Introductie Flashcards
1
Q
Oude Egypte
A
Het land van de benedenloop van de Nijl vallei, grote fasen van politieke eenheid
2
Q
Nabije oosten
A
- Geen geografische eenheid, geen ecologische eenheid, geen politieke eenheid, verschillende volkeren, staten, talen, etc. -> verschillende archeologie
- Omvat: Mesopotamië, Levant, Anatolië, Cyprus & Centraal Iran
- Soms ook: Egypte & Arabisch schiereiland
- Vruchtbare sikkel?
3
Q
Sjadoef
A
- Een waterliftsysteem met hefboom en een emmer aan het andere uiteinde
- Pas vanaf het Nieuwe Rijk maar vandaag de dag nog steeds gebruikt in de regio
- Geen uitgebreid irrigatie netwerk van kanalen zoals in ONO
- Waterwiel pas bij de Grieks-Romeinse Periode
4
Q
Gebergtes met een Oost-West oriëntatie
A
- Pontisch gebergte, Anti- en Taurusgebergte, Turkse/Armeense hooglanden
- Hoogtes boven 3000m - 4000m
5
Q
Gebergtes met een Noord-Zuid oriëntatie
A
- Zagrosgebergte, Elboersgebergte - Anti Libanon gebergte
- Hoogtes boven 2800m - 5600m
6
Q
Verschillen tussen de Tigris en Eufraat
A
- Eufraat: Langer, breder, minder debiet, meer voorspelbaarder
- Invloed op nederzettingslocatie
7
Q
Noord en Centraal Mesopotamië
A
- Van de Turkse hooglanden tot Bagdad
- Bergen, grote steppe vlaktes in Turkije, woestijn en alluviale vlaktes Syrië en Irak
8
Q
Zuid Mesopotamië
A
- Van Bagdad tot Perzische golf
- Grote vruchtbare alluviale vlaktes + moerasland
- Eufraat en Tigris vloeien tegenwoordig samen in de Shatt al-Arab