Inleiding tot het recht II Flashcards

1
Q

Lichamelijke goederen

A

Goederen die je kan zien, zintuigelijk waarneembaar.

Bv. planten, dieren,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onlichamelijke goederen

A

Producten van de menselijke geest (intellectuele rechten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Roerende goederen

A
  • verplaatsbaar
  • roerend door hun aard (laptop, rugzak)
  • roerend omdat de wet het bepaald (onduidelijkheid) bv. geld, elektriciteit
  • roerend door anticipatie : goederen die bij een onroerend goed horen die roerend worden (bv. appels in een winkel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onroerende goederen

A
  • onroerend door hun aard (huis, winkel)
  • onroerend door incorporatie : goederen die roerend waren maar nu onroerend wegens vastmaking aan een onroerend goed (tafel, aulastoel)
  • onroerend door bestemming : roerende goederen die bestemd zijn voor onroerende goederen (ramen, deuren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gebruiksgoed (teruggave)

A

Moet identiek zijn bij teruggave

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verbruiksgoed (teruggave)

A

Moet soortgelijk zijn bij teruggave

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Domeingoederen (beslaglegging)

A
  • openbaar domein : voor algemeen functioneren, kan geen beslag op worden gelegd door derden
    bv. infrastructuur
  • privaat domein : kan wel beslag op worden gelegd door derden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zelfstandige zakelijke rechten

A

= heerschappij over een goed

bv. eigendomsrecht
- geen juridische achtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zakelijke zekerheidsrechten

A

= recht dat ontstaat door schuldvordering

  • aanspraak op zaak vindt in een ander juridisch probleem plaats
  • bij oplossen juridisch probleem wordt de zaak teruggebracht

bv. hypotheek (bank kan beslag leggen op huis bij niet terugbetaling lening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken zelfstandige zakelijke rechten

A
  • onmiddellijke heerschappij

- absoluut karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Absoluut karakter zakelijk recht

A
  • tegenwerpbaar aan iedereen
  • onroerende zakelijke rechten pas na publiciteit in de AAP (Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie)
  • roerende goederen : weerlegbare vermoedens (vermoeden dat eigenaar effectief is tenzij tegenbewijs)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Limitatief beperkt aantal zakelijke rechten

A

Enkel de wetgever kan deze creëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inhoud eigendomsrecht (3 aspecten)

A
  • genot (genieten en genieten van de opbrengst van het goed)
  • gebruiksrecht
  • beschikken (kunnen verkopen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
afgeleide eigendomsverwerving
(= iemand anders bezit het goed)
A
  • overeenkomst
  • overlijden
  • eenzijdig overheidsoptreden (bv. in oorlogstijd, onteigening)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
oorspronkelijke eigendomsverwerving
(= uitzondering)
A

omdat het van niemand is wordt u de eigenaar

  • toe-eigening (bv vissen)
  • gevonden voorwerpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

regels omtrent gevonden zaken

A
  1. zelf zoeken naar eigenaar
  2. 6 maanden na vondst mag vinder beschikken over de zaak (als de gemeente van bewaring niet degene is van de vondstplaats)
    - tenzij : bederfbaar goed, fiets (3 maanden verplichte bewaartermijn)
  3. Als oorspr. eigenaar niet opdaagt mag de vinder het goed na 5 jaar na opname in register verkrijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

regels omtrent achtergelaten voorwerpen

A
  • kan toegeëigend worden door vinder

bv afval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

natrekking

A

= eigendom van alles wat voortvloeit uit het eigendom en wat het opbrengt
bv. grond : eigenaar van alles op, onder en boven de grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

eigendomsvermoeden

enkel roerende goederen

A

= weerlegbaar vermoeden (dat iemand eigenaar is van een goed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

erfdienstbaarheden

beperking in het privaatrecht

A

= last op onroerend goed

  • door de wet
  • door overeenkomst tussen partijen
    bv. recht van toegang (toetreden grond indien geen andere keuze)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

foutaansprakelijkheid

beperking in het privaatrecht

A

= als men een fout begaat met schade als gevolg moet men deze vergoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

rechtsmisbruik

beperking in het privaatrecht

A

= als men eist dat bv een heel gebouw wordt afgebroken als het slechts enkele cm op hun grond staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

burenhinder/evenwichtsleer

beperking in het privaatrecht

A

= bij buitengewone hinder, gevolgen voor eigenaar

- zonder kwaad opzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

onteigening

beperkingen in het publiekrecht

A
  • enkel mogelijk in het algemeen belang

- voorafgaande schadevergoeding (tenzij noodgeval)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

erfdienstbaarheden van openbaar nut

beperkingen in het publiekrecht

A

= grondstuk/huis moet dulden dat er voor openbare nutsvoorzieningen werken worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

mede-eigendom (ontstaansredenen)

A
  • toeval (bv. nalatenschap)
  • wil van de partijen
  • gedwongen wijze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

vruchtgebruik

A

= absoluut genot ligt tijdelijk bij vruchtgebruiker, niet bij eigenaar van een goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

naakte eigenaar

A

bv bij overlijden één partner, is de langstlevende partner vruchtgebruiker, en de kinderen naakte eigenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Recht van Opstal

= uitzondering op recht van natrekking

A

= recht om gebouwen te bezitten op andermans erf (bv. bouwfirma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

zakelijke vs. persoonlijke zekerheden

A
  • zakelijk : waarborg met goed/zaak

- persoonlijk : waarborg met middelen (geld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

soorten zakelijke goederen

A
  • voorrechten : door de wet (rechter) gesteld
  • hypotheek
  • pand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

algemene voorrechten

A

= alle SE genieten voorrang van betaling op andere SE, alle goederen van de SA zijn waarborg
bv. begrafeniskosten, lonen, sociale zekerheid,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

bijzondere voorrechten

A

= door wetgever bepaalde goederen zijn waarborg

bv. onbetaalde verkoper krijgt opbrengst van de verkochte goederen als deze nog niet betaald is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

hypotheek

A
  • bij onroerend goed
  • waarborg wordt contractueel vastgelegd
  • opheffen bij afbetaling lening
  • inschrijven in register
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

pand

A
  • waarborg mbt roerende goederen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is een verbintenis?

A

= een juridische plicht om iets te doen, niet te doen of te geven
- derden kunnen ook gevolgen ondervinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe ontstaan verbintenissen?

A
  • overeenkomsten
  • wet (fout begaan –> schadevergoeding)
  • eenzijdige wilsuiting (aanbod)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Verbintenis met tijdsbepaling

soorten verbintenissen

A

= verplichting koppelen aan toekomstige maar zekere gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

verbintenis met opschortende tijdsbepaling

A

= verbintenis pas uitvoeren vanaf een zekere gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

verbintenis met ontbindende tijdsbepaling

A

= tot een bepaalde gebeurtenis de verbintenis uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Voorwaardelijke verbintenis bij opschortende voorwaarde

A

bij onzekere toekomstige gebeurtenis

  • bv. wij kopen dat huis op voorwaarde dat de bank een lening geeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Voorwaardelijke verbintenis bij ontbindende voorwaarde

A

de uitvoering van de verbintenis wordt beëindigd wanneer de gebeurtenis al dan niet is opgetreden

bv. ik betaal u 20€/maand totdat je de lotto wint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Voorwaardelijke verbintenis bij ZUIVER potestatieve voorwaarde

A

= NIET toegelaten

‘ik verbind mij wanneer ik wil’ -> hangt af van de wil van de SA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Voorwaardelijke verbintenis bij GEMENGD potestatieve voorwaarde

A

= WEL toegelaten
2 voorwaarden : wil SA en andere voorwaarde

  • bv. ‘als je nog op 31/12 werkt hier, betaal ik je een eindejaarspremie’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Splitsbare verbintenissen

A

= verbintenissen met meerdere SA

- verbintenissen zijn altijd splitsbaar, men deelt door het #SA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoofdelijkheid

A

Als de schuld niet splitsbaar is, kan men aan elke SA de hele schuld vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Passieve hoofdelijkheid

A

= meerdere SA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Actieve hoofdelijkheid

A

= meerdere SE

- wanneer de volledige schuld naar bv 1 SE gaat, is ze afgelost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Resultaatsverbintenis

A

= SA verplicht SE een bepaald resultaat te bereiken vooraleer de schuld wordt afgelost

  • is niet te garanderen
    bv. schilder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Middelenverbintenis

A

= Alle middelen moeten gebruikt worden om gewenste resultaat te krijgen

bv schilder, advocaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

intuitu personae-verbintenissen

A

verbintenissen omwille van WIE uw SE is

bv arbeidsovereenkomst

52
Q

verbintenissen gebonden aan persoon

2 eigenschappen

A
  • uitvoering : moet door persoon in kwestie gedaan worden (bv de moeder kan niet even inspringen op het werk)
  • het lot van de personen : bij intuitu personae gaan schulden NIET naar erfgenamen
53
Q

Overeenkomst (definitie)

A

= meerzijdige rechtshandeling van minstens 2 partijen

54
Q

Eenzijdige wederkerige overeenkomst

soorten overeenkomsten

A
  • 1 partij neemt verbintenis (2 moeten akkoord zijn)
  • één partij is dus tot iets verplicht
    (bv. bruikleen)
55
Q

Benoemde en onbenoemde overeenkomsten

A
  • benoemd : door wet erkend en geregeld
  • onbenoemd : ontstaan uit gebruiken en dagelijkse leven
    bv franchising
56
Q

Consensuele overeenkomsten

A

= mondelinge wilsovereenkomst

57
Q

Plechtige overeenkomst

A

= formaliteiten naleven

58
Q

Zakelijke overeenkomst

A

= op moment dat een zaak wordt afgegeven

bv handgift (ouders @ kinderen)

59
Q

Vergeldende overeenkomsten

A

= beide partijen dragen gelijkwaardige verbintenis

60
Q

Overeenkomsten om niet

A

= één partij haalt duidelijk voordeel uit de overeenkomst

- vrijgevigheid, bv handgift, schenking

61
Q

Kanscontracten

A

= onzekerheid welke partij voordeel uit de overeenkomst haalt

bv. lijfrente : huis afbetalen zolang eigenaar leeft

62
Q

standaardcontracten

A

= contracten waar voorwaarden op gestandaardiseerd (vooraf opgesteld)
bv telefoonoperators

63
Q

toetredingscontacten

A

= contracten eenzijdig opgesteld door 1 partij, geen ruimte voor onderhandeling
bv. busticket

64
Q

wilsautonomie

A

= men is vrij om overeenkomsten te sluiten

65
Q

beperkingen wilsautonomie

A
  • geen absolute vrijheid

- regels van openbare zeden & dwingend recht (private belangen veiligstellen)

66
Q

bindende kracht van een overeenkomst

A
  • als een wet

- uitvoeren ter goeder trouw

67
Q

de goede trouw

A
  • objectieve betekenis : de goede huisvader

- subjectieve betekenis (intentie) heeft geen belang in het recht

68
Q

Interpretatie van overeenkomsten (4)

Tenzij ze duidelijk is, moet ze niet geïnterpreteerd worden

A
  1. aanvullen overeenkomst : goede trouw, wettelijke bepalingen
  2. nagaan wat effectieve doel was van de partijen bij sluiten overeenkomst
  3. interpreteren zodat overeenkomst gevolgen kan hebben en dus uitvoerbaar is
  4. bij twijfel altijd in het voordeel van de verplichte en in het nadeel van de SE
69
Q

Toestemming
(geldigheidsvoorwaarde overeenkomst)
redelijke persoon = belangrijk hier!

A
  • moet in alle vrijheid gesloten worden
70
Q

Dwaling

toestemming

A

= verkeerde voorstelling bij het sluiten van een overeenkomst
- geldt enkel als een redelijk persoon ook op een dwaalspoor zou zijn gebracht

71
Q

Geweld

toestemming

A

bv. brandweer uit andere gemeente vraagt overeenkomst te tekenen alvorens te blussen = geweld
- wat zou redelijk persoon doen?

72
Q

Actief bedrog

toestemming

A

= valse gegevens voorleggen

73
Q

Passief bedrog

toestemming

A

= essentiële informatie achterhouden

74
Q

hoofdbedrog

A

= ‘had ik dat geweten was de overeenkomst niet gebeurd’

  • sanctie = nietigheidsverklaring
75
Q

bijkomend bedrog

A

= ‘als ik dat had geweten had ik het wel getekend, maar onder andere voorwaarden’

  • sanctie = schadevergoeding
76
Q

Benadeling

toestemming

A

= geen grond voor nietigheid, want iemand zal er altijd wel meer of minder voordeel uithalen

77
Q

Bekwaamheid

geldigheidsvoorwaarde overeenkomst

A

= iedereen kan contracten aangaan tenzij hij door de wet onbekwaam wordt verklaard
- +18 tenzij…

78
Q

Voorwerp

geldigheidsvoorwaarde overeenkomst

A

= de plicht om iet te geven, doen of niet te doen

79
Q

eigenschappen voorwerp

A
  • bepaalbaar
  • moet in handel zijn (dus bv geen kind haha)
  • toekomstige zaken kunnen gecontracteerd worden
    (bv auto, maar geen nalatenschap)
80
Q

Oorzaak

geldigheidsvoorwaarde overeenkomst

A

= reden waarom men contracteert

81
Q

Aanbod

ontstaan overeenkomst

A

= eenzijdige juridisch bindende wilsuiting

- als het alle essentiële elementen van een overeenkomst bevat

82
Q

aanbod is bindend en kan niet herroepen worden tenzij :

A
  • aanbod wordt ingetrokken voor het u bereikt
  • bij volbrengen overeenkomst wordt aanbod ingetrokken
  • na een redelijke termijn wordt ingetrokken
83
Q

aanvaarding van aanbod - hoe?

A
  • uitdrukkelijk aanvaarden (mail)

- stilzwijgend (geld geven)

84
Q

precontractuele aansprakelijkheid

A

= voor het tot stand komen van een overeenkomst

85
Q

het gedrag voor een overeenkomst heeft geen invloed op de aansprakelijkheid, maar wel (dus met schadevergoeding) als :

A
  • er gebrekkige of foutieve informatie gegeven wordt

- gewekte vertrouwen geschonden wordt

86
Q

Wie moet een overeenkomst (vrijwillig) uitvoeren?

A

iemand anders dan de SA mag dat doen, tenzij het een intuitu personae-overeenkomst is

87
Q

Tegenover wie wordt de overeenkomst uitgevoerd?

A

Altijd aan SE, tenzij :

  • volmacht gegeven aan iemand anders
  • op voorwaarde dat de SA op de hoogte is
88
Q

Waar moet worden uitgevoerd?

A

In de woonplaats van de SA : haalbare schulden

89
Q

Geen overmacht

voorwaarden voor contractuele aansprakelijkheid

A
  • moet bewezen worden

- moet niet absoluut zijn

90
Q

Niet-uitvoerig

voorwaarden voor contractuele aansprakelijkheid

A
  • aanmaning

- rechter

91
Q

aanmaning

A

= iemand in gebreke stellen : eisen dat iemand nu doet wat nodig is
- via aangetekende zending

92
Q

Wat moet er na in gebreke stellen van de rechter met als resultaat geen uitvoering gebeuren?

A
  • veroordelen tot uitvoering in natura

- als dat niet gaat (zie volgende flashcard) : schadevergoeding van alle schade

93
Q

waarom uitvoering in natura soms niet gebeuren?

A
  • onmogelijk (per totale auto)
  • nutteloos (traiteur vergeet familiefeest)
  • niet toegelaten
94
Q

schadebeding

A

= in de overeenkomst forfaitair bedrag bepalen dat betaald moet worden bij niet-uitvoering

95
Q

weigering wegens niet-uitvoering

ontbinding van de overeenkomst

A

= weermiddel dat toelaat zonder tussenkomst van de rechter de verbintenis niet uit te voeren wanneer de andere partij in gebreke blijft

96
Q

stilzwijgende ontbinding

ontbinding van de overeenkomst

A

= partijen spreken onderling af de overeenkomst te beëindigen

97
Q

gerechtelijke ontbinding

ontbinding van de overeenkomst

A

= via rechter ontbinden, vaak gepaard met een schadevergoeding

98
Q

uitdrukkelijk ontbindend beding

ontbinding van de overeenkomst

A

= automatische ontbinding, afgesproken in overeenkomst

99
Q

Exoneratieclausule/vrijwaringsbeding

A

= partij die niet uitvoert wordt NIET aansprakelijk gesteld

- geen schadevergoeding

100
Q

Algemene regel van de relativiteit van overeenkomsten

A

= een derde kan nooit rechten ontlenen of ondervinden

101
Q

uitzonderingen ivm derden en overeenkomsten

A
  • beding ten gunste van een derde (bv levensverzekering)
  • rechtstreekse vordering (als je zelf zowel SE als SA bent (bv bij een botsing : schade en verzekering)
  • overdracht schuldvordering
102
Q

Tegenwerpelijkheid van overeenkomsten

A
  • derden moeten de gevolgen van overeenkomsten respecteren
103
Q

Nietigheid

tenietgaan van overeenkomsten

A

= één van de geldigheidsvoorwaarden is niet vervuld

104
Q

Ontbinding

tenietgaan van overeenkomsten

A
  • toestemming
  • rechtbank
  • overmacht
105
Q

Eenzijdige opzegging

tenietgaan van overeenkomsten

A
  • enkel overeenkomst gesloten voor onbepaalde duur mag eenzijdig opgezegd worden
  • arbeidsovereenkomst kan altijd door WG of WN opgezegd worden
106
Q

Uitvoering

tenietgaan van overeenkomsten

A

Bij correcte uitvoering, anders contractuele aansprakelijkheid

107
Q

Schuldvernieuwing

tenietgaan van overeenkomsten

A

bv. schuldherschikking -of herziening

108
Q

Schuldvergelijking

tenietgaan van overeenkomsten

A

= tenietgaan van twee schulden als de 2 partijen zowel SE als SA zijn, enkel het laagste bedrag is dan de schuld

109
Q

Schuldvermenging

tenietgaan van overeenkomsten

A

= iemand is SE en SA van zichzelf

bv schuld bij overleden moeder wordt schuld aan jezelf

110
Q

Bevrijde verjaring

tenietgaan van overeenkomsten

A

= overeenkomst kan tenietgaan als het over een bepaalde tijd gaat

111
Q

Koop-verkoop

bijzondere overeenkomsten

A

= overeenkomst waarbij de verkoper een zaak of recht overdraagt aan de koper tegen een prijs

112
Q

Huurovereenkomst

bijzondere overeenkomsten

A

= vorderingsrecht

  • roerend en onroerend goed
  • genot van gebruik
113
Q

Huurkoop of leasing
(voornaamste andere overeenkomsten)

  • Hoe werkt het?
  • Welke goederen?
  • Wat bij faillissement?
A
  • LN geeft opdracht aan LG om een goed te kopen met bepaalde specificaties.
    LG verhuurt het goed aan LN.
    LN kan het goed op het einde van het huurcontract kopen
  • wagens, apparaten, treinen
  • bij faillissement van LN blijft LG eigenaar van het goed, dus het komt niet in het faillissement van de LN
114
Q

Bewaargeving

voornaamste andere overeenkomsten

A

= overeenkomst waarbij bewaargever een zaak toevertrouwt aan een bewaarnemer om ze te bewaren en integraal terug te geven
- kosteloos!

115
Q

Dading

voornaamste andere overeenkomsten

A
= niet naar de rechtbank stappen, maar toegeving van beide partijen
bv verkeersongeval(letje)
116
Q

Aanneming

voornaamste andere overeenkomsten

A

= huur van diensten
bv advocaten, garagisten,…
- als er sprake is van een ondergeschikt verband is het gewoon een arbeidsovereenkomst

117
Q

Lastgeving

voornaamste andere overeenkomsten

A

= in naam van een ander persoon rechtshandelingen stellen

bv persoon handtekend in naam van vennootschap

118
Q

De persoonlijke zekerheden

voornaamste andere overeenkomsten

A

= waarborg tegenover schuldvordering

  • Borgtocht
  • Delcredere
  • Kredietverzekering
119
Q

borgtocht

persoonlijke zekerheden

A

= extra persoon (SA) die zich gratis borg stelt voor een lening van een ander

120
Q

delcredere

persoonlijke zekerheden

A

= bijkomende SA tegen betaling

121
Q

kredietverzekering

persoonlijke zekerheden

A

= extra SA betalen met een premie

122
Q

BW

aansprakelijkheid voor eigen daad

A

‘fout begaan die schade veroorzaakt en er zit een oorzakelijk verband tussen de fout en de schade, dan moet er een schadevergoeding betaald worden door foutmaker’

123
Q

Fout

aansprakelijkheid voor eigen daad

A
  • wettelijke verplichting niet naleven

- algemene zorgvuldigheidsnorm

124
Q

algemene zorgvuldigheidsnorm

fout

A

= gedragen zoals een rationele huisvader- of moeder zich zou gedragen

125
Q

hoe maak je fouten?

A
  • actief optreden (bv stampen tegen auto)
  • nalaten (bv plantenbak laten staan op 7e verdiep bij hevige storm)
  • onzorgvuldigheden (bv messen uit de winkel niet ingepakt)
126
Q

Schade

aansprakelijkheid voor eigen daad

A
  • materiële schade

- immateriële schade (= morele schade)

127
Q

Vergoedingen

aansprakelijkheid voor eigen daad

A
  • geld
  • herstellen in oorspronkelijke staat
  • andere herstelmaatregelen