Individu thema 5 Flashcards
Adaptatie
Het proces waardoor het individu en zijn omgeving steeds beter op elkaar afgestemd raken. Dat gebeurt via de processen assimilatie en accomodatie
Assimilatie
Het integreren van nieuwe stukken uit de omgeving binnen de al aanwezige schema’s van het individu. Je leert nieuwe dingen, en je probeert die in te passen in wat je al weet.
Accomodatie
Het aanpassen van bestaande schema’s aan de eigenschappen van een nieuw stuk omgeving waarmee het individu in aanraking komt. Je manier van denken veranderen als je iets nieuws tegenkomt dat anders is dan wat je al weet.
Organisatie
Het onderling samenvoegen van uiteenlopende schema’s om ze te integreren tot meer complexe structuren. Het samenvoegen van verschillende schema’s zodat ze 1 geheel worden. Het doel is om van iets eenvoudig iets meer complex te maken.
Vb: Oog - hand coördinatie
Equilibratie
Het op elkaar afstemmen van assimilatie en accommodatie, waardoor de schema’s en de structuren soepel aangepast kunnen worden aan eventuele wijzigingen in de omstandigheden. Je probeert een evenwicht te vinden tussen de 2. Zo zorg je ervoor dat je steeds beter kunt omgaan met veranderingen of nieuwe situaties.
Schema
Mentaal programma aan de basis van vaardigheden
Vb: kijkschema, grijpschema, loopschema
Structuren
Georganiseerd geheel van een reeks samengevoegde schema’s
(vb: naar object lopen om het te pakken)
Equilibrium
= Evenwicht
Schema’s zijn op elkaar afgestemd waardoor men gepast reageert op een situatie
(assimileren en accommoderen)
Disequilibrium
= Onevenwicht
Schema’s zijn niet op elkaar afgestemd waardoor men niet gepast reageert op een situatie
(assimileren zonder te accommoderen)