Inleidende les Flashcards

1
Q

Wat zijn de verschillende diagnostische methoden?

A
  • Algoritmische aanpak (bij computers)
  • Volledig-dossiermethode (ziekenhuiscontext)
  • Patroonherkenning (= thinking fast)
  • Hypothetico-deductieve methode ( = thinking slow)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een ziektescript?

A

herkenbaar geheel in het geheugen van de arts dat steunt op contextgegevens, oorzaken en gevolgen van ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 3 fasen van een consultatie?

A

Intake fase = hulpvraag
o ICE bevragen  ideas, expectation, concerns
o Samenvatten met patiënt op het einde van de intakefase

Diagnostische fase
o Genereren vna hypothese
o Hypothese aftasten met aantonende en uitsluitende elementen

Beleidsfase
o Drempels voor behandelen, verder testen, geruststellen of op waakvlam zetten
o Shared decision making!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 pittfals voor tunneldenken:

A
  • Anchoring bias = verankerd aan de eerste aangeboden informatie
  • Confirmation bias = enkel rekening houden met elementen die uitverkoren hypothese ondersteuenen
  • Premature closure = analyse te snel stoppen en zo blind blijven voor alternatieve hypothese
  • Representativeness bias = typisch patroon van zeldzame ziekte maakt de ziekte daarom niet heel waarschijnlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Anchoring bias?

A

verankerd aan de eerste aangeboden informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is confirmation bias

A

enkel rekening houden met elementen die uitverkoren hypothese ondersteunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is premature closure

A

analyse te snel stoppen en zo blind blijven voor alternatieve hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is representativeness bias

A

typisch patroon van zeldzame ziekte maakt de ziekte daarom niet heel waarschijnlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvoor staat VINDICATE-P?

A
	Vasculair 
	Inflammatoir/infectieus 
	Neoplastisch 
	Degeneratief 
	Intoxicatie/ Ideopathisch/ iatrogeen 
	Congenitaal 
	Allergisch/ auto-immuun 
	Trauma 
	Endocrien/ metabool 
	Psychosomatisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat staat centraal in diagnostisch landschap?

A

o Één of maximum een paar niet-pluisgegevens
o Tijdverloop: acuut, subacuut, chronisch
o Geslacht en leeftijd (bv. extra-uteriene zwangerschap, prostaatkanker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke pathologiën staan in de binnencirkel

A

o Ernstige diagnosen die niet mogen gemist worden EN die behandelbaar zijn.
o Zowel frequent als minder frequent
o Doel = op korte termijn acties ondernemen om ernstige verwikkelingen te voorkomen.
o Indien exploratie te riskant of duur is kan diagnose eventueel op waakvlam gezet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke pathologiën staan in de buitencirkel?

A

o Minder ernstige diagnosen
o Niet-behandelbare aandoeningen
o Wel de meest frequente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarmee moet je rekening houden bij het uitwerken van een bilan?

A
  • Epidemiologie: incidentie, prevalentie en wachtkamerkans
  • Aantonende en uitsluitende argumenten
  • Testeigenschappen
    o Sensitiviteit en specificiteit
    o Positieve en negatieve predictieve waarden
  • Belasting voor de patiënt
  • Kost voor de maatschappij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Prevalentie?

A

het aantal gevallen van een bepaalde aandoening op de hele populatie op dat moment (puntprevalentie) of gedurende bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Incidentie?

A

aantal nieuwe gevallen van een bepaalde aandoening gedurende een bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de wachtkamerkans/voorkans

A

de kans op deze aandoening bij een patiënt in de wachtzaal, voor het verzamelen van het even welk element

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een aantonend argument

A

door aanwezigheid zal de kans op een bepaalde werkhypothese toenemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een uitsluitend argument

A

door de afwezigheid zal de kans op een bepaalde werkhypothese afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is sensitiviteit?

A

de frequentie waarmee de test positief is bij de groep patiënten die de bewuste ziekte hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is specificiteit?

A

frequentie waarmee de test negatief uitvalt in de groep personen zonder bewuste ziekte

21
Q

Wat is positief predictieve waarde (PPV)?

A

de kans dat een patiënt met een positief testresultaat de bewuste ziekte heeft

22
Q

Wat is negatief predictieve waarde (NPV)?

A

De kans dat een patiënt met een negatief testresultaat de bewuste ziekte niet heeft.

23
Q

Hoe worden predictieve waardes beïnvloed door prevalentie van de ziekte

A
  • Des te hoger de prevalentie des te hoger de PPV bij zelfde sensitiviteit en specificiteit.
  • Des te lager de prevalentie des te lager de PPV bij zelfde sensitiviteit en specificiteit.
24
Q

Wat is evidence based medicine?

A

patiëntenzorg waarbij het best beschikbare bewijsmateriaal gebruikt wordt als leidraad voor het klinisch handelen, aangevuld met klinische expertise en wensen van patiënt

25
Q

4 stappen EBM

A
  • Klinische vraag formuleren
  • Vinden van beschikbaar bewijsmateriaal
  • Analyseren validiteit bewijsmateriaal
  • Pas bewijsmateriaal toe in praktijk, rekening houdende met eigen expertise en wensen patiënt
26
Q

Waarmee houden we rekening bij het zoeken van geschikt bewijsmateriaal?

A

Rekening houden met PICO
 Patiënten populatie
 Intervention vs. comparison
 Outcomes

27
Q

Waaraan moeten richtlijnen voldoen:

A
  • Transparantie  door wie zijn de richtlijnen gemaakt?
  • Conflict of interest
  • Leden van de guideline ontwikkelingsgroep
  • Review van literatuur
  • Beoordelen van sterkte van evidentie en aanbeveling
  • Presentatie van aanbeveling
  • Externe review
  • Updating
28
Q

Welke zijn de instellingen en taken van de federale bevoegdheid?

A

o FOD volksgezondheid: registratie ziekenhuis activiteit en kwaliteitsbewaking en regelgeving
o RIZIV : financiering
o Sociale zekerheid : handicapfinanciring, invaliditeit, pensioenen
o Controle mechanismen
o !!! VOORNAMELIJK CURATIEVE ZORG

29
Q

Wat is vlaamse bevoegdheid?

A
o	Kwaliteitscontrole 
o	Preventie 
o	Eerstelijns zorg
o	Ouderenzorg 
o	(Vlaams agentschap voor zorg en gezondheid)
30
Q

Hoe werkt de gezondheidsfinanciering in België?

A

Verplichte ziekteverzekering + private verzekering

31
Q

Gezondheidseconomische evaluatie

A
32
Q

Waaruit bestaan de totale kosten?

A
33
Q

Hoe worden individuele zorgverleners gefinancierd?

A

lijst met erkende ingrepen en intellectuele arbeid die een vergoeding voorziet per zorgverlener.

33
Q

Hoe worden ziekenhuizen gefinancierd?

A

 Budget-financiële middelen = middelen die van federale overheid gefinancierd worden aan de ziekenhuizen om het te runnen.
 Financiering farmaceutische productie
 Honoraria van artsen werkzaam in ziekenhuis

34
Q

Hoe wordt er berekend wat ziekenhuisverblijf kost?

A
  • FOD gezondheidszorg: weet waar en waarvoor iemand opgenomen is
  • RIZIV: weet wat de kosten waren van die patiënt

Koppeling via Technische Cel voor het beheer van MZG-MFG

35
Q

Hervorming ziekenhuiskost voor laagvariabele zorg

A
  • Enkel laag-complexe standaardzorg, weinig variatie tussen patiënten
  • A priori wordt een budget vastgelegd ongeacht van de ligduur van patiënt (= prospectieve financiering)
36
Q

Financiering medium- en hoogvariabele zorg

A

Fee for service

37
Q

Waar houdt vlaams agentschap zorg en gezondheid zich mee bezig?

A

Bevolkingsonderzoek
preventie
toegankelijkheid van de zorg

38
Q

Wat zijn de bevolkingsonderzoeken

A

o Dikke darm
o Cervix
o Borstkanker
o Aangeboren afwijkingen

39
Q

Wat zijn de preventieprojecten?

A

o Rookstopbegeleiding

o Bewegen op verwijzing

40
Q

Wat zijn de federale initiatieven voor bescherming tegen hoge kosten

A

3e betalersregeling
Verhoogde tegemoetkoming voor sociale uitkering voor extra kosten
Verhoogde tegemoetkoming voor gezondheidszorg
Maximumfactuur

41
Q

Wat is de maximumfactuur?

A

jaarlijkse gap van eigen bijdrage die je doorheen een kalenderjaar moet betalen, van zodra persoonlijk aandeel boven treshold valt neemt ook ziekteverzekering rest van persoonlijk aandeel op zicht. (afhankelijk van je gezinsinkomen)

42
Q

Beschermingsmaatregelen op Vlaams niveau

A

= extra bescherming of ondersteuning op Vlaams niveau
Voor ondersteuning van niet-medische zorgden
Voor ouderen, zwaar hulpbehoevende op personen met handicap

43
Q

Waarvoor staat MZG-MFG?

A

Minimale ziekenhuisgegevens

Minimale financiële gegevens

44
Q

Wat is het KCE

A

Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg

45
Q

Waaruit is een nomenclatuur code opgebouwd?

A
  • Nomenclatuurcode
  • Omschrijving
  • Sleutelletter (bv. N)
  • Coëfficiënt
46
Q

Waarvoor dient de sleutelletter in een nomenclatuurcode?

A

Aan deze letter is een specifieke bedrag gekoppeld.

47
Q

Waarvoor dient de coëfficiënt in een nomenclatuurcode?

A

Dit is het getal waarmee de sleutelletter wordt vermenigvuldigd om een totaal bedrag te bekomen.