Inleiding milieu interieur en homeostase Flashcards

1
Q

Wat zijn de functies van het bloed?

A

Transport van stoffen, thermoregulatie (hoort ook bij transportfunctie) en afweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is homeostase?

A

Het constant blijven van de samenstelling van ons milieu interieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het milieu intérieur?

A

De vloeistof waarin de cellen en organen zich bevinden, oftewel extracellulaire vloeistof (= weefselvocht en interstitiële vloeistof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op basis waarvan is het vocht in zweetklieren, het darmstelsel of de urine bijv geen milieu intérieur? Waaronder behoren bovenstaande dingen wel?

A

Dat heeft een andere samenstelling. Zweet, urine en darmvocht behoren tot het milieu extérieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is hyperthermie?

A

Dat de warmteproductie de warmteafgifte overtreft en de temperatuur dus stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is hypothermie?

A

De warmteafgifte overtreft de warmteproductie en dus gaat de temperatuur omlaag (minder dan 35C)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is droge hitte beter te weerstaan?

A

Omdat je dan makkelijker vocht kan laten verdampen richting de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom wordt je rood bij hoge temperaturen?

A

Omdat je bloed meer naar de oppervlakte wordt gestuurd voor het kwijtraken van warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 4 methoden voor warmteafgifte zijn er?

A

Straling, geleiding, stroming en verdamping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een mooi woord voor straling?

A

radiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een mooi woord voor geleiding?

A

conductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een mooi woord voor stroming?

A

convectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een mooi woord voor verdamping?

A

evaporatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke neurotransmitter is verantwoordelijk voor de sympatische activatie van zweetklieren?

A

Acetylcholine (dit is een uitzondering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zorgt activatie van cholinerge sympatische (post-ganglionaire) huidvezels toe?

A

Zweten en eventueel vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zorgt activatie van adrenerge sympatische vezels in de huid voor?

A

Vasoconstrictie

17
Q

Waar heb je thermoreceptoren?

A

In de huid en in de hypothalamus (voor kerntemperatuur)

18
Q

Wat zijn thermoreceptoren in de thalamus?

A

Temperatuur-gevoelige neuronen waarbij de vuurfrequentie afhangt van de temperatuur (je hebt ook temperatuur-onafhankelijke neuronen) en zo een maat is voor de lichaamstemperatuur

19
Q

Wat is een fasische verandering?

A

Een kortdurende verandering

20
Q

Hoe komt het dat menthol verkoelend werkt?

A

Het bindt aan dezelfde koudereceptor, namelijk een ionkanaal. Daardoor komen er actiepotentialen

21
Q

Wat is ‘goed’ vet? Waar zit het?

A

bruin, zit bij nek, schouders, bijnieren, borstbeen

22
Q

Wat gebeurt er bij activatie van de a1-receptoren van glad spierweefsel in de vaatwand?

A

Vasoconstrictie

23
Q

Wat gebeurt er met de adrenerge sympatische activiteit bij lokaal koelen?

A

Omhoog = vasoconstrictie en bleker worden van huid

24
Q

Wat gebeurt er bij koorts?

A

Setpoint wordt hoger gezet waardoor je gaat trillen en bleek wordt om warmer te worden terwijl je lichaamstemperatuur al heel hoog is. Zodra het setpoint bereikt is ga je juist heel erg zweten etc om warmte kwijt te raken.

25
Q

Iemand heeft 38c en rilt. Heeft hij koorts of hyperthermie?

A

Koorts