kernconcepten tw2 Flashcards

1
Q

samenwerking

A

het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

conflict

A

een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om eigen doelen te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rationalisering

A

het proces van ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar voorspelbaar en beheersbaar te maken en van het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

macht

A

het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gezag

A

macht die als legitiem beschouwd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

politieke institutie

A

complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en politieke besluitsvorming reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociale institutie

A

complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

institutionalisering

A

het proces waarbij een complex van min of meer geformaliseerde regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen, die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ideologie

A

een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappij en politieke verhoudingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

staatsvorming

A

de institutionalisering van politieke macht tot een staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

cultuur

A

het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sociale cohesie

A

het aantal en kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kamer met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, verantwoordelijkheid voelen voor elkaars welzijn en beroep op andere kunnen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

identiteit

A

het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en andere voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over groep(en) waar hij wel of juist niet deel van uitmaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

representatie

A

de vertegenwoordiging van een groep in organisaties door één of enkele betrokkenen die namens de groep optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gezag

A

macht die als legitiem beschouwd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

representativiteit

A

de mate waarin de besluiten, de standpunten of achtergrondkenmerken van vertegenwoordigers overeenkomen met die van de groep die zij vertegenwoordigen

17
Q

democratisering

A

het proces van verandering van de machts- en gezagsverhoudingen door een grotere inspraak en medezeggenschap van degene met minder macht

18
Q

sociale ongelijkheid

A

een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.