Inleiding recht Flashcards

1
Q

Wat is recht?

A

Recht is een verzamelnaam voor alle regels die er bestaan. Het is onderverdeeld in vier rechtsbronnen: wet, jurisprudentie, internationale verdragen, en gewoonte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de verschillende rechtsgebieden?

A

Privaatrecht: Regelt de relaties tussen burgers onderling (bijv. familierecht, vermogensrecht).
Publiekrecht: Regelt de verhouding tussen de overheid en burgers (bijv. staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen formeel en materieel recht?

A

Materieel recht beschrijft de rechten en plichten van mensen (bijv. strafrechtelijke bepalingen zoals moord in Art. 287 Sr).
Formeel recht beschrijft hoe die rechten en plichten gehandhaafd kunnen worden (bijv. regels voor opsporing in Art. 52 Sr).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief recht?

A

Objectief recht: Geheel van algemene rechtsregels (bijv. eigendomsrecht).
Subjectief recht: Recht dat een individu ontleent aan het objectieve recht (bijv. recht van een persoon op eigendom).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de drie overheidsmachten en hun functies?

A

Wetgevende macht: Maakt wetten (bijv. regering en Staten-Generaal).
Uitvoerende macht: Voert wetten uit (bijv. regering).
Rechtsprekende macht: Spreekt recht (bijv. rechters).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen een kabinet en een regering?

A

Kabinet: Ministers en staatssecretarissen.
Regering: Koning + ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn organieke wetten? Geef een voorbeeld.

A

Organieke wetten zijn wetten die uitdrukkelijk door de Grondwet worden genoemd en zijn nodig voor de inrichting van de staat. Voorbeelden: Gemeentewet, Vreemdelingenwet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is actief en passief kiesrecht?

A

Actief kiesrecht: Het recht om te stemmen.
Passief kiesrecht: Het recht om gekozen te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de eisen aan een bezwaarschrift volgens de Awb?

A

Een bezwaarschrift moet voldoen aan Art. 6:5 Awb: Naam, adres, redenen van bezwaar.
Het moet binnen 6 weken worden ingediend (Art. 6:7 Awb).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het zorgvuldigheidsbeginsel in het bestuursrecht?

A

Een bestuursorgaan moet voldoende informatie verzamelen en de gevolgen van een besluit goed afwegen voordat het besluit wordt genomen (Art. 3:2 Awb).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het legaliteitsbeginsel in het strafrecht?

A

Geen feit is strafbaar voorafgaane wettelijke strafbepaling(Art. 1 Sr).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de strafdoelen?

A

Vergelding: Straffen als vergelding voor het gepleegde feit.
Preventie: Voorkomen van toekomstige misdrijven.
Resocialisatie: De dader helpen terug te keren in de maatschappij.
Voorkomen van eigenrichting: Burgers weerhouden om zelf recht te gaan handhaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen een misdrijf en een overtreding?

A

Misdrijf: Ernstig strafbaar feit dat de rechtsorde schendt (bijv. moord, diefstal).
Overtreding: Minder ernstig strafbaar feit, vaak van ordende aard (bijv. verkeersovertredingen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is een poging tot misdrijf strafbaar volgens Art. 45 Sr?

A

Een poging is strafbaar als:

De dader het voornemen heeft een strafbaar feit te plegen.
Er een begin van uitvoering is.
Er geen vrijwillige terugtred is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de strafuitsluitingsgronden?

A

Rechtvaardigingsgronden: Dit zijn situaties waarin de daad zelf niet langer als strafbaar wordt gezien. De handeling blijft wel strafbaar volgens de wet, maar de omstandigheden maken de daad gerechtvaardigd.

Voorbeelden van rechtvaardigingsgronden:
Noodweer: Verdediging tegen een directe aanval.
Overmacht in de zin van noodtoestand: Een keuze maken tussen twee kwaden waarbij het overtreden van de wet de enige optie was.
Wettelijk voorschrift: Handelen op basis van een wettelijke plicht (bijv. politieoptreden).
Bevoegd ambtelijk bevel: Handelen in opdracht van een bevoegd gezag.

Schulduitsluitingsgronden: Hierbij blijft de daad strafbaar, maar wordt de dader niet schuldig bevonden vanwege persoonlijke omstandigheden.

Voorbeelden van schulduitsluitingsgronden:
Noodweerexces: Het overschrijden van de grenzen van noodzakelijke verdediging door een hevige gemoedstoestand veroorzaakt door de aanval.
Ontoerekeningsvatbaarheid: De dader kan door een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling niet verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden.
Psychische overmacht: Er is sprake van een externe druk of dwang die de dader niet kon weerstaan.
Onbevoegd ambtelijk bevel: Handelen naar een bevel van een niet-bevoegd gezag, terwijl de dader dacht dat dit bevel legaal was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe komt een overeenkomst tot stand volgens artikel 6:217 BW?

A

Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Dit zijn beide eenzijdige rechtshandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een vernietigbare rechtshandeling?

A

Een vernietigbare rechtshandeling is geldig, maar kan worden vernietigd bij aanwezigheid van wilsgebreken zoals dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden (Art. 6:228 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verschil tussen nietigheid en vernietigbaarheid?

A

Nietig: Nooit geldig geweest (bijv. tegen de wet in).
Vernietigbaar: Geldig, maar kan achteraf worden vernietigd (bijv. bij dwaling of bedrog).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is attributie, delegatie en mandaat?

A

Attributie: Het toekennen van een nieuwe bevoegdheid (bijv. door de wet).
Delegatie: Het overdragen van een bestaande bevoegdheid aan een ander orgaan.
Mandaat: Het geven van een bevoegdheid aan een ondergeschikte, waarbij het oorspronkelijke orgaan verantwoordelijk blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de vier wilsgebreken die een overeenkomst vernietigbaar kunnen maken?

A

Dwaling: Vergissing over belangrijke aspecten van de overeenkomst.
Bedrog: Opzettelijke misleiding om de ander tot een overeenkomst te brengen.
Bedreiging: Het uitoefenen van druk om een overeenkomst te sluiten.
Misbruik van omstandigheden: Gebruik maken van een kwetsbare positie van de ander om een overeenkomst te sluiten. (Zie Art. 6:228 BW en Art. 3:44 BW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het verschil tussen bedrog en dwaling?

A

Dwaling is een vergissing zonder dat er sprake is van opzet.
Bedrog houdt in dat er opzettelijk onjuiste informatie wordt verstrekt om de andere partij te misleiden en te laten instemmen met de overeenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke rechtsbronnen zijn er?

A

Wet: Geschreven regels die door de overheid zijn vastgesteld.
Jurisprudentie: Uitspraken van rechters die als voorbeeld dienen voor andere rechtszaken.
Internationale verdragen: Overeenkomsten tussen landen, zoals het EVRM.
Gewoonte: Ongeschreven regels die in bepaalde omstandigheden als recht gelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe worden wetten in Nederland gemaakt? Wie heeft hierbij een rol?

A

Wetten worden gemaakt door de Regering (Koning en ministers) samen met de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer). Dit proces heet de wetgevingsprocedure.

24
Q

Wat zijn de drie overheidsmachten en hun functies?

A

Wetgevende macht: Maakt de wetten (bijv. Staten-Generaal en Regering).
Uitvoerende macht: Voert de wetten uit (bijv. ministers en ambtenaren).
Rechtsprekende macht: Spreekt recht op basis van de wet (bijv. rechters).

25
Q

Wat betekent het dat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is?

A

Nederland is een eenheidsstaat, maar bepaalde bevoegdheden zijn overgedragen aan lagere overheden zoals provincies en gemeenten, die zelfstandig besluiten kunnen nemen.

26
Q

Wat zijn de A- en B-organen in het bestuursrecht? Geef een voorbeeld van elk.

A

A-orgaan: Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, zoals de Staat, provincie of gemeente.
B-orgaan: Personen of colleges met enig openbaar gezag, zoals een keuringsarts, apk keuring.

27
Q

Wat zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb)?

A

Dit zijn regels waaraan de overheid zich moet houden bij het nemen van besluiten:
Zorgvuldigheidsbeginsel
Gelijkheidsbeginsel
Motiveringsbeginsel
Vertrouwensbeginsel
Rechtszekerheidsbeginsel
Evenredigheidsbeginsel

28
Q

Wat is het legaliteitsbeginsel in het strafrecht?

A

Het legaliteitsbeginsel houdt in dat niemand gestraft kan worden zonder wettelijke basis. Alleen gedragingen die expliciet strafbaar zijn gesteld in de wet, kunnen worden bestraft (Art. 1 Sr).

29
Q

Wat is het verschil tussen misdrijven en overtredingen?

A

Misdrijven: Ernstige strafbare feiten die de rechtsorde schenden, zoals moord of diefstal. Deze staan in Boek 2 Sr.
Overtredingen: Minder ernstige strafbare feiten, vaak met een ordende functie, zoals verkeersovertredingen. Deze staan in Boek 3 Sr.

29
Q

Wat zijn de verschillende fasen in het strafproces?

A

Vooronderzoek: Politie en justitie verzamelen informatie over het strafbare feit en de verdachte.
Onderzoek ter terechtzitting: De zaak wordt voorgelegd aan de rechter, waarbij bewijsmateriaal wordt gepresenteerd.
Tenuitvoerlegging: Als de verdachte wordt veroordeeld, wordt de straf uitgevoerd.

30
Q

Wat is een dwangmiddel en geef een voorbeeld?

A

Een dwangmiddel is een middel dat door de politie of het OM kan worden toegepast om de verdachte te dwingen mee te werken aan het onderzoek. Voorbeelden zijn: staande houden, aanhouden, inverzekeringstelling.

31
Q

Wat is een poging tot misdrijf volgens Art. 45 Sr?

A

De dader het voornemen had om het misdrijf te plegen.
Er een begin van uitvoering is geweest.
Er geen vrijwillige terugtred was.

32
Q

Wat zijn de verschillende soorten verbintenissen?

A

Verbintenis uit rechtshandeling: Bijvoorbeeld uit een overeenkomst.
Verbintenis uit de wet

33
Q

Welke soorten samenlevingsvormen zijn er?

A

Huwelijk, geregistreerd partnerschap en samenwonen

34
Q

Wat is het verschil tussen juridisch ouderschap en biologisch?

A

Biologische: diegene die het kind heeft verwekt of gebaard
Juridische ouderschap: wettelijke vastgelegde relatie tussen ouders en kinderen

35
Q

Manieren van ouderschap te verkrijgen?

A

Moeder: Biologische moeder
Vader: Automatische vaststelling bij huwelijk, erkenning, Gerechtelijke vaststelling, adoptie

36
Q

Heeft de vader toestemming nodig van de moeder om het kind te erkennnen?

A

Ja, tenzij hij een gerechtelijke vastelling doet

37
Q

Juridische gevolgen van juridisch ouderschap?

A

Onderhoudsplicht, erfrecht en gezag

38
Q

Wat is bloedverwandschap?

A

Juridische en biologische relaties tussen familieleden

39
Q

Wanneer is de vader automatisch juridisch vader?

A

Bij huwelijk

40
Q

Wat is duo-moeder?

A

Vrouwelijke partner van de biologische moeder

41
Q

Voor welke datum zijn konden de mensen trouwen in gemeenschap van goederen?

A

voor 1 jan 2018

42
Q

Wat is het verschil tussen geregistreerd partnerschap en huwelijk?

A

Voor het ontbinden van een huwelijk is een rechter nodig, terwijl dit bij het beëindigen van een geregistreerd partnerschap niet nodig is.

43
Q

Wat voor contract kunnen samenwoners hebben?

A

samenlevingscontract

44
Q

Wat is gezag?

A

Rechten en plichten van ouders van hun kinderen, zoals opvoeding en verzorging

45
Q

Wat is een voogdij?

A

Wettelijke verzorger voor een kind als ouders niet in staat zijn om voor het kind te zorgen.

46
Q

Hebben beide ouders automatisch gezag als ze gehuwd zijn?

A

Ja beide ouders

47
Q

Hoe kan de vader gezag verkrijgen?

A

Als de vader het kind heeft erkend

48
Q

Door wie word een curator benoemd?

A

Door de rechtbank

49
Q

Wat zijn de vereisten van uw huwelijk?

A

Leeftijd, toestemming, huwelijksceremonie, onderzoek plicht van gemeente, publicatie van Huwelijksaangifte en bevoegdheid (geen bestaand huwelijk of bloedverwantschap).

50
Q

Wat is delictsomschrijving?

A

De delictsomschrijving is de beschrijving van het strafbaarheid in de wet

51
Q

Wat betekent wederrechtelijkheid?

A

betekent dat een handeling onrechtmatig is, oftewel in strijd met het recht.

52
Q

Wat is bestanddelen?

A

Bestanddelen zijn de voorwaarden die in de delictsomschrijving staan. Dit zijn de kernonderdelen van het strafbare feit waaraan voldaan moet zijn om iemand strafbaar te stellen.

53
Q

Wat is Causaliteit?

A

Causaliteit is de oorzaak-gevolgrelatie tussen de handeling en het resultaat

54
Q

Wat is rechtvaardigingsgrond ?

A

Een rechtvaardigingsgrond maakt een handeling die op zich strafbaar is, toch gerechtvaardigd in een bepaalde situatie. De wederrechtelijkheid vervalt hierdoor. Denk aan situaties zoals noodweer of overmacht.

o Noodweer: Verdedigen tegen een aanval, zoals iemand slaan die jou aanvalt.
o Overmacht-noodtoestand: Handelen in een situatie waarin je eigenlijk geen andere keuze hebt, bijvoorbeeld een verkeersregel overtreden om iemand naar het ziekenhuis te brengen.

55
Q

Wat is Schulduitsluitingsgronden?

A

Dit zijn gronden die ervoor zorgen dat iemand niet schuldig is, ook al is de handeling zelf nog steeds strafbaar. De schuld wordt de dader niet aangerekend. VB:
o Ontoerekeningsvatbaarheid: Iemand met een psychische stoornis kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden.
o Psychische overmacht: Iemand handelde door een enorme druk, bijvoorbeeld een diefstal plegen onder bedreiging.