Indefinido regelmatig Flashcards
Yo terminé (-AR)
Ik eindigde (-AR)
Tú terminaste (-AR)
je eindigde (-AR)
él/ella/usted terminó (-AR)
hij/zij/u eindigde (-AR)
nosotros terminamos (-AR)
wij eindigden (-AR)
vosotros terminasteis (-AR)
jullie eindigden (-AR)
ellos/ellas/ustedes terminaron (-AR)
zij eindigden (-AR)
yo conocí (-ER)
ik leerde kennen (-ER)
tú conociste (-ER)
jij leerde kennen (-ER)
él/ella/usted conoció (-ER)
hij/zij/u leerde kennen (-ER)
nosotros conocimos (-ER)
wij leerden kennen (-ER)
vosotros conocisteis (-ER)
jullie leerden kennen (-ER)
ellos/ellas/ustedes conocieron (-ER)
zei leerden kennen (-ER)
yo viví (-IR)
ik woonde (-IR)
tú viviste (-IR)
jij woonde (-IR)
él/ella/usted vivió (-IR)
hij/zij/u woonde (-IR)
nosotros vivimos (-IR)
wij woonden (-IR)
vosotros vivisteis (-IR)
jullie woonden (-IR)
ellos/ellas/ustedes vivieron (-IR)
zij woonden (-IR)