kb Flashcards

1
Q

Hoe droeg de Verlich􏰀ng bij aan de populariteit van neos􏰀jlen?

A

De Verlich􏰀ng zorgde voor een hernieuwde belangstelling in de klassieke oudheid en zo ook in de architectuur van de Grieken en Romeinen. Dat komt duidelijk tot ui􏰀ng in het neoclassicisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke rol speelden archeologische ontdekkingen, zoals die in Pompeï, in de ontwikkeling van de neos􏰀jlen?

A

De opgravingen in Pompeï gaven een inzicht in de bouwtechnieken en decora􏰀eve versieringen aan de gebouwen van de Romeinen. Dit s􏰀muleerde de heropleving van de architectuur van het neoclassicisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zorgde het na􏰀onalisme ervoor dat landen specifieke s􏰀jlen gebruikten in hun architectuur?

A

Het na􏰀onalisme moedigde landen aan om bouws􏰀jlen te kiezen die een band hadden met de eigen geschiedenis en culturele tradi􏰀es van een land/na􏰀e. De gebouwen stonden dan symbool voor hun na􏰀onale trots.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is eclec􏰀cisme en hoe verschilt het van de andere neos􏰀jlen?

A

Eclec􏰀cisme combineert meerdere s􏰀jlen in één gebouw terwijl een neos􏰀jl trouw blij􏰂 aan één s􏰀jl uit het verleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem drie belangrijke kenmerken van neos􏰀jlen en leg deze kort uit.

A
  1. Teruggrijpen naar stjlen uit het verleden. Bij voorkeur een stijl waarin de natie uitblonk. 2. Functie bepaald de stijl. Men ging kijken naar de functie van een gebouw en dan een stijl
    uitkiezen die daar het best bij past.
  2. Mogelijkheid tot eclectcisme: meerdere stijlen combineren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke nieuwe materialen werden geïntroduceerd door de industriële revolutie?

A

Staal, glas en gie􏰀jzer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

“In de 19e eeuw bepaalde de func􏰀e van een gebouw vaak de s􏰀jl” Verduidelijk deze stelling en geef ook enkele voorbeelden.

A

In de 19e eeuw ging men vaak kijken naar de func􏰀e van een gebouw en welke s􏰀jl uit het verleden het best bij deze func􏰀e past, zodat het gebouw deze func􏰀e uitstraalt.
Bv: Neogo􏰀ek voor kerken, omdat de middeleeuwen een heel religieuze 􏰀jd was en de go􏰀ek de s􏰀jlperiode uit de late middeleeuwen is. Het neoclassicisme of de neorenaissance deed het dan weer goed bij overheidsgebouwen of bij gebouwen waar kennis en cultuur gebonden is (bv. musea en bibliotheken), omdat de klassieke periode en de renaissance (wedergeboorte van de KO) belangrijke periodes waren met betrekking tot deze elementen. De neobarok werd dan op haar beurt weer gekozen voor theatergebouwen en operagebouwen omdat theatraliteit toch wel een belangrijk kenmerk van de barok was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke soorten gebouwen werden staal en glas vooral gebruikt? Geef een voorbeeld.

A

Sta􏰀ons, markthallen en tentoonstellingsgebouwen zoals bv. Crystal Palace of het centraal
sta􏰀on van Antwerpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom bleven architecten vaak vasthouden aan tradi􏰀onele bouwmaterialen zoals natuursteen en baksteen?

A

Architecten wilde trouw blijven aan de historische s􏰀jlen als ze in een pure neos􏰀jl bouwden, daarom gebruikte ze de tradi􏰀onele materialen die bij deze s􏰀jl behoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly