Inleiding ow hc 2 Flashcards

Hoorcollege 2

1
Q

Wat is onderwijssociologie?

A

De tak van de sociologie die de relatie tussen onderwijs en samenleving bestudeert. Het onderzoekt hoe sociale factoren zoals: klasse, etniciteit, gender en economische achtergrond invloed hebben op onderwijskansen, leerresultaten en de organisatie van het onderwijssysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 onderwijsfuncties en wie heeft die bedacht?

A

Kwalificatie, socialisatie en subjectivering - Biesta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er bedoeld met selectie en allocatie?

A

De manier waarop onderwijs studenten filtert en naar verschillende maatschappelijke en economische posities leidt. Examens, diploma’s en aanbevelingen bepalen bijvoorbeeld wie toegang krijgt tot bepaalde vervolgopleidingen en beroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wordt er bedoeld met de emancipatorische functie van het onderwijs?

A

Dit betekent het geven van autonomie en de mogelijkheid om eigen keuzes te maken, ongeacht achtergrond of sociaaleconomische status. Door onderwijs krijgen individuen kansen om zich sociaal en economisch te ontwikkelen, wat bijdraagt aan gelijkheid en het doorbreken van armoedecycli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houd de reproductie (functie) in?

A

Dit houdt in dat onderwijs bestaande maatschappelijke structuren en ongelijkheden in stand kan houden, zelfs wanneer dat niet de bedoeling is. Doordat kinderen van verschillende sociale achtergronden vaak ongelijkwaardige kansen krijgen in het onderwijs, kan onderwijs sociale ongelijkheid versterken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Meritocratie (sleutelmacht van het onderwijs)

A

Dit betekent dat onderwijs wordt gezien als een systeem waarin iedereen gelijke kansen krijgt om te slagen op basis van eigen talent en inzet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In een meritocratische samenleving heeft onderwijs een centrale positie als ‘sleutelmacht’ wat houd dit in?

A

de prestatie van een individu zou idealiter moeten bepalen welke positie hij of zij in de samenleving inneemt, los van afkomst of connecties. In de praktijk kan echter ook meritocratie leiden tot het legitimeren van ongelijkheid, omdat niet iedereen evenveel toegang heeft tot onderwijs en kansen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale mobiliteit

A

veranderingen in de positie of status van mensen op de maatschappelijke ladder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt bedoeld met bewegen op de maatschappelijke ladder?

A

Dit betekent dat mensen hun sociale positie, of status, kunnen veranderen. Dat kan omhoog (een betere sociale of economische positie) of omlaag (een minder gunstige positie). De maatschappelijke ladder omvat allerlei posities, van beroepen met meer macht, rijkdom of status tot beroepen met minder hiervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent Intergenerationele mobiliteit

A

Dit geeft aan hoe de sociale positie van een persoon zich verhoudt tot die van zijn of haar ouders. Als een kind een hogere positie bereikt dan de ouders, spreken we van opwaartse intergenerationele mobiliteit. Als de positie lager is, is er sprake van neerwaartse intergenerationele mobiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent het concept sociale reproductie volgens Pierre Bourdieu?

A

Het proces waarbij sociale ongelijkheden van de ene generatie op de volgende worden overgedragen via instellingen zoals het onderwijs. (niet bewegen op de maatschappelijke ladder en kinderen krijgen dezelfde maatschappelijke positie als hun ouders)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat legt Pierre Bourdieu’s reproductietheorie uit?

A

Deze theorie legt uit hoe sociale ongelijkheden zich voortzetten van de ene generatie op de andere, waarbij bepaalde groepen in de samenleving hun macht en status behouden. Hij introduceert hiervoor het idee van verschillende vormen van kapitaal: economisch, sociaal en cultureel kapitaal, die samen bijdragen aan wat mensen kunnen bereiken en welke kansen ze hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Economisch kapitaal

A

Dit verwijst naar financiële middelen, zoals inkomen en bezit. Mensen met veel economisch kapitaal hebben vaak meer toegang tot goede opleidingen, gezondheidszorg en netwerken die hen helpen om hun sociale positie te versterken of te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociaal kapitaal

A

Dit gaat over sociale netwerken en relaties die iemand heeft. Bijvoorbeeld, iemand met veel sociaal kapitaal heeft connecties die hen kunnen helpen bij het vinden van banen, of toegang tot exclusieve informatie en ondersteuning. Mensen uit hogere sociale klassen hebben vaak netwerken die meer waardevolle informatie en voordelen bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cultureel kapitaal

A

Dit omvat kennis, vaardigheden, opleiding en opvattingen die worden gewaardeerd in de samenleving. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het beheersen van de “juiste” taal of kennis van kunst en literatuur. In veel gevallen wordt cultureel kapitaal overgedragen binnen gezinnen, waardoor kinderen uit hogere klassen makkelijker succesvol zijn in bijvoorbeeld het onderwijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onderwijs als reproductiemodel

A

de rol van het onderwijs in het behouden en doorgeven van sociale ongelijkheden in de samenleving. Pierre Bourdieu stelt dat het onderwijs niet alleen bedoeld is om kennis over te dragen, maar ook als een mechanisme werkt dat bestaande sociale klassen en ongelijkheden reproduceert, ofwel in stand houdt.

17
Q

Wat behandeld het artikel van Mijs en van de Werfhorst

A

De relatie tussen meritocratie, kansengelijkheid en onderwijsstelsels, waarbij de auteurs onderzoeken in hoeverre onderwijs systemen erin slagen om een werkelijk meritocratische samenleving te ondersteunen.

18
Q

Wat zijn de kernpunten van het artikel van Mijs en van de werfhorst?

A

Meritocratie en onderwijs, kansengelijkheid in het onderwijs en onderwijsstelsels ongelijkheid.

19
Q

Wat waren de uitdagingen van het artikel van Mijs en van de werfhorst?

A

Beïnvloeding door sociale achtergrond, vroege selectie in gesegregeerde systemen en effectiviteit van geïntegreerde systemen

20
Q

Wat was de kritiek van het artikel van Mijs van de werfhorst?

A

Meritocratie als illusie, onrechtvaardige effecten van vroege selectie, onderwijs als versterker van ongelijkheid en gebrek aan structurele hervormingen.

21
Q

Wat is merit?

A

(verdienste) als een combinatie van IQ (intelligentie of talent) en effort (inspanning)

22
Q

wat houdt Youngs model in?

A

Dit model Introduceert het idee dat de sociaal-economische positie van individuen in een meritocratische samenleving bepaald wordt door een combinatie van IQ (intelligentie of aangeboren talent) en effort (inspanning of werkethiek).

23
Q

Hoezo beschreef Micheal Young het meritocratisch ideaal in 1958 als een dystopie en wat zijn hiervan de redenen?

A

(een onwenselijke toekomst) waarin het idee van meritocratie negatieve maatschappelijke gevolgen heeft. Young voorzag dat een strikte meritocratie juist problemen kan veroorzaken. Maatschappelijke solidariteit komt onder druk te staan
* Nadruk op individuele verantwoordelijkheid, verharding
* Nieuwe vormen van tweedeling: niet naar achtergrond, maar naar intelligentie

24
Q

Hoezo klopt deze uitspraak niet? : “Iedereen heeft gelijke kansen: als je maar je best doet, kun je worden wat je wilt”

A

in werkelijkheid factoren zoals armoede, gezondheid, familiedruk en onderwijsongelijkheid nog steeds een rol spelen.
Dit “gelijke kansen”-idee kan ervoor zorgen dat de invloed van structurele ongelijkheden, zoals een zwakke sociaaleconomische positie of ongelijke toegang tot goede scholen, over het hoofd wordt gezien.

25
Q

Hoezo klopt deze uitspraak niet?: “Als je buiten de boot valt, is dat vooral aan een gebrek aan inzet te wijten”

A

Mensen die buiten de boot vallen, worden gezien als “verantwoordelijk” voor hun positie omdat ze blijkbaar niet hard genoeg hebben gewerkt. Dit kan leiden tot een stigma rond armoede of lage posities, waarbij mensen die minder succesvol zijn, door anderen als “lui” of “ongemotiveerd” worden gezien.

26
Q

Wat houdt kansengelijkheid (ideaal) in?

A

Onderwijsstelsel waarin schoolprestaties van een leerling een reflectie zijn van de inzet en talent van een leerling en
niet van diens sociaal milieu.

27
Q

Wat zijn de kenmerken van een onderwijsstelsel?

A

Differentiatie, standaardisering, flexibiliteit en beroepsoriëntatie.

28
Q

Wat is differentiatie

A

De mate waarin verschillende onderwijsstromen naast elkaar bestaan en
de leeftijd waarop leerlingen worden verdeeld over verschillende onderwijsstromen.

29
Q

Welke 3 overstapmogelijkheden zijn er in Nederland en Vlaanderen? (Mijs & Van de Werfhorst, 2016)

A

1= Doorstroommogelijkheden: na het behalen van je havodiploma doorstromen naar het vwo zodat je alsnog naar de universiteit kunt.

2= Na het basisonderwijs instromen in een brugklas met gecombineerde onderwijsniveaus (bijv. vmbo-t/havo of havo/vwo), waarna
leerlingen (doorgaans) in jaar 2 of 3 verder stromen in een van die richtingen (bijv. havo of vwo)

3= Op- of afstroommogelijkheden: bijvoorbeeld als een leerling bij goede prestaties (of initieel te lage verwachtingen) van 2-havo
naar 3-vwo kan

30
Q
A
31
Q
A
31
Q
A