inleiding in europees recht Flashcards

1
Q

wat is de EU?

A

is een internationale organisatie waarvan de voorlopers (EGKS, Euratom en EEG) zijn opgericht na de tweede wereldoorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de reden geweest voor het oprichten van de EU?

A

focus op veiligheid en economische integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke verdragen gelden er nu?

A

Het verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de bronnen van het Europees recht?

A

1) De verdragen en het Handvest (primair EU recht) 2) Eu-regelgeving (secundair EU recht) 3) Algemene beginselen van het Europees recht 4) Jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het Primair Europees recht?

A

Bestaat uit de verdragen en het Handvest van de Grondrechten van de EU (de belangrijkste verdragen zijn de VEU en VWEU. En komt tot stand doordat de lidstaten van de EU een verdrag sluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar bestaat het Primaire Europees recht uit?

A

bevoegdheden, procedures en materiële bepalingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het secundaire Europees recht?

A

het gaat hier om richtlijnen, verordeningen en besluiten art. 288 VWEU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de doelstellingen van de EU? art. 2 en 3 VEU

A

vrede en welzijn, vrijheid en veiligheid, interne markt -> vrije markt, staatssteun, mededinging, monetaire unie en extern beleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar in de wet kun je de bevoegdheden van de EU vinden?

A

Staat in het VEU en VWEU. De EU kan deze bevoegdheden gebruiken om de doelstellingen te realiseren art. 5. lid 2 VEU. Daarnaast is de EU bevoegd om internationale overeenkomsten te sluiten art. 216 VWEU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke soorten internationale organisaties zijn er?

A

gouvernementele organisaties, intergouvernementele organisatie, supranationale organisaties en non-gouvernementele organisaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn gouvernementele organisaties?

A

een samenwerkingsverband tussen staten en is opgericht door lidstaten door het sluiten van een verdrag, onderhandelingen, ondertekeningen en ratificatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 2 soorten gouvernementele organisaties zijn er?

A

1) intergouvermenentele organisatie 2) supranationale organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de Eu voor organisatie?

A

de EU is een supranationale organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een intergouvermentele organisatie?

A

hierbij werken landen samen en beslissen ze samen. dus wanneer bijvoorbeeld 1 land het er niet mee eens is, dan kunnen ze het idee stoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een supranationale organisatie?

A

hierbij heeft de organisatie zelf en haar beslissingen macht die boven de nationale regeringen van de lidstaten uitgaat. (of ter wijl de beslissingen die de EU maakt kande regels van andere landen (lidstaten) overschrijven, zelfs als alle landen het er niet mee eens zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een Non-gouvernementele organisatie?

A

dit is vaak een organisatie die onafhankelijk is van de overheid en vaak opereert op basis van donaties en dus er zijn om samen bepaalde problemen op te lossen of mensen te helpen a.d.h.v. donaties. ze kunnen lokaal, nationaal of internationaal actie zijn.

17
Q

Wat zijn de belangrijkste Algemene beginselen van het Europees recht?

A

deze staan in art. 5 VEU. (attributiebeginsel/beginsel van bevoegdheidstoedelig) (subsidiariteitsbeginsel) (evenredigheidsbeginsel / proportionaliteitbeginsel (voor optreden EU)

18
Q

wat zijn de beginselen over de relatie tussen de EU en lidstaten?

A

Loyaliteitsbeginsel (art. 4 lid 3 VEU) - voorrang (arrest Costa/ENEL - rechtstreekse werking (arrest van Gend en Loos)

19
Q

overige belangrijke beginselen:

A

non-discriminatie op grond van nationaliteit (meerdere artikelen) en evenredigheidsbeginsel (meerdere uitspraken Hof van Justitie van de EU

20
Q

Wat zijn de basis beginselen van de EU?

A

Loyale samenwerking art. 4 lid 3 VEU) Attributiebeginsel art. 5 lid 2 VEU) Subsidiariteitsbeginsel art. 5 lid 3 VEU) Evenredigheidsbeginsel art. 5 lid 4 VEU) Gelijkheidsbeginsel art. 18 VEU)

21
Q

Jurisprudentie EU?

A

uitspraken nationale rechter en uitspraken van het Hof van Justitie van de EU