Inleiding Flashcards

1
Q

Wat is de LD50?

A

Hierbij spreken we over een letale dosis in 50% van de dieren. Dat is tegenwoordig verboden. We kunnen onderscheid maken tussen een dermale, inhalatie,.. LD50.
Een hoge LD50 zegt niets over de termijn. LD50 gaat enkel over de acute toxiciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

NOEL

A

No observed effect level. Dat is de hoogste dosis die je toedient voordat er nevenwerkingen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg de AMES test uit

A

Deze wordt gebruikt om mutagene eigenschappen van een stof vast te stellen.
We hebben een petrischaal met gaar en een salmonella daarop met een genetische modificatie. Door de modificatie is deze histidine afhankelijk. Dat wilt zeggen dat er histidine nodig is om te groeien.
Als we een histidine vrije voedingsbodem hebben dan kan salmonella niet groeien. Salmonella groeit wel wanneer er een mutatie is doorgemaakt waardoor dat de Salmonella histidine onafhankelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is toxicokinetiek?

A

Expositie fase/blootstelling > Kinetische fase, dus ADME > Dynamische fase. Dus hoe ze op receptoren binden en daarmee interageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem verschillende manieren waarop een gifstof kan werken

A
  • Directe beschadiging
  • Competitie voor vitamines
  • DNA schade
  • Teratogeen
  • Immunosuppressief
  • Neuronale beschadiging
  • Moleculaire intoxicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van welke 3 factoren hangt de toxiciteit van een stof af?

A
  1. De aard van het toxisch agens
  2. Conditie van het dier.
  3. Externe factoren

Aard van het toxische agens hierbij denken we aan absorptie en de samenstelling.
Bij de conditie van het dier kan je denken aan een hoger basaal metabolisme (=snellere eliminatie), diersoort, leeftijd (bij jongere dieren meestal immature lever m.u.v. kuikens. Oudere dieren hebben meestal minder goede eliminatie.
Ook geslacht en pathologische condities spelen een rol.
Bij externe factoren denken we vooral aan het volume en de concentratie van gifstof. Vasten is van belang maar ook de omgevingtemperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat weet je over de glutathione conjugatie?

A

Cysteine is noodzakelijk om deze reactie door te laten gaan. Als dat er niet is dan krijgen we oxidatieve schade door de vorming van ROS. De vetzuren in de celmembraan gaan oxideren.
Katten hebben moeite met de glucuronidatie en andere fase II reacties.
Je krijgt NAPQ1 toxische metabolieten. Deze worden gevormd in de lever door de CYP-enzymen. Je krijgt een covalente binding aan de celeiwitten en daardoor sterven de hepatocyten af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

NAPQ1 toxische metabolieten

A

Dit zien we bij katten voorkomen. Deze hebben moeite met de glucuronidatie en andere fase II reacties. Je krijgt NAPQ1 toxische metabolieten. Deze worden gevormd in de lever door CYP-enzymen en zorgen voor een covalente binding aan de celeiwitten waardoor de hepatocyten afsterven.

De gevolgen hiervan zijn ; gezichtsoedeem, submandibulair oedeem en icterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een uitscheidings intoxicatie?

A

Bv binnenkomst door de nier en long, een aantal gifstoffen zijn etsend vanaf binnenkomst tot uitscheiden. Ter hoogte van de nier hebben ze ook een etsende werking en dan spreken we van uitscheidingsintoxicose. Dat geeft dus schade aan de nieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke punten zijn van belang voor de diagnose van gifstoffen?

A
  • Een zeer uitgebreide anamnese, hierbij moet je ook kijken naar het seizoen en dergelijke.
  • Symptomen die de eigenaar heeft gezien maar ook die je als dierenarts waar neemt.
  • Autopsie met voldoende staalname.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat weet je van de behandeling van gifstoffen bij huisdieren?

A

Je moet eerst de patiënt gaan stabiliseren voordat je aan de gifstof gaat werken. Eventueel kan je de resorptie proberen te vertragen.

  • Laten braken
  • Actieve kool toedienen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met wat laat je een hond braken?

A

Door middel van apomorfine.
Bij de kat wordt xylazine gebruikt dat is een sedatief middel. Belangrijk is daar dat je waakzaam moet zijn voor verslikkingspneumonie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat weet je over actieve kool?

A

Door de vele opening die het heeft kan een gifstof binden. Het is zelf inert.
Alcoholen/metalen/aldehyde binden niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is melk tegenaangewezen bij intoxicatie?

A

Omdat vetoplosbare stoffen daardoor nog beter oplossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly