Kapitel 1 Zinnen Flashcards by Aaron Eichler | Brainscape

Q

Wat een smeerboel!

A

So eine Schweinerei!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het is ook altijd hetzelfde.

A

Es ist auch immer das Gleiche.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Dat is een plas braaksel.

A

Das ist eine Pfütze Erbrochenes.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het lijkt op een pizza of zoiets.

A

Es sieht nach Pizza oder so etwas aus.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Je stikt zowat.

A

Da bleibt einem die Luft weg.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

En dan die stank!

A

Und dann dieser gestank!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Nou, dan gaan we maar eens beginnen.

A

Tja, dann fangen wir mal an.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wie ruimt al die kleren op?

A

Wer räumt die ganzen Klamotten auf?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Op zich wel.

A

An und für sich ja.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wat een vieze lucht!

A

So ein Mief!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Sorry, maar ik moet even snel naar buiten.

A

Entschuldige, aber ich muss mal schnell raus.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Alweer bij bewustzijn?

A

Schon wieder bei Bewusstsein.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ja, zo’n beetje.

A

Ja, so einigermaßen.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

En wat doen jullie hier zoal?

A

Und was macht ihr hier so?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

O, gewoon.

A

So das Übliche.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wilt u ook een koud biertje?

A

Möchten Sie auch ein kühles Bier?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Dat zou mij een beetje te vroeg zijn.

A

Das wäre mir noch ein bisschen zu früh.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Hoe houd je dat vol?

A

Wie hält man da durch?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Je moet over een bepaald punt heen.

A

Man muss einen bestimmten Punkt überwinden.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Uiteraard.

A

Versteht sich.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Je kunt je geen coolere vakantie wensen.

A

Man kann sich keine cooleren Ferien wünschen.

Q

Met wie ben je hier?

A

Mit wem bist du hier?

Q

Ze liggen waarschijnlijk nog te pitten.

A

Sie pennen wahrscheinlich noch.

Q

Vannacht was me tocheen beetje te veel.

A

Heute Nacht war mir doch etwas zu viel.

Q

Heb je geen kater?

A

Hast du keinen Kater?

Q

Dat is een lekker biertje.

A

Das ist ein leckeres Bier.

Q

Eet je geen ontbijt?

A

Isst du kein Frühstück?

Q

Jawel, maar…

A

Schon, aber…

Q

Wat doen jullie daar dan?

A

Was macht ihr denn da?

Q

Het is dus vast niet jullie eerste keer hier.

A

Das ist also bestimmt nicht euer erstes Mal hier.

Q

Ik kan er gewoon niet genoeg van krijgen.

A

Ich kriege einfach nicht genug davon.

Q

Meer jongens dan meisjes hier, hé?

A

Mehr Jungs als Mädchen hier, ne?

Q

Elke jonge wil hetzelfde.

A

Jeder Junge will das Gleiche.

Q

Maar alleen enkelen lukt het.

A

Aber nur manchen gelingt es.

Q

Wie is die vrouw daar?

A

Wer ist jene Frau da?

Q

Zal ik haar ook eens interviewen?

A

Soll ich sie auch mal interviewen?

Q

Ik kon nauwelijks slapen.

A

Ich konnte kaum schlafen.

Q

Wil je een studiereis maken?

A

Möchtest du eine Studienreise unternehmen?

Q

Hoe heet deze badplaats?

A

Wie heißt dieser Badeort?

Q

We gaan afscheid van school vieren.

A

Wir werden Abschied von der Schule feiern.

Q

We zullen het laten knallen.

A

Wir werden es krachen lassen.

Q

Doet hij vervangende dienstplicht?

A

Leistet er Zivildienst?

Q

Hoe beviel de all-inreis?

A

Wie gefiel die Pauschalreise?

Q

Je hoeft niet jaloers op haar te zien.

A

Du brauchst nicht eifersüchtig auf sie zu sein.

Q

Ze komt bij van de lange nacht.

A

Sie erholt sich von der langen Nacht.

Q

Ga onder de parasol zitten.

A

Setz dich unter den Sonnenschirm.

Q

Mag ik even met je praten?

A

Darf ich mich mal mit dir unterhalten?

Q

Ze kan ongeremd huilen.

A

Sie kann hemmungslos weinen.

Q

Ze wil nieuwe vrienden leren kennen.

A

Sie möchte neue Freunde kennen lernen.

Q

De jongens zitten naar ons te kijken.

A

Die Jungs beobachten uns.