Kennisclip 4 (riviertypen) Flashcards

1
Q

Welke drie rivier typen zijn er in Nederland?

A
  1. Vlechtende rivier
  2. Meanderende rivier
  3. Anastomoserende rivier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van een meanderende rivier?

A
  • Brede zone met bedding afzettingen (100-1000m)
  • Relatief diepe geul
  • Geleidelijk verplaatsend geulpatroon
  • 1 geul tegelijk actief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke periode komen de meanderende rivieren?

A

Het Holoceen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met wat voor ontwikkelingen heb je te maken bij een meanderende rivier?

A
  • Crevasses
  • Kronkelewaarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn crevasses?

A

Doorbraken in de oevers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zijn de oevers ontstaan?

A

Door het overstromen van de rivier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Was is de meandergordel?

A

Het gebied daar waar de rivier heeft gestroomd (bedding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Was is de stroomgordel?

A

Het gebied waar de rivier heeft gestroomd en de oevers hebben gelegen (bedding + oever)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor sediment komt er voor in de kom?

A

Zwak siltige klei en veen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor afzettingen komen voor in de oever?

A

Fijn zand, sterk siltige klei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor afzettingen komen voor in de rivierbedding?

A

(grof) zand en grind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor afzettingen komen voor in de crevasse?

A

Zand, sterk siltige klei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kenmerken van een vlechtende rivier?

A
  • brede zone met beddingafzettingen (>1km)
  • relatief ondiepe geul
  • instabiel geulen tegelijk actief
    • geen crevasseafzettingen
    • geen kronkelwaarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke periode komen de vlechtende rivieren?

A

Glaciaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kenmerken van een anastomoserende rivier?

A
  • smalle zone met beddingafzettingen (100m)
  • relatief diepe geul
  • zeer stabiel geulpatroon
  • meerdere geulen gelijktijdig actief
    • zeer uitbundige crevasseafzettingen
    • geen kronkelwaarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke periode komen de anastomoserende rivieren?

A

Midden Neolithicum - Midden Bronstijd

17
Q

Wat wordt er bedoeld met kronkelwaarden?

A

De mogelijkheid voor een rivier om te bewegen in het landschap