kinderen verleden heden toekomst Flashcards

1
Q
  • Hoe werd voor de jaren 1600 aangekeken naar de kinderen?
A

Dat er geen kindertijd was, gewoon kleine volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • Wat is de opvatting tabbula rassa van locke over de kindertijd?
A

Dat we zonder ervaringen en persoonlijkheid op de wereld komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Hoe zag de filosoof rousseau de kindertijd?
A

Dat we goed ter wereld komen en volwassen worden, tenzij de kindertijd wordt verstoord door omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • Wat zijn babybiogarafien?
A

Ouders die de ontwikkeling van hun kind bijhielden rond de jaren 1700

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Hoe maakte darwin de babybiografien meer wetenschappelijk?
A

Door er een te schijven over zijn eigen kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • Welke sociale veranderingen zorgden ervoor dat ontwikkelingspsychologie als appart vak werd erkend?
A

Door het besef wat de kindertijd op hun volwassenleven had

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Welke bijdrage had binet tijdens de twintigste eeuw?
A

Intelligentie van kinderen en onderzoek naar geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • Welke bijdrage had hall tijdens de twintigste eeuw?
A

Hij onderzocht kinderen met vragenlijsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • Welke bijdrage had hollingsworth op ontwikkelingspsychologie?
A

Zij zag onderwijs en omgeving belangrijk, en intelientie en hoogbegaafdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Hoe werd in de twintigste eeuw les gegeven bij het montessori onderwijs?
A

Door de kinderen op natuurlijke wijze het zelf te laten doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • Wat is het gemeenschappelijke doel van de vroege wetenschappers die ontwikkelingspsychologie hebben vormgeggeven?
A

De aard van groei, verandering en stabilitiet bestuderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • Wat is een belangrijke vraag in de ontwikkelingspsychologie over ontwikkeling?
A

Of ontwikkeling op continue of discontinue manier plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Wat is continue verandering, ontwikkelingspsychologie?
A

De ontwikkeling gebeurd op een kwantitatieve geleidelijke manier, van stage naar stage
(groeit steeds beetje bij beetje)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • Wat is discontinue verandering?
A

Dan zijn er verschillende stadia naast elkaar die totaal anders kunnen zijn, kwalitatief
(ontwikkeling verloopt in sprongetjes )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Wat wordt gezien als de kritieke periode van ontwikkeling?
A

Een fase waarin gebeurtenissen grote gevolgen kunnen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  • wat stelde de lange over de kritieke periode van het kind?
A

Dat een aanwezige liefdevolle volwassene nodig is voor een goede ontwikkeling

17
Q
  • wat houd de plasticiteit in van de ontwikkeling?
A

Dat bepaalde patronen uit de ontwikkeling veranderlijk is, en latere ervaringen gebruikt kunnen worden om eerdere (negatieve) ervaringen te compenseren

18
Q
  • wat is de huidige kijkt van gevoelige periode van de ontwikkeling?
A

Een periode waarin je extra ontvankelijk bent voor bepaalde stimuli uit de omgeving (postief en negatief)

19
Q
  • wat is het belangrijke onderscheid tussen gevoelige periode en kritieke periode?
A

Bij kritieke periode is schade permanent, gevoelige periode houd rekening met plasticiteit

20
Q
  • Wat zijn twee redenen dat er tegenwoordig wordt gekeken naar de hele ontwikkeling van de mens?
A

In elke periode is sprake van ontwikkeling
De invloed van de sociale omgeving op de ontwikkeling.

21
Q
  • Wat is nodig om de sociale omgeving van kinderen te doorgronden?
A

Door ook te kijken naar de ontwikkeling van de ouders, en het effect op het kind

22
Q
  • Wat is het nature nurture debat?
A

Of de ontwikkeling komt van genen of omgeving

23
Q
  • Wat is het begrip nature?
A

Dat onze eigenschappen komen uit de genen

24
Q
  • Waar verwijst nurture naar?
A

De omgevings invloeden die de ontwikkeling beinvloeden

25
Q
  • Wat is belangrijk aan het nature nurture debat?
A

Dit heeft gevolgen of we ergens meer aandacht aan moeten besteden of niet (scholing)

26
Q
  • Hoe wordt door psychologen aangekeken tegen het nature/nurture debat?
A

In welke mate de ene meer is dan de andere

27
Q
  • Wat maakt het nature en nurture debat zo complex?
A

De genen hebben een directe invloed op gedrag, maar ook een indirect door de omgeving erop te laten reageren

28
Q
  • Wat is de tegenwoordige aanname dat gedrag biopsychosociaal is?
A

Biologische, psychische en sociale factoren beinvloeden elkaar wederzijds

29
Q
  • Hoe kan aangekeken worden tegen de centrale vraagstukken binnen de psychologie?
A

Dat het niet een of.of benadering is, maar dat het naast elkaar bestaad

30
Q
  • Welke centrale vraagstukken zijn er in de ontwikkelingspsychologie?
A

Continue – discontinue
Kritieke periode – gevoelige periode
Levensloop model – specifieke perioden
Nature – nurture

31
Q
  • Wat is een toekomstige onderzoeksdomein van de ontwikkelingspsychologie?
A

epigenetica

32
Q
  • Wat is epigenetia?
A

De effecten die de omgeving op de genen heeft

33
Q
  • Welke onderzoeksvragen heeft de toekomst van ontwikkelingspsychologie?
A

Diversiteit, de rol van technologie, invloed op maatschappelijke kwesties