I.S Flashcards

1
Q

wat voor vormen kan informatie hebben?

A

informatie kan in de vorm van tekst zijn maar ook in de vorm van gesproken woorden en videobeelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat voor verschillende soorten BEDRIJFSPROCESSEN zijn er?

A

-HET PRIMAIRE PROCES, bijvoorbeeld het maken van fietsen in een fietsenfabriek of het beheren van geld bij een bank;
-STURENDE PROCESSEN, bijvoorbeeld het plannen van strategie van het bedrijf;
-ONDERSTEUNENDE PROCESSEN, bijvoorbeeld processen rond personeelszaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe bepaal je de waarde van informatie?

A

door na te gaan welke rol de informatie speelt in de verschillende processen. elk proces stelt zijn specifieke eisen aan de informatievoorziening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doet een informatieanalyse?

A

een informatieanalyse brengt in kaart op welke wijze een organisatie omgaat met informatie.(Hoe ‘loopt’ de informatie door de organisatie heen.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een informatiesysteem?

A

een systeem dat tot doel heeft informatie over te dragen. een informatiesysteem is dus niet per definitie een ICT-systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn BIV-eisen?

A

beschikbaarheid, integriteit(betrouwbaarheid) en vertrouwelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat voor aanval is een INTERRUPTIE, het bericht komt niet aan?

A

een interruptie is een aanval op de beschikbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn kernmerken van BESCHIKBAARHEID?

A

-TIJDIGHEID. Een bericht kan helemaal niet aankomen, maar kan ook te laat aankomen. Komt de informatie op het juiste moment.
-CONTINUÏTEIT. Kun je er op vertrouwen dat de informatie ook beschikbaar blijft zolang ze nodig is.
-ROBUUSTHEID. Er is voldoende capaciteit om alle medewerkers het systeem te kunnen laten werken. het is niet erg als er wat verstoringen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat voor aanval is een MODIFICATIE, het bericht komt niet aan op de manier waarop het verstuurd is?

A

een modificatie is een aanval op integriteit(betrouwbaarheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn kenmerken van integriteit(betrouwbaarheid)?

A

-juistheid: is het bericht zelf betrouwbaar? denk aan fake-news. is het bericht door iemand gewijzigd of verzonnen?
-tijdigheid: is het bericht actueel? of is het verouderd?
-volledigheid: hebben we het hele bericht te pakken of slechts een deel?
-authenticiteit: is de afzender betrouwbaar? is de afzender inderdaad de afzender geweest?
-onweerlegbaarheid: daarbij aansluitend: kun je bewijzen dat de afzender inderdaad de afzender is of kan de afzender ontkennen een bericht gestuurd te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat voor aanval is fabricage, de bron(zender) weet niet eens af van het bericht

A

fabricage is een aanval op integriteit(betrouwbaarheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat voor aanval is interceptie, afluister of het onderscheppen van het bericht?

A

interceptie is een aanval op de vertrouwelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is vertrouwelijkheid?

A

vertrouwelijkheid is de mate waarin de toegang tot informatie beperkt is tot een gedefinieerde groep die daar rechten op heeft. termen als:
-autorisatie: wie mag wat met welke gegevens?
-privacy: zijn persoonlijk gegevens alleen gebruikt voor het waarvoor ze beschikbaar zijn gesteld?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke begrippen horen bij toegangscontrole?

A

-Identificatie: wat is je identiteit? wie ben je?
-authenticatie: ben jij het echt?
-autorisatie: nu we weten dat jij het bent… wat mag je allemaal?
-auditing: het bijhouden wat er precies gebeurt?
-accounting: het bewijzen en vastleggen wie wat gedaan het zodat je iemand ter verantwoording kunt roepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

op welke drie manieren kun je je identiteit bewijzen?

A

1e: het aanvoeren van “kennis” die jij alleen bezit. een wachtwoord of de pincode bij je bankpas is een voorbeeld van kennis. something you know.
2e: het gebruiken van “iets” dat je bezit. de zojuist genoemde bankpas is hier een voorbeeld van. something you have.
3e: middels een persoonlijke eigenschap van jou. dit kunnen biometrische eigenschappen zijn zoals vingerafdruk, je stem. something you are.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly