Kapitel 2: Hamburg: Redemittel - sprechen

Question 1

Kann ich helfen?

Answer 1

• Ich möchte gern eine Jeans.
• Nein danke, ich sehe mich nur um.

Kan ik helpen?
- Ik zou graag een spijkerbroek willen.
- Nee, bedankt, ik kijk alleen rond.

Question 2

Haben Sie die Bluse auch in Größe 40?

Answer 2

• Ja, aber nur in Dunkelblau / Rosa.

Hebt u deze bloes ook in maat 40?
- Ja, maar alleen in donkerblauw / roze.

Question 3

Kann ich diese Hose anprobieren?

Answer 3

• Na klar. Da ist die Umkleidkabine.

Kan ik deze broek passen?
- Natuurlijk. Daar is het pashokje.

Question 4

Kann ich mit Karte bezahlen?

Answer 4

• Nein, leider nicht, nur bar.
• Na klar.

Kan ik pinnen?
- Nee, helaas niet, alleen contant.
- Natuurlijk.

Question 5

Was hast du gekauft?

Answer 5

• Ich habe Turnschuhe und Socken gekauft.

Wat heb je gekocht?
- Ik heb sportschoenen en sokken gekocht.

Question 6

Wie viel kostet die Jogginghose?

Answer 6

• Sie kostet zwanzig Euro. Das ist sehr preiswert / billig / günstig.

Hoeveel kost de trainingsbroek?
- Die kost twintig euro. Dat is zeer goedkoop.

Question 7

Kann ich den Schal umtauschen?

Answer 7

• Ja, innerhalb von zwei Wochen mit Kassenbon.

Kan ik de sjaal ruilen?
- Ja, binnen twee weken met kassabon.

Question 8

Wie finden Sie die Schuhe?

Answer 8

• Sie sind sehr bequem, aber zu teuer.
• Sie sind zu eng.

Hoe vind u de schoenen?
- Ze zijn zeer comfortabel, maar te duur.
- Ze zijn te krap.

Question 9

Was trägst du heute? / Was hast du heute an?

Answer 9

• Heute habe ich eine Hose und ein T-Shirt an.
• Ich trage einen Pullover, einen Rock und einen Gürtel.

Wat draag je vandaag?
- Vandaag heb ik een broek en een T-shirt aan.
- Ik draag een trui, een rok en een riem.