Isocrates en de Sofisten Flashcards
Isocrates (436-338)
Isocrates was de grootste rivaal van Plato’s school. Voor hem was de retorica enorm belangrijk (lof of logos). In de democratie uit zich dat dit via logos (spreken) en bios (leven) en dat zorgt voor integriteit. Doxa (mening/reputatie) is meer gerespecteerd dan kennis. Realiteit is niet aan de orde, maar alleen retorica/de redenaar. Goede retorica weerspiegelt en genereert kennis.
Sofisten
competentie is zuiver technisch, er zijn geen diepere oorzaken. (retorica)
Phusis (natuur) verschuift naar nomos (conventie)
pragmatisch belang van (politieke) conventies
de mens als maat van alle dingen (Protagoras).
de relatie taal en werkelijkheid problematisch
Protagoras (485-415)
Doxa + overtuigingskracht = conventie
de mens als maat van alle dingen; iedereen heeft hun eigen persoonlijke geschiedenis waardoor ze verschillende dingen als waar zien
Gorgias (480-380)
Doxa toont hoe mensen spreken over de wereld, dit is dus wat moet worden bestudeerd.
Astronomen weerspiegelen de praktijk van een retorische gemeenschap, niet de werkelijkheid.
‘niet is. als er iets is, is het niet te bevatten. Als het te bevatten is, is het niet uit te drukken en mede te delen’.