Kapitel 1 Flashcards
Als
Toen
AuBer (ringel S)
Behalve
Deswegen
Daarom
Der Fluss
De rivier
Das Gebäude
Het gebouw
Gehören zu
Behoren tot
Jedes jahr
Elk jaar
Oben
Boven
Der Platz
De plek, de plaats
Stattfinden
Plaatsvinden
Unten
Beneden
Verzuchen
Proberen
AuBerderm ( ringel S)
Bovendien
Der Eintritt
De entree
Erhalten
Krijgen, ontvangen
Der flughafen
Het vliegveld
Die öffentlichen Verkehrsmittel
Het openbaar vervoer
Passieren
Gebeuren
Recht haben
Gelijk hebben
Die Sehenswürdigkeit
De bezienswaardigheid
Verpassen
Missen
Wach
Wakker
Weit
Ver
Zu zweit
In tweetallen, met z’n tweeën
De handdoek
Das Handtuch/die Handtücher
Het mobieltje
Das Handy/die Handys
De koffer 🧳
Der Koffer/ die Koffer
Het luchtbed
Die luftmatratze/die Luftmatratzen
De portemonnee
Das Portemonnaie/die Portemonnaies
De reistas
Die Reisetasche/die Reisetaschen
De slaapzak
Der Schlafsack/Die Schlafsäcke
De zonnebril
Die Sonnenbrille/ die Sonnenbrillen
De zonnenbrandcrème
Die Sonnencreme/ die Sonnencremes
De zaklamp 🔦
Die Taschenlampe/die Taschenlampen
Het tijdschrift 🗞️
Die Zeitschrift/ die Zeitschriften
De tent ⛺️
Das Zelt/ die Zelte
Sorry,mag ik je/ u iets vragen?
Entschuldigung, darf ich dich/ Sie etwas fragen?
Natuurlijk, wat kan ik voor je /u doen?
Na klar, was kann ich für dich/ Sie tun?
Nee, ik heb helaas geen tijd
Nein, ich habe leider keine Zeit
Sorry, kun je /kunt u mij helpen?
Entschuldigung, kannst du/können Sie mir helfen?
Ik ben mijn horloge kwijt
Ich habe meine Uhr verloren
Wat vervelend! Dat spijt me voor je/ u
Wie ärgerlich! Das tut mir leid für dich/Sie
Hoe ziet de rugzak eruit?
Wie sieht der Rucksack aus?
Hij is van stof/leer/kunststof
Er ist aus Stoff/Leder/Kunststoff
Hoe ziet de tas eruit?
Wie sieht die Tasche aus?
Ze is geel/donkergroen/lichtblauw met bloemen/gestreept
Die ist gelb/ dunkelgrün/hellblau mit weiBen Blumen /gestreift
Is je koffer groot?
Ist dein Koffer groB?
Nee, hij is tamelijk klein/middelgroot
Nein, er ist ziemlich klein/mittelgroB
Hartelijk dank voor jou / uw hulp!
Vielen Dank für deine/ihre Hilde!
Graag gedaan/niets te danken
Gern geschehen/Nichts zu danken
In juli/augustus waren we een week /twee weken/tien dagen op vakantie
In juli/August waren wir eine Woche/zwei Wochen /zehn Tage im Urlaub
