Kleine herkauwers Flashcards

1
Q

diagnose cryptosporidium

A
  1. oocysten in mest
  2. antigenen in mest: ELISA, IFT, dipstick
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

symptomen giardia

A
  • vaak asymptomatisch
  • chronische intermitterende diarree (zelden oorzaak diarree)
  • minder groei
  • gewichtsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

diagnose giardia

A
  1. cysten in feces: sed-flot
  2. antigen in feces: ELISA, IFT, dipstick NIET betrouwbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

behandeling giardia

A

fenbendazole: 1x per dag voor 3 dagen (in combinatie met hygiëne)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

coccidiose schaap

A

eimeria ovinoidalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

coccidiose geit

A

eimeria ninakohlyakimovae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

coccidiose stal of weide?

A

beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

symptomen eimeria

A
  • diarree (soms bloed)
  • gedaalde eetlust, gewichtsverlies
  • dehydratatie
  • sterfte
    subklinische vorm komt veel voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diagnose eimeria

A
  1. feces:
    - kwantitatief: OPG via McMaster
    - kwalitatief: identificatie -> PCR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

behandeling eimeria

A
  1. diclazuril po
  2. toltrazuril po
    = coccidiostatica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

belangrijkste maagdarmwormen KHK

A
  1. haemonchus contortus: lebmaag
  2. teladorsagia circumcincta: lebmaag
  3. trichostrongylus: lebmaag + dunne darm
  4. nematodirus: dunne darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

problemen bestrijding MD wormen

A
  1. hoge weidebezetting
  2. anthelminthicum resistentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschillen MD wormen rund <-> schaap

A

KHK:
- weideseizoen langer
- ooien en lammeren grazen vaak samen
- duidelijke species - seizoen verschillen
- peri-parturient rise -> ooi tijdelijk opnieuw vatbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

nematodirus

A
  • dunne darm
  • eieren enkel door lammeren uitgescheiden
  • volledige larvaire ontwikkeling in ei -> L3 verlaat ei na koude-warmte = lente
  • larven overleven winter in ei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer piek nematodirus?

A

lente (enkel lammeren gevoelig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

haemonchus contortus

A
  • lebmaag
  • L3 overleven winter niet -> peri-parturient rise enige bron infectie
  • zomer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wanneer piek haemonchus contortus?

A

zomer (juli - aug) => ontwikkeling tot L3 bij hoge temperaturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

teladorsagia epidemiologie

A
  • lebmaag
  • overwinteren -> lammeren vroeg geïnfecteerd
  • belang geïnhibeerde larven klein
  • zomerpiek door peri-parturient rise
  • late zomer - herfst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

trichostrongylus epidemiologie

A
  • lebmaag + dd
  • belang geïnhibeerde larven klein
  • zomerpiek door peri-parturient rise
  • najaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wanneer piek trichostrongylus?

A

najaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wanneer piek teladorsagia?

A

late zomer - herfst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

nematodirus symptomen

A

in dunne darm tijdens voorjaar
- diarree
- vermageren
- dehydratatie
- sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

haemonchus symptomen

A

in lebmaag tijdens zomer
- anemie
- oedeem/bottle jaw
- geen diarree –> donkere keutels met verteerd bloed
- vermageren
- sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Anemie, geen diarree: welke ziekten in DD?

A
  • haemonchus
  • leverbot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

teladorsagia symptomen

A

in lebmaag tijdens zomer/najaar (voorjaar: hypobiose)
- diarree
- vermageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

trichostrongylus symptomen

A

in dunne darm tijdens najaar
- donkere diarree
- vermageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

diagnose maagdarmwormen

A
  1. uitgebreide anamnese/symptomen
  2. eieren in mest: miniflotac of mcmaster
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat is epg bij nematodirus besmetting?

A

> 100 epg

29
Q

wat is epg bij strongyliden besmetting?

A

> 500 epg

30
Q

waar moet je rekening mee houden bij coprologisch onderzoek maagdarmwormen?

A
  • bemonstering op weide moeilijk -> best rectaal nemen
  • meerdere stalen nodig
  • diarree = verdunning eieren
  • grenswaarden zijn indicatief
31
Q

wanneer spreek je van een goede wormbehandeling?

A

ei-uitscheiding minstens 95% lager dan eerst -> faecal egg count reduction test

32
Q

behandeling maagdarm wormen

A
  1. benzimidazoles po meerdere dagen: geiten hebben hogere dosis nodig
  2. closantel tegen haemonchus
  3. ML: SC, IM, pour-on of per os
  4. monepantel po
    veel resistentie tegen benzimidazoles, maar ook tegen ML en monepantel
33
Q

preventie maagdarmwormen

A
  • weidebeheer
  • preventief ontwormen
34
Q

hoe gebeurt preventief ontwormen bij maagdarm wormen?

A
  1. ooi ontwormen bij partus
  2. lammeren regelmatig ontwormen tijdens weideseizoen: ML
    NADEEL: anthelminthicum resistentie
35
Q

nevenresistentie

A

resistentie tegenover een anthelminthicum als resultaat van selectie door een anthelminthicum met gelijkaardig werkingsmechanisme

36
Q

kruisresistentie

A

resistentie tegenover een anthelminthicum als resultaat van selectie door een anthelminthicum met verschillend werkingsmechanisme

37
Q

multipele resistentie

A

resistentie tegenover een anthelminthicum met verschillende werkingsmechanismen, ten gevolge van selectie met elke groep

38
Q

factoren die resistentie-ontwikkeling beïnvloeden

A
  • onderdosering
  • behandelingsfrequentie
  • langdurige gebruik zelfde groep anthelminthica
  • tijdstip van behandelen
  • proportie behandelde dieren
39
Q

refugia

A

deel van populatie wormen die niet onder selectiedruk staat

40
Q

FECRT

A

Fecal Egg Count Reduction Test = test om anthelminthicum-resistentie te detecteren -> bepaalt effectiviteit van anthelminthicum doro ei-uitscheiding voor en na behandeling te vergelijken –> resistentie als <95% reductie aanwezig is

41
Q

uitstellen resistentie

A
  • quarantaine aangekochte dieren
  • correct doseren
  • geen BZ
  • dieren NIET naar zuivere wei verplaatsen bij behandeling -> weide besmet door resistente populatie
  • niet elk jaar zelfde anthelminthica
  • test jaarlijks werkzaamheid anthelminthica
  • niet te vaak ontwormen -> beter een targeted treatment
  • bij resistentie tegen alle producten: clostantel -> enkel haemonchus en leverbot
42
Q

FAMACHA

A

testen van kleur oogmucosa bij Haemonchus om te bepalen of behandeling noodzakelijk is

43
Q

Dag score

A

kijken naar bevuiling achterhand bij Teladorsagia en trichostrongylus om te bepalen of behandeling noodzakelijk is

44
Q

op basis van welke criteria bepaal je of behandeling bij maagdarm wormen noodzakelijk is?

A
  1. morbiditeit: klinische evaluatie, FAMACHA voor haemonchus, dag score achterhand
  2. productie: BCS (1 + 2 behandeld)
  3. faecal egg counts
45
Q

lintworm herkauwers

A

moniezia benedeni (rund) + expansa (schaap en geit)

46
Q

behandeling moniezia

A

benzimidazoles po

47
Q

diagnose moniezia

A
  • eieren of proglottiden mest: ruitvormig
  • postmortem: wormen
48
Q

skrjabinema symptomen

A
  • perianale jeuk: eieren worden op perineum gelegd
  • onrust -> daling melkproductie
49
Q

skrjabinema diagnose

A
  1. eieren via tape
50
Q

skrjabinema behandeling

A
  1. ML -> geen resistentie
51
Q

fasciola hepatica verschil met rund

A
  • schapen/geiten blijven LEVENSLANG gevoelig -> geen immuniteitsopbouw
  • extra behandeling bij KHK kan nodig zijn tijdens weideseizoen (triclabendazole)
52
Q

fasciola hepatica symptomen

A

afhankelijk van aantal opgenomen metacercariën:
- productievermindering
- anorexie
- anemie
- diarree mogelijk
- sterfte

53
Q

diagnose fasciola hepatica

A
  1. eieren in mest: sed-flot of miniflotac of botvanger
  2. post mortem: wormen in galgangen

Enkel in patente periode kunnen eieren worden teruggevonden

54
Q

behandeling fasciola hepatica

A
  1. closantel: volwassen
  2. benzimidazoles po: triclabendazole ook tegen juveniele stadia
55
Q

controle fasciola hepatica

A
  • weidebeheer
  • strategisch gebruik anthelminthica
56
Q

welke taenia komt voor bij KHK?

A

taenia hydatigena: HK -> hond

57
Q

symptomen taenia hydatigena KHK

A
  • meestal asymptomatisch
  • zware infecties: hepatitis
58
Q

diagnose taenia hydatigena KHK

A

post-mortem cysticerci lever, buikholte, mesenterium

59
Q

preventie taenia hydatigena voor KHK

A
  • geen rauw slachtafval voederen honden
  • honden behandelen met praziquantel
60
Q

behandeling taenia hydatigena KHK

A

GEEN behandeling -> meestal subklinisch

61
Q

belangrijkste longworm KHK in Be

A

Muellerius capillaris

62
Q

symptomen muellerius capillaris

A
  • meestal symptoomloos
  • geiten gevoeliger: hoesten, dyspnee
63
Q

diagnose muellerius capillaris

A
  1. L1 aantonen in mest -> baermann
63
Q

behandeling muellerius capillaris

A

ML: IM, SC, PO of pour-on

64
Q

symptomen toxoplasma gondii

A

abortus schapen, vnl tijdens 1e dracht

ooi NIET ziek

65
Q

diagnose toxoplasma gondii

A
  1. immunohistochemisch onderzoek placenta: necrotische letsels op cotyledonen
  2. serologisch onderzoek foetus: antilichamen -> weinig van belang wegens hoge prevalentie toxoplasmose; IgM wel tijdelijk
  3. PCR op placenta of foetus
66
Q

toxoplasma gondii zoonose?

A

Ja

67
Q

TG + EG toxoplasma gondii

A

TG warmbloeden
EG kat

68
Q

behandeling toxoplasmose KHK

A

GEEN -> bioveiligheidsmaatregelen