In staat zijn Flashcards
1
Q
Ik ben in staat
A
אני יכול
2
Q
Jij bent in staat (m)
A
אתה יכול
3
Q
Jij bent in staat (v)
A
את יכולה
4
Q
Hij is in staat
A
הוא יכול
5
Q
Zij is in staat
A
היא יכולה
6
Q
Wij zijn in staat (m)
A
אנחנו יכולים
7
Q
Wij zijn in staat (v)
A
אנחנו יכולות
8
Q
Jullie zijn in staat (m)
A
אתם יכולים
9
Q
Jullie zijn in staat (v)
A
אתן יכולות
10
Q
Hun zijn in staat (m)
A
הם יכולים
11
Q
Hun zijn in staat (v)
A
הן יכולות
12
Q
Hij is niet in staat iets te zien
A
הוא לא יכול לראות
13
Q
Zij is niet in staat om te slapen
A
היא לא יכולה לישון
14
Q
Jullie (m) zijn in staat te eten
A
אתם יכולים לאכול
15
Q
Jullie (v) zijn in staat te eten
A
אתן יכולות לאכול