Inleiding Flashcards

1
Q

vragen voor betrouwbaarheidsonderzoek

A

wie, wanneer, waar, functie, doelpubliek

(functie=omschrijven of overtuigen?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bruikbaarheid van een bron hangt af van …

A

onderzoeksvraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe word een historische vraag gevormd?

A

locatie, tijd, domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bron

A

voorwerp, geschriften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

werk

A

resultaat van onderzoek met bronnen en werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

primair

A

dateert uit de tijd zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

secundair

A

dateert niet van de tijd die het beschrijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(eerder) subjectief

A

meningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(eerder) objectief

A

feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

locaal

A

stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

nationaal

A

land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

internationaal

A

ander(e) land(en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mondiaal

A

wereldwijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

1e industriële revolutie

A

1750

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Amerikaanse revolutie

A

1776

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Franse revolutie

A

1789

17
Q

politiek

A

staten, wetten, oorlog…

18
Q

sociaal

A

manier van samenleven, gelijkheid…

19
Q

cultureel

A

onderwijs, wetenschap, kunst, godsdienst…

20
Q

economisch

A

geld, industrie, handel, tewerkstelling…