Inleiding Flashcards

1
Q

Wat zijn parasieten?

A

Organismen die in of op een ander organisme, de gastheer, leven en op die manier profiteren van voedingsstoffen of andere voordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 2 types parasieten zijn er?

A

Endoparasieten
Ectoparasieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef voorbeelden van endoparasieten

A

Wormen: lintwormen en spoelwormen
Protozoa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef voorbeelden van ectoparasieten

A

Luizen, teken en vlooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn endoparasieten?

A

Organismen die binnenin het lichaam van de gastheer leven zoals darmen, bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn ectoparasieten?

A

Organismen die op de buitenkant van de gastheercel leven zoals op de huid of in de vacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef 3 voorbeelden van parasieten die vroeger al ontdekt waren:

A

Ascaris, drancunculus en schistosoma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk testamenten werd vroeger gevonden die al vermoedens had van parasieten?

A

Ebers papyrus
Oude testament
Historia Animalium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat veroorzaakt de drancunculus?

A

Maagzweren = ulcus: het geeft een branderig gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werd vroeger de drancunculus genoemd?

A

Vurige slangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke parasiet geeft aanleiding tot de typische olifantenbenen?

A

Parasiet olifantheasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke parasiet geeft aanleiding tot cysticercosis?

A

Taenia solium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt een cysticercosis genoemd in de volksmond?

A

Blazen als hagelstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan men de forse stijging van parasieten verklaren?

A

De uitvinding van de microscoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 3 grote klassen hebben we bij de parasieten?

A
  1. Protozoa = eencelligen
  2. Wormen
  3. Geleedpotigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke onderverdeling kunnen we maken binnen de wormen?

A
  1. Rondwormen
  2. Lintwormen
  3. Zuigwormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef een synoniem voor rondwormen:

A

Nematoda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef een synoniem voor lintwormen:

A

Cestoda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef een synoniem voor zuigwormen

A

Trematoda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke onderverdeling wordt er gemaakt binnen de geleedpotigen?

A
  1. Insecta
  2. Arachnida
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat bedoelt men met arachnida?

A

Spinachtigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke onderverdeling wordt er gemaakt binnen de protozoa?

A
  1. Sarcomastigophora
  2. Apicomplexa
  3. Ciliophora
  4. Microspora
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Op welke manier zullen de sarcomastigophora zich voortbewegen?

A

Via flagellen of pseudopodia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke 2 protozoa types kunnen zich voortbewegen?

A

Sarcomastigophora en ciliophora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Op welke manier zullen de ciliophora zich voortbewegen?

A

Via ciliën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn pseudopodia?

A

Het zijn tijdelijke uitstulpingen van de celmembraan die door sommige eencellige organismen gebruikt worden voor de voortbeweging of voor het opnemen van voedsel via fagocytose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Op welke manier gebeurt de voortplanting van sarcomastigophora?

A

Asexueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Op welke manier gebeurt de voortplanting van apicomlexa?

A

Asexueel en seksueel

29
Q

Op welke manier gebeurt de voortplanting van Ciliophora?

A

Asexueel en sexueel

30
Q

Op welke manier gebeurt de voortplanting van microspora?

A

Asexueel

31
Q

Wat wordt er bedoeld met een asexuele voortplanting?

A

Een vorm van voortplanting waarbij er slechts ouder betrokken is en de nakomeling genetisch identiek zijn aan de ouder.

32
Q

Wat wordt er bedoeld met sexuele voortplanting?

A

Een vorm van voortplanting waarbij 2 ouders betrokken zijn, elk met een eigen set van genetisch materiaal dat wordt gecombineerd in de nakomelingen.

33
Q

Welke klassen van protozoa vertonen een combinatie van asexuele en sexuele voortplanting?

A

Ciliophora en apicomplexa

34
Q

Welke klassen van protozoa vertonen enkel een asexuele voortplanting?

A

Sarcomastigophora en microspora

35
Q

Welke klassen van protozoa bevinding zich extracellulair?

A

Sarcomastigophora en Ciliophora

36
Q

Welke klassen van protozoa bevinden zich intracellulair?

A

Apicomplexa en microspora

37
Q

Wat is een typisch celorganel dat aanwezig is bij de apicomplexa en wat is de functie?

A

Apicomplex - speelt een belangrijke rol in het herkennen en binnendringen in de gastheercel

38
Q

Geef voorbeelden van sarcomastigophora

A

Giardia
Trichomonas
Trypanosoma
Leishmania
Entamoba

39
Q

Geef voorbeelden van apicomplexa

A

Plasmodium
Toxoplasma
Cryptosporidium
Sarcocystis

40
Q

Wat is de lichaamsbouw van nematoden?

A

Cylindrisch niet gesegmenteerd

41
Q

Wat is de lichaamsbouw van trematoden?

A

Dorso-ventraal afgeplat, niet-gesegmenteerd en 2 zuignappen

42
Q

Wat is de lichaamsbouw van cestoda?

A

Dorso-ventraal afgeplat, wel gesegmenteerd en ook zuignappen

43
Q

Hoe ziet het spijsverteringsstelsel eruit bij de nematoden?

A

Volledig spijsverteringsstelsel

44
Q

Hoe ziet het spijsverteringsstelsel eruit bij de trematoden?

A

Onvolledig - loop van de mond tot de dikke darm (caecum) en stopt hier

45
Q

Hoe ziet het spijsverteringsstelsel eruit bij de cestoden?

A

Ze hebben geen spijsverteringsstelsel

46
Q

Wat is het geslacht van de nematoden?

A

Gescheiden

47
Q

Wat is het geslacht van de trematoden?

A

Hermafrodiet

48
Q

Wat betekent hermafrodiet geslacht?

A

Binnen eenzelfde organisme zijn er zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen aanwezig

49
Q

Wat is het geslacht van de cestoden?

A

Hermafrodiet en proglotide

50
Q

Wat betekent een directe levenscyclus?

A

De parasiet heeft maar 1 gastheercel nodig om zich te moeten voortplanten en de levenscyclus te voltooien.

51
Q

Wat betekent een indirecte levenscyclus?

A

De parasiet heeft een tussengastheer nodig om zijn levenscyclus te kunnen voltooien. Het maakt dus in totaal gebruik van 2 gastheercellen: een eindgastheercel en een tussengastheercel

52
Q

Welk type levenscyclus hebben nematoden?

A

Direct en indirect

53
Q

Welke levenscyclus hebben trematoden?

A

Indirect

54
Q

Welk type levenscyclus hebben cestoda?

A

Indirect

55
Q

Hoe noemt men de segmenten bij de cestoden?

A

Proglotide

56
Q

Geef voorbeelden van nematoden

A

Ascaris
Drancunculus

57
Q

Geef een voorbeeld van een trematoden

A

Schistosoma

58
Q

Hoe ziet de lichaamsbouw eruit bij de insecta?

A

3 paren poten
Hoofd, Thorax en abdomen gescheiden

59
Q

Hoe ziet de lichaamsbouw eruit van arachnida?

A

4 paar poten
Fusie van de lichaamsdelen

60
Q

Welke parasieten behoren tot de arachnida?

A

Teken en schurft

61
Q

Hoeveel van elke klasse wormen bezit een gemiddeld zoogdier?

A

4 nematoden
2 trematoden
2 cestoden

62
Q

Hoeveel van elke klasse wormen bezit een gemiddelde vogel ?

A

3 nematoden
2 trematoden
3 cestoden

63
Q

Leg heel kort door de bocht een levenscyclus uit van een parasiet:

A

Je hebt een infectieus stadium dat een gastheercel zal infecteren door deze binnen te dringen. Binnen in de gastheercel zal deze uitgroeien tot een volwassen stadium. Deze zal dan nakomelingen produceren die het lichaam verlaten en opnieuw verder gaan naar een infectieus stadium.

64
Q

Wat is een prepatente periode?

A

De tijd die verstrijkt tussen de infectie van de gastheercel en uitgroeien tot volwassen stadium en productie van nakomelingen.

65
Q

Welke 2 types parasieten heb je op basis van de prepatente periode? Welke heeft het meest succes en waarom?

A

Je hebt parasieten met een korte prepatente periode en je hebt er met een lange prepatente periode.
Degene met de korte prepatente periode hebben het meeste succes want deze gaan in korte tijd meer nakomelingen kunnen produceren.

66
Q

Wat is er typisch met betrekking tot de detecteerbaarheid van de parasiet tijdens de prepatente periode?

A

Ze zijn niet detecteerbaar tijdens deze periode waardoor de gastheer asymptomatisch kan zijn.

67
Q

Welke 2 basisconcepten onderscheid men bij de levenscyclus van de parasieten? Leg ze ook uit

A
  1. Complexiteit:
    - indirecte levenscyclus = een tussengastheer nodig en een eindgastheer
    - directe levenscyclus = geen tussengastheer nodig
  2. Specificiteit:
    - stenoxeen: infecteert 1 diersoort
    - euryxeen: infecteert meerdere diersoorten
68
Q

Wat zijn de verschillende transmissie wegen hoe we geïnfecteerd kunnen geraken met parasieten?

A
  1. Oraal
    - drinken van gecontamineerd water
    - eten van gecontamineerd voedsel
  2. Percutaan:
    - zwemmen
    - blootsvoets rondlopen
  3. Transplacentair:
    - infectie van de foetus tijdens de zwangerschap
  4. Vectoren