K1 - Onze verhouding tot onszelf (Plessner) Flashcards

1
Q

Excentrische positionaliteit

A

De mens kan over de schouder kijken en op haar eigen bestaan reflecteren. Ze kan denken over ervaringen uit het verleden, de toekomst, en van die van iemand anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Centriciteit

A

Ervaren dingen vanuit zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 antropologische wetten (paradoxaal?)

A

Doordat ze alle drie paradoxaal zijn, benadrukt Plessner dat de mens van nature niet eenduidig is en dat haar bestaan niet samenvalt met een vooraf gegeven essentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 antropologische wetten (benoemen)

A
  1. De wet van natuurlijke kunstmatigheid.
  2. De wet van bemiddelde onmiddellijkheid.
  3. De wet van de utopische standplaats.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De wet van natuurlijke kunstmatigheid

A

De mens is van nature kunstmatig.
De mens leeft niet slechts, maar moet zich steeds opnieuw verhouden tot wat er vanuit de binnen-, buiten-, en medewereld gegeven is. Dit geeft het menselijk bestaan een kunstmatig karakter, maar volgt uit een bestaan die ons van nature is gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Medewereld

A

De gedeelde wereld, van de ander, die ontstaat doordat we steeds ervaringen delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De wet van bemiddelde onmiddellijkheid

A

De mens wilt haar bestaanservaring uitdrukken.
Ze ervaart zichzelf tegelijkertijd als subject dat bemiddeld tussen zichzelf en de omgeving, als subject dat onmiddellijk de omgeving ervaart. Vanwege ons bewustzijn van die bemiddeling voelen we de noodzaak om onze ervaringen vast te leggen en te delen met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De wet van de utopische standplaats.

A

De mens verlangt om boven zichzelf te stijgen Γ©n vaste grond onder de voeten te hebben ( = vaste identiteit).
De mens heeft geen vaste basis en dus een utopische standplaats. Er zijn geen grenzen, maar de individuele mens bestaat concreet, hier en nu, en is daardoor tΓ³ch begrensd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Religie

A

Manier om vaste grond te krijgen, doordat dit een gemeenschap vormt, en zo dus een gedeelde leefwereld.
Volgens Plessner kunnen we alleen via religie terugkomen bij een gevoel van eenheid, maar onze geest zal ons tegelijkertijd steeds precies de kant van vervreemdingen opstuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lachen en wenen

A

Uitingsvormen met een eruptieve karakter met geen symbolische karakter. Ze zijn onbeheerste en omgevormde uitbarstingen van het zelfverstandigde lichaam. Het lichaam neemt het over van de geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lachen (aanleiding)

A

Onbeantwoordbare situaties –> de spanning hiervan ontlaadt zich in het lachen. Het lichaam neemt het over van de geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wenen (aanleiding)

A

De mens capituleert aan een overmacht waar zij niet tegenop kan. Het lichaam neemt het over van de geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly