om ze onmiddellijk na het te versterken gedrag kan geven.
Community reinforcement (operante techniek gedragstherapie)
Richt zich op:
- verbeteren van het sociale netwerk
- vergroten van de motivatie voor gedragsverandering /
abstinentie
- vergroten en verbeteren van het toekomstperspectief:
er worden positieve alternatieven geboden voor het
gebruik van middelen
Wat is contigency management (CM) bij gedragstherapie?
Vaak onderdeel van de operante technieken community reinforcement.
Bij CM wordt positief of wenselijk gedrag (abstinentie, medicatie of therapietrouw) bekrachtigd door de cliënt te belonen in de vorm van specifieke artikelen of privileges (vouchers) en wordt negatief gedrag genegeerd of bestraft door cliënt vouchers te onthouden of sancties op te leggen.
Voor wie is community reinforcement en contigentiemangement geschikt?
Ernstig verslaafde cliënten met een lagere sociaal-maatschappelijke positie
Wat is de gedragstherapeutische benadering voor depressie?
Veronderstelt dat de depressieve symptomen voortkomen uit een tekort aan bekrachtiging voor constructief en plezierig gedrag.
Volgens deze visie zijn de depressieve cognities de consequentie van de depressieve stemming.
In behandelingen zal de therapeut de cliënt stimuleren om weer aan constructieve en plezierige activiteiten deel te namen.
Zelfcontroleprogramma voor depressie Rehm (gedragstherapie)
Volgens Rehm zijn sombere stemming en de inactiviteit van depressieve personen het resultaat van:
- negatieve zelfevaluaties
- gebrek aan bekrachtiging door zichzelf
- een hoog niveau van zelfbestraffing.
Waar bestaat het zelfcontroleprogramma van Rehm uit
Training van 6 weken in:
- zelfregistratie
- zelfevaluatie
- zelfbekrachtiging
cliënten moeten dagboekjes bijhouden waarin zij de positieve activiteiten die ze iedere dag uitvoeren moeten aangeven (zelfregistratie). Tijdens de zelfevaluatiefase benadrukt de therapeut het stellen van realistische doelen. De cliënt moet een subdoel kiezen die concreet en binnen afzienbare tijd bereikbaar is. Later moeten zij hun gedrag dat gericht is op deze doelen te bereiken, evalueren met een puntensysteem (zelfevaluatie). Vervolgens krijgen ze instructies hoe ze zichzelf kunnen belonen (zelfbekrachtiging).
Wat is exposure (gedragstherapie)
Een verzamelbegrip voor procedures met gemeenschappelijk kenmerk dat cliënten worden blootgesteld aan situaties die spanning en angst oproepen en die zij geneigd zijn te vermijden.
Vormen van exposure (gedragstherapie)
- graduele
- flooding
- exposure met responspreventie
2 manieren blokstelling:
1) Imaginaire
2) In vivo
2 varianten exposure (gedragstherapie)
1) Graduele exposure - in stapjes van gemakkelijk naar
moeilijkere situaties
2) Flooding en prolonged exposure - meteen
blootgesteld aan een moeilijke situatie
Systematische desensitisatie (exposure, gedragstherapie)
Stelt de therapeut samen met de cliënt een hiërarchie op van situaties die de cliënt beangstigend vindt en doorgaans vermijdt. Ontspanningsoefening totdat geen angst meer wordt ervaren, volgende situatie.
Flooding (exposure, gedragstherapie)
Meteen geconfronteerd met de moeilijkste situatie. Geen gebruik van ontspanningsoefeningen. Doel = gewenning (habituatie) aan de angst waardoor uitdoving van de angstrespons plaatsvindt.
Wat is doorgaans de meest succesvolle exposure procedure
Prolonged in vivo
Exposure met responspreventie
Verslaving, boulimia, hypochondrie en dwangstoornissen.
Doel responspreventie = het uitdoven van de respons door de cliënt te verbieden de eigen dwanghandeling uit te voeren -> bij verslavingen/boulimia -> het verslavingsgedrag/eetgedrag niet mag uitvoeren.
Bij welke stoornis vormt het leren ontspanning een belangrijk element in de behandeling?
Gegeneraliseerde-angststoornis (GAS), slaapproblemen en somatische aandoeningen.
Applied relaxation-methode van Öst
Het direct toepassen van de ontspanning in angstoproepende situaties.
In het bijzonder mensen met een paniekstoornis.
Overige gedragstherapeutische behandelmethoden
- sociale-vaardigheidstraining
- training van probleemoplossingsvaardigheden
- gedragstherapeutische relatietherapie
- dialectische gedragstherapie (DGT)
Sociale-vaardigheidstraining gedragstherapie
- emoties beter te uiten
- op te komen voor hun rechten
Vaardigheden nodig:
- accurate perceptie van de sociale situatie
- cognitieve vertaling van de perceptie in een actieplan
- het uitvoeren van het gedrag met adequaat verbaal en
non-verbaal gedrag
Sociale vaardighedentraining bij gedragstherapie richt zich op het beheersen van…
- een verzoek doen
- weigeren
- eigen mening uiten
- kritiek geven
- reageren op kritiek
- voor jezelf opkomen
Belangrijke technieken zijn:
- modelling
- feedback
- herhaalt oefenen van gedag (behavior rehearsal)
Lewinsohn en Hoberman - depressieve klachten - oorzaak
tekort aan sociale vaardigheden -> verantwoordelijk voor tekort aan sociale bekrachtiging.
Trainen van probleemoplossingsvaardigheden (gedragstherapie) - 5 stappen
1) Probleemoriëntatie
2) Probleemdefinitie
3) Brainstorming
4) Keuze
5) Uitvoering
Gebleken is dat veel depressieve cliënten zich kenmerken door gebrekkige probleemoplossings-vaardigheden.
Belangrijke onderdelen gedragstherapeutische relatietherapie
- doorbreken van selectie aandacht voor het negatieve
gedrag van de ander - doen toenemen van het aantal plezierig
gemeenschappelijke activiteiten - communicatietraining
Dialectische gedragstherapie (DGT)
Ontwikkeld voor de borderlinepersoonlijkheid en is expliciet gericht op het terugdringen van suïcidaal, parasuïcidaal en therapie-interferend gedrag.
Behandeling is opgebouwd uit een vaardigheidstraining en paralel een individueel behandelcontact. Tijdens de vaardigheidstraining worden:
- crisisvaardigheden
- intermenselijke vaardigheden
- emotieregulatievaardigheden
- aandachtsvaardigheden (mindfullness) aangeleerd
Wat doen gedragstherapeuten eerst voordat ze aan de slag gaan met 1 of meerdere techniek om het probleem aan te pakken?
Probleemanalyse
Grondleggers cognitieve therapie
Aaron Beck en Albert Ellis
Zij ontwikkelde therapievormen uit de redenering:
dat neurotische stoornissen ontstaan ten gevolge van de irrationele manier waarop de cliënt over de dingen denkt en niet door de dingen zelf.
Psychopathologie lag ten grondslag aan irrationeel denken.
In de huidige cognitieve therapie = irrationaliteit niet meer een zodanig belangrijk thema, wat wel?
Het is onmogelijk om eenduidig vast te stellen wat irrationeel en wat rationeel is. Opvattingen van mensen zijn beter te begrijpen in termen van hun functionele eigenschappen en hun disfunctionele eigenschappen.
Doel cognitieve therapie
Alternatieve opvattingen vinden die meer functioneel en minder disfunctioneel zijn en tegelijk een goed begrip geven van de ervaringen waar iemand mee wordt geconfronteerd.
Het gaat bij cognitieve therapie om hot-cognitions = die opvattingen die nauw verbonden zijn met sterke emoties en disfunctionele gedragingen.
Cognitieve theorie van psychopathologie
Veronderstellen dat zgn schema’s de infoverwerking beïnvloeden.
Een schema wordt geactiveerd door een bijpassende gebeurtenis.
Wat is de cognitieve hypothese van psychopathologie
Dat bepaalde schema’s hyperactief zijn geworden en de infoverwerking zijn gaan domineren, zodat vertekeningen in de interpretatie en daarmee excessieve emoties en gedragingen gaan optreden.
Er wordt veronderstel dat:
- depressieve schema’s gecentreerd zijn rond verlies
- angst rond bedreiging
- manie rond winst
- dwang rond schuld
- agressie rond normovertreding
De persoon ervaart de hypervalentie van dergelijke schema’s door de bijhorende gevoelens en door onwillekeurige gedachten -> zgn automatische gedachten = niet de oorzaak maar een product van de onderliggende schema’s.
Via welke 2 wegen kunnen cognities veranderd worden
- verstandelijke
- zintuigelijke
Eenmaal gevormde schema’s zijn resistent tegen verandering. Wat is de these van de cognitieve therapie hierbij?
Dat mensen desondanks hun schema’s kunnen veranderen door zich bewust te worden van de discrepanties tussen informatie of verstandelijk inzicht enerzijds en op het schema gebaseerde verwachtingen en interpretaties anderzijds.
Maw: getracht wordt het schema te veranderen door de persoon zich herhaaldelijk bewust te laten zijn van info die strijdig is met de kennis welke in het schema is vertegenwoordigd.
Niveaus van cognities
1) Basisschema’s
2) Conditonele assumpties
3) Strategische ideeën
4) Automatische gedachten
Wat zijn basisschema’s in de cognitieve therapie
Fundamentele (onbewuste, impliciete) opvattingen die ieder heeft over zichzelf, anderen en over de wereld.
Wat zijn conditionele assumpties in de cognitieve therapie
Veronderstellingen over oorzaak-gevolgrelatie
Wat zijn strategische ideeën in de cognitieve therapie?
Opvattingen op het grensvlak van opvattingen en gedrag, die mensen hebben over hoe ze gevaren het beste het hoofd kunnen bieden en goede dingen kunnen bereiken.
Wat zijn automatische gedachten in de cognitieve therapie?
Gedachten die automatisch door de stroom van bewustzijn spelen en het product zijn van de op schema’s gebaseerde infoverwerking.
Wat is het uitgangspunt van de cognitieve therapie?
Dat de automatische gedachten van de cliënt via de tussenliggende niveaus van cognities worden gestuurd door basisschema’s die hypervalent zijn.
Wat zijn de kenmerkende onderdelen van de diagnostiek bij cognitieve therapie?
- casusconceptualisering
- gebruik van vragenlijsten en tests
Welke info wordt gebruikt bij het opstellen van een casusconceptualisatie (cognitieve therapie)?
- klacht / probleemgeschiedenis
- levensgeschiedenis
- diagnostische gegevens
- gegevens van vorige behandelingen en van andere prof
De duur van de behandeling is afhankelijk van de invloed van het disfunctionele schema op het leven. Welke factoren zijn hier van belang?
- hoe sterk de cliënt aan het schema vasthoud
- hoe essentieel de cliënt het schema vindt in zijn
overleving, veiligheid en welbevinden - in hoeverre de cliënt in staat is het schema, wanneer
het geactiveerd is, in twijfel te trekken - vroegere leerervaringen die de vormgein van het
schema hebben beïnvloed - hoe vroeg in de levensgeschiedenis het schema is
geïnternaliseerd
Vragenlijsten voor het opsporen van disfunctionele en automatische gedachten (cognitieve therapie)
- DAS = dysfunctional attitude scale
- IBT = irrational beliefs test
- RBI = rational behaviour inventory
- GCL-50 = groninger cognitie lijst
Vragenlijst die veel voorkomende basisschema’s in kaart brengen
Schema Questionnaire van Young
Methoden die de kenmerkende processen van infoverwerking in kart brengen (cognitieve therapie)
- Attentional bias
- Confirmationbias en emotional reasoning
Met welke tests kunnen cognitief therapeuten belangrijke thema’s en opvattingen opsporen?
Projectieve tests (niet geschikt hypothesen te toetsen).
Belangrijkste indicaties voor cognitieve therapie
- neurotische problemen
- impulscontrole problemen
- persoonlijkheidsstoornissen
Contra-indicaties cognitieve therapie
- lage intelligentie
- moeilijk kunnen samenwerken
- niet in staat zijn aan afspraken te houden
- extreem passieve houding
Hoe staat de therapeutische relatie in cognitieve therapie ook wel bekend?
Collaborative empiricisme -> een team
Voor therapeut een kunst een balans te vinden:
autonomie vs structuur
empathie vs distantie
Behandelmethoden cognitieve therapie
1) De rationale
2) Cognitieve dagboek
3) Socratische dialoog
4) Uitdagen
5) Experimenteren
6) Assumpties
Wat is de rationale voor technieken binnen de cognitieve therapie?
Een pragmatische visie op het ontstaan en voortduren van de klachten met een schets van hoe de therapie daar verandering in gaat brengen.
Waar moet een goede rationale (behandelmethode cognitieve therapie) aan voldoen?
- begrijpbaar voor de cliënt
- sluit aan bij de belevingswereld
- geeft een verklaring voor de problemen
- geeft hoop op verbetering
Wat is de socratische dialoog voor techniek binnen de cognitieve therapie?
Socrates was van mening dat ieder mens in staat is tot het ware inzicht te komen door de eigen opvattingen tot op de bodem uit te zoeken. Socrates ondervroeg de ander ontwetend en naïef.
Methode is bedoeld om twijfel op te roepen tav de opvatting.
Om duidelijk te maken dat het niet zozeer de bedoeling van de socratische dialoog (cognitieve therapie) is om met een vooropgezet plan de gedachtegang te veranderen wordt tegenwoordig gesproken over…
Guided discovery = cliënt begeleiden in zelfinzicht
Padesky stelt 4 vragen (criteria):
- waarvan de cliënt de kennis heeft om ze te
beantwoorden
- die de aandacht van de cliënt vestigen op relevante
informatie die over het hoofd zijn gezien
- die leiden van concreet naar abstract
- die de cliënt vervolgens ertoe leiden om tot een nieuwe
interpretatie, of tot een nieuw idee te komen
Fasen van guided discovery (cognitieve therapie)
1) Nader informatie vragen
2) Luisteren
3) Samenvatten
4) Integrerende en analytische vragen
Socratische dialoog (cognitieve therapie)
Twijfel zaaien en nieuwe inzichten verwerven.
Wat is het doel van een experiment (cognitieve therapie)
Gegevens te verzamelen over de empirische adequaatheid van een bepaalde opvatting.
Technieken om assumpties te expliciteren (cognitieve therapie)
1) Rode draad, terugkerend thema zoeken
2) Downward-arrowtechniek - doorvraagtechniek waarbij
steeds gevraagd wordt naar de betekenis van het
bereikte
3) Vragen naar de vroegste jeugdervaring tav probleem -
welke conclusies daaruit getrokken
Wat is een persoonlijk contract in de cognitieve therapie?
Een vorm van assumptie waarbij de cliënt met zichzelf heeft afgesproken dat iets zo is.
Leent zich niet voor empirische correctie -> belichten van het arbitraire karakter en het beschouwen van de functionaliteit.
Op welke manieren terugval (cognitieve therapie) te verkleinen?
1) Cliënt moet zelf actief in het uitdaag- en experimenteer-
proces worden.
2) Bevorderen van het uitdagen en het beschikbaar zijn
van de nieuwe, adaptieve interpretaties tijdens
problematische situaties.
3) Therapeut steeds minder actief gaan opstellen en meer
aan de zelfwerkzaamheid overlaten
4) Fundamentele assumpties aan de orde stellen
5) Booster-sessies inplannen waarin datgene wordt
versterkt wat in therapie verworven is.
Wat is een belangrijke uitbreiding van cognitieve therapie?
Schema Therapie (Schema Focused Therapy).
De focus ligt niet op automatische gedachten, maar op de onderliggende disfunctionele schema’s.
Veel belang gehecht aan de therapeutische relatie waarin getracht wordt zaken te corrigeren die in de jeugd mis zijn gegaan.
Daarnaast wordt actief gewerkt aan het opbouwen van nieuwe, gezonde schema’ die te weinig ontwikkeld zijn.
Toepassingsgebieden:
- persoonlijkheidsstoornissen
- chronische depressie
- chronische eetstoornissen
Wat zijn metacognities (cognitieve therapie)
Opvattingen over de eigen gedachten en over de manieren waarop de eigen denkprocessen beïnvloed kunnen worden.
Wat is IPT
Interpersoonlijke psychotherapie = kortdurende vorm van psychotherapie die door Klerman & Weissman ontworpen is voor de behandeling van depressie.
Wat is de centrale aanname van IPT?
Dat veranderingen in relaties met anderen een depressie kan uitlokken.
Oorzaak depressie = mix van biologische factoren, vroegkinderlijke ervaringen en actuele gebeurtenissen (life events)
Hoofdthema’s / focus IPT
1) Rouw
2) Rolverandering
3) Interpersoonlijk conflict met een ander
4) Interpersoonlijk tekort aan relaties
Welke vraag staat in IPT centraal?
Wat werkt!
De theoretische onderbouwing is minder belangrijk.
Op welke manier is IPT anders dan andere behandelingen?
Dat zij expliciet verbetering in de relatie met belangrijke anderen nastreeft.
Wat is essentieel in het wel/niet ontstaan van een depressie (onderzoek Caspi)
Laat zien dat de interactie tussen een bepaalde genetische variant (van het serotonine transport) en stress bepaalt of iemand depressief wordt.
Geen van de factoren afzonderlijk, de genetische noch het life event (stress) is op zichzelf een verklaring voor het ontstaan van depressie.
Conclusie: het ontstaan van depressie in veel gevallen zal samenhangen met een aan de depressie voorafgaande ingrijpende gebeurtenis, maar dat die gebeurtenis niet los gezien moet worden van de persoon die ze overkomt. het is altijd een interactie tussen meerdere met lekaar samenhangende factoren waaronder:
- genetisch
- biologische
- persoonlijkheid
- sociaal-economische factoren
Effectiviteite IPT
- significant effectiever dan placebo
- even effectief als medicatie
- even effectief als cognitieve gedragstherapie
- drop out veel kleiner
Wat is het uitgangspunt bij IPT
dat de cliënt ten gevolge van de depressie tijdelijk minder copingsvaardigheden heeft.
Kenmerkend depressieve clienten (IPT)
- slecht in oorzaak-gevolgrelatie
- sterk de neiging in algemeenheden te spreken die los in
de tijd staan, geen begin en eind kennen en waarvan
niet duidelijk is wie er een rol in speelt - zichzelf de schuld geven van hun eigen onheil
Fasen IPT
1) diagnostiek en vaststellen behandelfocus
2) behandeling
3) afsluiten en indicatiestelling voor vervolgbehandeling
Fase 1 IPT
Diagnostiek en vaststellen behandelfocus
Doelen:
1) Stellen van een diagnose
2) Creëren van een goed werkrelatie
3) Maken van een interpersoonlijke inventarisatie
4) Verband leggen tussen interpersoonlijke problemen en
de symptomen van depressie
5) Kiezen van een focus voor de behandeling
6) Overeenstemming bereiken over het behandelcontract
Van welk model gaat IPT uit
Medisch model -> cliënt is ziek
Wat is het belangrijkste paradigma van IPT
De interpersoonlijke relaties hebben invloed op de stemming.
Voorwaarden behandelfocus IPT
1) Moet gerelateerd zijn aan het ontstaan van de
depressie
2) Moet affectief beladen zijn (voelbaar)
3) Moet een thematische logica aanwezig zijn
(inhoudelijke logica tussen de gebeurtenis en het
ontstaan van de depressie)
Focus Rouw IPT
Is er een directe relatie tussen het ontstaan van de depressie en het overlijden van een belangrijke ander.
Doelen bij deze focus:
1) Het vastgelopen rouwproces weer op gang brengen
2) Zinvolle invulling van het leven of vervangen voor de
verloren relatie vinden
Focus Interpersoonlijk conflict IPT
Begrip interpersoonlijk: verschil tussen wat de cliënt verwacht van een belangrijke ander en wat hij uiteindelijk ontvangt.
De conflicttheorie kent een aantal fasen:
1) Onderhandelings- of escalatiefase
2) Crisis
3) Impasse
Doelstelling focus:
1) Het conflict weer in de onderhandelingsfase te
brengen zodat het opgelost kan worden
2) Na te gaan of deze oplossing leidt tot stemmings-
verbetering
Focus Interpersoonlijke rolverandering (IPT)
Doelstelling = allereerst helder krijgen wat verloren is gegaan. Gaat het om:
- afscheid nemen van de oude rol
- rouw om het verlies van de oude rol
- leren van nieuwe vaardigheden die nodig zijn in de
nieuwe rol - nieuwe contacten maken en steun verwerven in de
nieuwe rol - positieve aspecten van de nieuwe rol leren zien en
waarderen
Veel gemaakte fout = te snel over de verliezen heen stappen.
Focus Interpersoonlijk tekort IPT
Interpersoonlijk tekort = als de cliënt moeite heeft met het starten of onderhouden van betekenisvolle relaties.
Doelstellingen focus:
- na te gaan welke belangrijke relaties er in het verleden
bestonden, zowel goede als slechte
- de moeilijkheden en de positieve kanten van de relaties
te exploreren
- de gevoelens rondom huidige relaties wel positieve als
negatieve te bespreken
Social rhythm interpersonal psychotherapy
Ontwikkeld door Frank voor de behandeling van de manisch-depressieve stoornis (bipolair). Bestaat uit:
- psycho-educatie
- systematisch reguleren van het dag- en nachtritme
- IPT
Fairburn (onderzoek) werkingsmechanisme IPT en CGT bij boulimia anders zijn
Bij IPT neemt het zelfvertrouwen toe omdat de cliënt leert dat problemen opgelost kunnen worden zonder dat de cliënt terug hoeft te vallen op het problematische eetgedrag.
CGT geeft ook verbetering van het zelfvertrouwen maar dat ontstaan doordat het problematische eetgedrag onder controle komt.
Binge-eating
Vreetaanvallen
Voor welke groep is IPT een populaire behandeling
Depressie
Psychotrope stoffen
Stoffen die tot doel hebben het denken, voelen, willen en handelen te beïnvloeden -> psychofarmaca = belangrijkste categorie.
Wat is het gemeenschappelijke kenmerk van psychofarmaca?
Dat ze bepaalde psychische functies beïnvloeden door fysiologische processen in de hersenen te veranderen.
Ontwikkeling psychofarmaca
- 1832 chloralhydraat = kalmeringsmiddel -> overtroefde
morfine - Broomkali als goedkope vervanger, ook gebruikt bij
diepe-slaaptherapie en psychotische en manische
cliënten - 1900 ontwikkeling barbituraten = 1e slaapmiddelen
- 1949 Lithium manie
- 1950 chloorpromazine (Largactil) antipsychoticum -
onrust en psychose - 1957 imipramine - 1e tricyclische antidepressivum
- 1958 haloperidol (Haldol) antipsychoticum
- 1958 monoamine-oxidaseremmers (MAO-remmers)
- 1960 chloordiazepoxide (librium) - 1e anxiolyticum
Werkingsprincipes psychofarmaca
1) Farmacokinetiek
2) Farmacodynamiek
3) Klinische werkingsprincipes
Farmacokinetiek
Wat doet het lichaam met het geneesmiddel
Farmacodynamiek
Wat doet het geneesmiddel met het lichaam
Belangrijkste farmacokinetische processen
1) Absorptie
2) Verdeling
3) Metabolisme
4) Uitscheiding
Absorptie
(opgenomen worden). Voordat het zijn werking kan uitoefenen: via mond, maag-darmstelsel in het bloed -> bloed naar de hersenen, bloed-hersenbarriere.
Absorptie is afhankelijk van:
- vetoplosbaarheid van de stof
- zuurbestendigheid
- het gemak bloed-hersenbarriere doordringen
Verdeling
wanneer het middel geabsorbeerd is, verdeelt worden over het lichaam.
Geneesmiddelen kunnen:
- vrij opgelost worden in het bloed
- gebonden zijn aan bloedeiwitten
Geneesmiddelen die sterk aan bloedeiwitten gebonden zitten -> moeilijk bloedbaan verlaten en bereiken daardoor moeilijker de hersenen.
De eiwitbinding bepaald dus mede de werkzaamheid van bepaalde geneesmiddelen
Metabolisme / uitscheiding
Het geneesmiddel wordt door het lichaam afgebroken (gemetalboliseerd en/of uitgescheiden).
Lever = belangrijkste plaats waar metabolisme plaatsvindt -> leverenzymen (P450-systeem = belangrijkste)
Uitscheiding vindt plaats via gal en daarmee via de ontlasting of via de urine.
Wat is een belangrijke maat voor metabolisme?
Halfwaardetijd = de tijd die het lichaam nodig heeft om een bepaalde concentratie van het geneesmiddel in het bloed tot de helft terug te brengen.
De halfwaardetijd bepaald in sterke mate de duur van de werking en bijwerkingen van een geneesmiddel.
Farmacodynamiek
Effecten van een bepaald geneesmiddel op het lichaam.
Veel geneesmiddelen oefenen effect uit op fysiologische processen door een binding aan te gaan met bepaalde receptoren op de celmembraan -> fysiologische veranderingen binnen de cel.
Ook mogelijk dat een geneesmiddel de binding juist blokkeert.
De receptor voor psychotrope stoffen is meestal een receptor voor lichaamseigen boodschapperstoffen = neurotransmitters (serotine, dopamine, adrenaline)
Dosis-responscurve
Relatie tussen de hoeveelheid van een bepaalde stof en het effect ervan grafisch weergegeven.
Therapeutische index
Is nauw verbonden met de dosis-responscurve.
= de verhouding tussen de mediane toxische dosis en de mediane effectieve dosis.
Mediane toxische dosis
dosis waarbij 50% van de cliënten duidelijk toxische (hinderlijke of schadelijke) (neven) effecten ondervindt
Mediane effectieve dosis
dosis waarbij 50% van de gebruikers een therapeutisch effect ondervindt
Smalle therapeutische index
Ligt de mediane toxische dosis dicht bij de mediane therapeutische dosis.
Klinische werkingsprincipe psychofarmaco
1) Weten wat de stof in het lichaam doet
Hoe het metabolisme is
Hoe lang de stof voorgeschreven moet worden voordat
een effect te verwachten is
Welke bijwerkingen te verwachten zijn
Of er interacties zijn met andere medicijnen
Welke alternatieve behandelvormen er zijn
2) Kennis hebben van het nut van een onderhouds-
doseringen de cliënt hierover inlichten
3) Beoordelen of een medicament invloed kan hebben
op het cognitief functioneren, de rijvaardigheid en/of
op het bedienen van machines
4) Kennis hebben van de manieren waarop
psychiatrische stoornissen kunnen interacteren met
klinische geneesmiddelen
5) Farmacotherapie en psychotherapie als
complementaire behandelmethoden zien
6) Kennis hebben van de algehele huidige lichamelijke
gezondheidstoestand van de cliënt en evt lopende
medische behandelingen
Psychofarmaca kunnen obv hun indicatiegebied in categorieën ingedeeld worden, welke?
1) Antipsychotica of neuroleptica
2) Antidepressiva
3) Stemmingsstabilisatoren
4) Anxiolytica
5) Hypnotica
6) Stimulantia
Antipsychotica
Verouderde term = neuroleptica.
Neuroleptica = stoffen met kalmerende en onverschillig-makende (neuroleptiserende werking). Ze normaliseren: onrustige en angstige cliënten worden gesedeerd (gekalmeerd), geremde cliënten worden juist actiever.
Cliënten beschrijven bij neuroleptica een gevoel van distantie tov de eigen beleving, een lichte depersonalisatie of emotionele vervlakking.
Indeling neuroleptica (antipsychotica) obv chemische structuur
1) Fenotiazines (chloorpromazine, Largactil)
2) Thioxanteen-derivaten (zuclopenthixol, Cisordinol)
3) Butirofenen (haloperidol, Haldol)
4) Restgroep (risperidon, Risperdal en clozapine,
Leponex)
Tegenwoordige indeling van neuroleptica (antipsychotica)
1) Typische klassieke antipsychotica (haloperidol en
cisordinol)
2) Moderne atypische antipsychotica aripiprazol (Abilify),
clozapine (Leponex), olanzapine (Zyprexa), quetiapine
(Seroquel) en risperidon (Risperdal)
Klassieke typische antipsychotica ingedeeld obv chemische structuur.
Moderne atypische antipsychotica verschillen qua structuur sterk van elkaar, wat ze gemeenschappelijk hebben is het gunstiger bijwerkingsprofiel dan typische antipsychotica.
Moderne atypische antipsychotica beïnvloeding tov typische klassieke antipsychotica
Heeft een selectievere beïnvloeding van het dopaminerge receptorsysteem en minder beïnvloeding van andere neurotransmittersystemen zoals de cholinerge en histaminerge receptorsystemen. Klinisch heeft dit tot gevolg dat er mn minder sprake is van bewegingsstoornissen als bijwerking.
Wat is de belangrijkste werkingsmechanisme van antipsychotica
De blokkade van dopaminereceptoren in het CZ. Dopaminereceptoren zijn vooral gelokaliseerd in de prefrontale gebieden en de basale ganglia, het gebied waar de motoriek od gestuurd wordt.
Antipsychotica kunnen grofweg ingedeeld worden in
1) Middelen met een lage potentie -> gering effect op de
dopaminereceptoren -> vooral voorgeschreven om
sedatief (kalmering) teweeg te brengen
2) Middelen met een hoge potentie -> behandeling van
psychosen
Indicaties van antipsychotica
1) Ernistige stoornissen in dekenk en waarneming
(wanen, hallucinaties - schizofrenie)
2) Toestanden van grote onrust bij organische
syndromen zoals dementie
3) Overige, meer zeldzame en niet-psychiatrische
aandoeningen, zoals ziekte van Gilles de la Tourette en
de chorea van Huntington.
Wat is het extrapiramidale systeem
Dat gedeelte van het bewuste motorische systeem van het CZ. Stoornissen in het extrapiramidale systeem leiden tot tremors, stijfheid van de spieren en bewegingsarmoede = Parkinsonisme.
Parkinsonisme
Stoornissen in het extrapiramidale systeem dat leidt tot tremors, stijfheid van de spieren en bewegingsarmoede. Meestal om een omkeerbaar (reversibel) fenomeen.
Ziekte van Parkinson
Gevolg van een dopamine tekort in bepaalde hersengebieden.