inleiding Flashcards

1
Q

wanneer eindigde de prehistorie?

A

3500 vC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom eindigde de prehistorie?

A

ontstaan van schrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer startte het oude nabije oosten?

A

in 3500 vC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer eindigde het oude nabije oosten?

A

800 vC.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom eindigde het oude nabije oosten?

A
  • ontstaan Rome

- Griekse stadsstaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer startte de klassieke oudheid?

A

800 vC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wanneer eindigde de klassieke oudheid?

A

476

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom eindigde de klassieke oudheid?

A

einde West-Romeins rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer startte de middeleeuwen?

A

476

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wanneer eindigde de middeleeuwen?

A

1492

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarom eindigde de middeleeuwen?

A

Columbus ontdekt Amerika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer startte de vroeg moderne tijd?

A

1492

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer eindigde de vroeg moderne tijd?

A

1789

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom eindigde de vroeg moderne tijd?

A

Franse revolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer startte de moderne tijd?

A

1789

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wanneer eindigde de moderne tijd?

A

1945

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waarom eindigde de moderne tijd?

A

einde tweede weereldoorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wanneer startte de eigen tijd?

A

1945

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

volgorde tijdsperiodes

A

prehistorie -> oude nabije oosten -> klassieke oudheid -> middeleeuwen -> vroeg moderne tijd -> moderne tijd -> eigen tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

kenmerken prehistorie

A
  • de mens evolueerde van jager verzamelaar naar leven als landbouwer
21
Q

waarom liepen verschillende periodes binnen de prehistorie niet gelijk?

A
  • schrift ontstond niet overal op hetzelfde moment

- landbouw ontstaat op sommige plaatsen sneller dan op andere

22
Q

kenmerken oude nabije oosten

A

in Egypte ontstonden landbouwsamenlevingen

23
Q

3 zaken die hun oorsprong vonden in de klassieke oudheid

A
  • filosofie
  • democratie
  • senaat
24
Q

wat voor een tijd waren de middeleeuwen voor Europa?

A

een tijd van kleine rijken (Islamitische rijk = uitzondering)

25
Q

3 standen middeleeuwen

A
  1. geestelijken
  2. adel
  3. de derde stand
26
Q

twee belangrijke gebeurtenissen in de vroeg moderne tijd

A
  • Franse revolutie

- Amerikaanse revolutie

27
Q

Franse revolutie

A

volk zet koning af en richten een republiek op -> president

28
Q

Amerikaanse revolutie startjaar

A

1775

29
Q

Amerikaanse revolutie

A
  • VS wordt onafhankelijk van Groot-Brittannië

- voorbeeld voor Franse revolutionairen

30
Q

wat betekent renaissance in het begin van de nieuwe moderne tijd?

A

hergeboorte van klassieke oudheid

31
Q

wat stond er in de middeleeuwen centraal?

A

God

32
Q

wat stond er centraal in de vroeg moderne tijd?

A

de mens

33
Q

in de vroeg moderne tijd ontstond er een nieuwe stijlperiode, hoe noemen we die?

A

de verlichting

34
Q

hoe antwoorde Rome op een grote groep christenen die zich afscheidden van de Katholieke Kerk?

A

contrareformatie

35
Q

hoe noemen we de kunst uit de contrareformatie?

A

barok

36
Q

volgorde manier van leven in vogelvlucht

A
  1. jagers
  2. landbouwsamenlevingen
  3. geïndustrialiseerde samenleving
  4. hoogtechnologische samenleving
37
Q

3 soorten bronnen

A
  • gesproken
  • geschreven
  • materiële
38
Q

voorbeeld gesproken bronnen

A
  • mythes
  • legenden
  • liederen
  • interviews
39
Q

voorbeeld geschreven bronnen

A
  • dagboek
  • landkaart
  • wetboek
40
Q

voorbeeld materiële bronnen

A
  • architectuur
  • luchtfoto’s
  • archeologische vondsten
41
Q

primaire bron

A

geeft informatie die direct afkomstig is van getuige van gebeurtenis

42
Q

waarom kan primaire bron niet altijd juist zijn?

A
  • zaken verkeerd begrepen

- met opzet verkeerde info geven om er beter uit te komen

43
Q

secundaire bron

A

geeft informatie uit verleden maar is niet afkomstig van een getuige

44
Q

voorbeeld secundaire bron

A

romanfragment over waargebeurd heksenproces

45
Q

voorbeeld primaire bron

A

verslag uit rechtbank van heksenproces

46
Q

waarom kunnen we onze tijdperiodes niet toepassen op de Chinese geschiedenis?

A

we hebben de periodes afgebakend bij gebeurtenissen rondom ons

47
Q

welke gebeurtenissen komen nog in aanmerking om het einde van de middeleeuwen te zijn?

A
  • 1453: val Oost-Romeinse rijk
  • 1500: rond getal
  • 1400: Renaissance Italië
48
Q

wat waren de grote gevolgen van de Franse revolutie?

A
  • wetboek veranderde

- sociale regel en standenmaatschappij wankelden