Kapitel 4 Flashcards
die Pizzeria
De pizzeria
die Eisdiele
Het ijssalon
die Konditorei
De banketbakerij
die Kneipe
De kroeg
die Wurstbunde
De kiosk, het worstenstalletje
die Weinstunde
Het wijnlokaal
die Bierstunde
Het cafeetje
die Gaststätte
Het restaurant
die Raststätte
Het wegrestaurant
das Restaurant
Het restaurant
das Café
Het koffiehuis
der Rasthof
Het restaurant
der Imbiss
De snackbar
vorbestellen
Reserveren
der Tisch(e)
De tafel
leider
Jammer genoeg
zu viert
Met z’n vieren
warten
Wachten
da drüben
Daar
ziehen
Trekken
die Speise(n)
De schotel
das Rezept(e)
Het recept
die Zutat(en)
Het ingrediënt
der Vorteil(e)
Het voordeel
die vorspeise(n)
Het voorgerecht
das Haupt gericht
Het hoofdgerecht
der Nachtisch(e)
Het dessert
die Mehrwertstuer
De btw
der Reis
De rijst
der Käse
De kaas
der Kuchen
De cake
der Pfannkuchen
De pannekoek
die Torte
De taart
