Immuunsysteem, Hiv/Aids, TBC, SOA's Flashcards
Wat doen NK-cellen?
Virus aanpakken
Wat doen macrofagen?
Endosomale bacteriën aanpakken
Wat doen eosinofiele en basofiele granulocyten?
Multicellulaire parasieten aanpakken
Wat doen neutrofiele granulocyten?
Extracellulaire bacteriën en schimmels aanpakken
Hoe remt het aangeboren (verworden) immuunsysteem een binnengedrongen pathogeen?
Micro-organismen worden aan het oppervlak gesignaleerd door Pattern Recognition Receptors (PRR’s) op epitheel en witte bloedcellen,zoals de Toll Like Receptor, de NACHT-eiwit receptoren en lectinereceptoren. De PRR’s herkennen PAMPs van pathogenen. Wanneer een PRR een PAMP herkend, vormt deze een verbinding (ligand). Deze interactie is specifiek en selectief, en zorgt voor een specifieke respons van cytokines.
Hoe ontwikkeld de naïeve B-cel zich?
De B-cel wordt gevormd in het beenmerg en verplaats naar de lymfoïde organen, hier vindt random genherschikking plaats van het J-, V- en D-segment. De B-celreceptor op het oppervlak van de B-cel herkent antigenen; hierdoor vindt proliferatie en differentiatie plaats waardoor de B-cel ontwikkeld tot antilichaam producerende cel / geheugen B-cel.
IgG?
monomeer, op geheugen B-cellen in weefsels
IgD?
monomeer, op naïeve B-cellen in bloed
IgE?
monomeer, op geheugen B-cellen in bloed en weefsels
IgA?
dimeer, op geheugen B-cellen in slijmvliezen
IgM?
pentameer, op naïeve B-cellen in bloed
Wat gebeurt er als een antilichaam bindt aan een antigeen (antigeen-antilichaamcomplex)?
Zorgt voor inactivatie van neutralisatie, agglutinatie en precipitatie. Dit leidt tot een versterkte immuunreactie en fagocytose. Daarnaast zorgt het voor complex activatie van het complement; cell lysis , versterkte immuunrespons , fagocytose.
Hoe ontwikkeld de naïeve T-cel?
De T-cel wordt aangemaakt in de thymus en verplaatst naar de lymfoïde organen. Ook bij de T-cellen vindt random herschikking plaats. Als de T-cel receptor geactiveerd wordt, ontwikkeld de cel in effector T-cel of in geheugen T-cel.
Welke twee effector T-cellen zijn er?
CD4+ T-cel (T-helper cel) en CD8+ T-cel (cytotoxische T-cel)
Wat doet de CD4+?
T helper cel –> bieden hulp aan B-cellen door cytokinenproductie. Ze herkennen peptiden die worden gepresenteerd door de MHC-II moleculen; dit zijn met name antigenen die zijn gevormd door het endosomale pad.
Wat doet de CD8+?
Cytotoxische T cel –> doden de geïnfecteerde cellen. Ze herkennen peptiden die worden gepresenteerd door de MHC-I moleculen; dit zijn met name antigenen gevormd door de cel.
De dendritische cel zorgt ervoor dat de naïeve T cel geactiveerd wordt en zich vormt tot effectieve T-cel; CD8+, CD4+ type I, type II, type III. Hoe en wanneer wordt welke effector T-cel geactiveerd.
CD8+ : door granzyme of perforine als er virus / kankercellen aanwezig zijn.
CD4+ I: door IFN-y als er een endosomaal pathogeen aanwezig is.
CD4+ II: door IL-4 of IL-5, als er een multicellulaire parasiet aanwezig is.
CD4+ III: door IL-17, als er een bacterie of schimmel aanwezig is.
Welke vier signalen geeft een dendritische cel af bij activatie van de T-cel?
- De verbinding tussen TCR, MHC en peptiden.
- Costimulatie: extra bevestiging dat er een pathogeen binnengedrongen is.
- Polarisatie: dendritische cel geeft middels polarisatie door welk specifieke pathogeen is binnengedrongen.
- Weefselspecifieke migratie (homing): T-cel gaat naar de plek van infectie.
Wat zijn de kenmerken van HIV-1?
- seksueel overdraagbaar
- snellere replicatiecyclus; produceert hogere viral load en dus besmettelijker;
- hogere prevalentie wereldwijd;
- kan verticaal (moeder op kind) worden overgedragen;
- gaat sneller over in AIDS;
- over de hele wereld verspreid;
- overgedragen op de mens via chimpansees (rond 1900).
Wat zijn de kenmerken van HIV-2?
- seksueel overdraagbaar;
- minder besmettelijk dan HIV-1 door tragere replicatiecyclus;
- niet verticaal over te dragen;
- komt met name voor in West-Afrika (endemisch);
- ongeveer 1% van alle hiv-geïnfecteerden is besmet met HIV-1;
- overgedragen op de mens via zwarte mangabey (1940).
Hoe komt HIV-1 voor in Centraal-Afrika, ten opzichte van hoe dit zich voordoet in Europa en de VS.
Centraal-Afrika: met name bij jonge vrouwen en mannen uit hogere inkomensklassen die in de steden wonen.
Europa // VS: met name bij homoseksuele mannen , IV drugsgebruikers en prostituees. De prevalentie onder heteroseksuele mannen en vrouwen neemt ook toe.
Wat zijn belangrijke structurele kenmerken van HIV-1?
- retrovirus en lentivirus
- lipide envelop met daarin virale eiwitten die nodig zijn voor infiltreren van de gastheercel (gp41 en gp120) en bestanddelen afkomstig van gastheercelmembraan;
- in de lipide envelop zit een nucleocapside, deze bevat met name het virale eiwit p24;
- capside omhult twee enkelstrengs RNA en virale eiwitten die nodig zijn voor de replicatiecyclus
- het genoom is klein en bevat slechts 9 genen die coderen voor 15 eiwitten.
Welke virale HIV eiwitten zijn nodig voor de replicatiecyclus van het HIV virus?
Reverse transcriptase, integrase en protease.
Hoe wordt het HIV-virus overgedragen?
Via geïnfecteerde CD4+ cellen, dendritische cellen en macrofagen (cellen die CD4 presenteren op hun membraan) of via losse virusdeeltjes in bloed/sperma/vaginaal vocht/borstmelk.
Hoe gaat de infiltratie van HIV-virus op de CD4+ cel?
Wanneer het virusdeeltje in contact komt met de CD4+ cel, bindt het gp120 (eiwit van het hiv virus) aan de CD4 receptor. Door deze binding vindt een conformatieverandering plaats. Hierdoor kan gp120 nu binden aan een co-receptor (CRR5 of CXCR4), er vindt opnieuw een conformatieverandering plaats. Nu kan gp41 zich ook binden aan de CD4+ cel, gp41 faciliteert zo de fusie met tussen virus en cel, waardoor het genoom de gastheercel kan betreden.
Welke verschillende co-receptoren kan het HIV-virus binden, en welk virus deeltje bindt aan welke co-receptor?
R5-virus (macrofagotroop) : chemokine-receptor CCR5 op de CD4+ cel, dendritische cel, macrofaag. Weinig CD4 op de cel nodig, waardoor deze infectie sneller een meer voorkomt.
X4-virus (lymfocytotroop) : chemokine-receptor CXCR4 op de geïnfecteerde CD4+ cel. Snelle progressie.
Duotrope-virussen: binden beide, vaak begint de infectie met het R5 virus en gaat dan over in X4 binding. Dit gaat gepaard met snelle progressie en afname van aantal CD4+ cellen.
Welke mutatie kan tegen het HIV-virus beschermen?
homozygote CCR5 mutatie (32-nucleotide deletie van het CCR5-allel)
Hoe vindt de replicatiecyclus van het HIV-virus plaats? Formuleer het proces.
Formuleer; gebruik “reverse transcriptase”, “integrase”, “protease”, “provirus”, “long terminal repeats (LTRs)”, “activatie geïnfecteerde cel”, “NFkB”, “promotors provirus”, “tat”, “rev”, “gag”, “env”, “pol”. Zie blz 8.
In welke drie fases kan het verloop van HIV worden beschreven?
Acute HIV-infectie (eerste drie maanden) , lange asymptomatische fase (2-15 jaar) , snelle progressieve symptomatische fase die eindigt in AIDS.
Wat gebeurt er in de fase van acute HIV-infectie?
- er ontstaan asymptomatische of griepachtige symptomen (meestal niet langer dan twee weken);
- atypische lymfocytose // leukopenie // trombocytopenie // milde hepatitis
- aantal virusdeeltjes gaat stijgen; aantal CD4+ cellen gaat dalen
- bij ernstige daling van aantal CD4+ cellen kunnen opportunistische infecties ontstaan
- HIV-specifieke immuunreactie komt op gang
Wanneer wordt bij HIV gesproken van seroconversie?
Wanneer de eerste HIV-antistoffen in het bloed aantoonbaar zijn (HIV antistoffen zijn gevormd en CD8+ T cellen zijn gevormd om geïnfecteerde CD4+ te doden), het aantal virusdeeltjes in het bloed daalt en het aantal CD4+ cellen stijgt.
Wanneer wordt bij HIV gesproken van de windowfase?
Wanneer er wel al RNA van het HIV virus in het bloed aanwezig is, maar de serologische testen die viraal p24 en/of HIV-antistoffen nog negatief zijn.
Wat wordt bedoeld met het “set point” bij HIV?
Het aantal virusdeeltjes in het bloed (viral load) dat na de acute fase nog aanwezig is in het bloed; deze is direct gecorreleerd met het toekomstige ziekteverloop.
Wat gebeurd er tijdens de asymptomatische fase in het beloop van HIV?
- Er wordt bijna een relatief gezien in de uitbreiding van de virusdeeltjes en het tegenhouden van het virus door het immuunsysteem, waarin het virus de overwinnende hand houdt;
- Er worden veel CD4+ cellen aangemaakt, die ook snel worden geïnfecteerd en sterven (afname CD4+); sterfte gaat via apoptose/celdood door CD8+/directe sterfte door virusinfectie.
- Er is sprake van algemene symptomen zoals vermoeidheid, nachtzweten, lymfadenopathie en soms huidafwijkingen (sebboroisch eczeem, folliculitis).
Wanneer gaat de asymptomatische fase over in de symptomatische fase, wat is vanaf hier het verloop?
Er is zo’n laag aantal CD4+ cellen bereikt (<200) dat er geen effectieve primaire en secundair immuunsysteem meer kan worden geïnduceerd tegen ziekteverwekkers. De naïeve en geheugen CD4+ cellen is laag/afwezig; er kan geen T-cel hulp via cytokines plaatsvinden // activatie van antigeen-specifieke CD8+ cellen ontbreekt // B-cellen worden niet meer geïnduceerd.
Er treedt immuundeficiëntie op, waardoor de patiënt vatbaar is voor opportunistische ziekten, en dit is ook het begin van AIDS.
Wanneer er immuundeficiëntie optreedt, bestaat er een hiërarchie in welke infecties als eerst voorkomen? Hoe verloopt deze hiërarchie?
- Eerst gaat de Th1-gemedieerde immuunrespons verloren –> candida / mycobacterium tuberculosis / pneumocystis jirovecii / gardia lamblia / cryptosporidium / isospora / microsporadia.
- Vervolgens de antistof of de CD8+ T-celrespons (+ lager aantal CD4+) –> varicella zoster (gordelroos) / kaposisarcoom / EBV (B cel lymfomen).
- Zeer laag CD4+ –> toxoplasmose / cryptococcus neoformans / cytomegalovirus / colitis / retinitis.
Noem HIV-geassocieerde ziekten
- Eczema sebborhoicum
- Gordelroos
- Ernstige verlopende waterpokken bij HIV-geïnfecteerde kinderen
- Herpes genitalis
- Vaginale en orale candidasis
- Candyomata veroorzaakt door HPV (genitale wratten)
- Necrotiserende gingivitis
Noem de AIDS definiërende ziekten
- Pneumocytis carinii pneumonie (diffuse interstitiële pneumonie aan beide kanten X-thorax)
- Candida oesofagitis (sneeuwlandschap bij endoscopie)
- Cerebrale toxoplasmose (ernstige invaliditeit)
- CMV-retitinis (blindheid)
- Tuberculose
- Cryptococcose
- Histoplasmose
- Progressieve multifocale leuko-encephalopathie
- Kaposisarcoom
- Lymfoom
Hoe minder CD4+ cellen er zijn, hoe groter de kans is op opportunistische infecties. Hoe is dit gediagnostiseerd?
CD4+ > 500 = normaal
CD4+ 350-500 = licht verlaagd
CD4+ 200-350 = matig verlaagd
CD4+ <200 = ernstig verlaagd
HIV: wat bepaald de kans op overdracht?
- viral load
- hoeveelheid aanwezig infectieus virus
- manier van transmissie
Wat is de kans op verticale overdracht van HIV?
Zonder borstvoeding 15-25% en met borstvoeding tot 40%. Kinderen raken vaak geïnfecteerd tijdens partus, zeldzamer is via de placenta. Door zwangere vrouwen vroeg in de zwangerschap met cART te behandelen wordt de kans op transmissie <0,1%.
Hoe komt het dat de immuunreactie, bestaande uit Th1- / Th2-cellen/B-cellen en CD8+ cyctoxische T-cellen, nooit voldoende sterk zou zijn om het HIV-virus te elimineren?
De hoge mutatiegraad van het virus; tegen de tijd dat er een specifieke T- of B-cel reactie is gevormd tegen de epitopen van de ene variant, heeft het virus zich alweer gemuteerd. De hoge mutatiegraad is te verklaren doordat het virale reverse transcriptase geen proofreading mechanisme heeft, er worden dus veel fouten gemaakt bij het vormen van nieuwe virale genomen.
Breed-neutraliserende antistoffen (bnAbs) tegen HIV??
Er zijn individuen die betere antistoffen aanmaken die meerdere HIV-1 varianten kunnen binden = elite neutralizers. Ze herkennen geconserveerde regionen (hier hebben weinig mutaties plaatsgevonden) van envelop glycoproteïnes van HIV die biologisch relevant zijn voor het virus. Een eigenschap van bnAbs is dat ze meerdere structureel verschillende stukjes van HIV-antigenen kunnen binden, waardoor ze polyreactief zijn. Dit verhoogt de kans dat ze een geïnfecteerde cel of virusdeeltje binden en neutraliseren.
Wat zou een zo veilig mogelijk effectief vaccin kunnen zijn voor HIV-infecties?
Combinatie van recombinante virale vector (CD8+ geheugen cellen opwekken) samen met recombinant sub-unit viraal eiwit (B-cel respons opwekken).
Wat is de eerst uitgevonden HIV-remmer (1987)? Wat deed deze?
azidothymidine (zidovudine); NRTI die de DNA-synthese remt door een gemodificeerde nucleoside in te bouwen die verdere DNA-verlenging onmogelijk maakt. Er ontstonden HIV-versies resistent tegen dit middel.
Wat is momenteel (sinds 1997) de behandeling voor HIV-infectie?
cART / HAART:
combinatietherapie (NNRTI’s) waarbij het vormen van provirus en de productie van nieuwe virusdeeltjes bij nieuw geïnfecteerde cellen wordt tegengehouden. Door combinatietherapie kan het virus niet voldoende snel muteren. Binnen twee weken na het starten met combinatietherapie daalt de hoeveelheid virusdeeltjes in het bloed met zo’n 95%. Bij continuatie van medicatie blijft de viral load dalen tot op het punt dat het virus niet meer detecteerbaar is en CD4+ cellen zich hersteld hebben.
Wat is het belang van therapietrouw in de behandeling van HIV?
Bij stoppen van medicatie komt het virus snel terug, waarna het zich ook weer verder kan muteren en aan de reeds geactiveerde immuunrespons kan ontsnappen. Sinds 2016 zijn er daarom combinatiepillen gemaakt; waardoor de patiënt maar 1 pil per dag hoeft in te nemen. Dit moet levenslang (behalve in gevallen van post-treatment controllers).
Bijwerkingen cART?
- exantheem, myalgie, koorts, vermoeidheid, hepatotoxiciteit, pancreatitis, lipodystrofie, hypertriglyceridemie en hypercholesterolemie
- problemen met centraal zenuwstelsel zoals duizeligheid, depersonalisatie, derealisatie, neuropathie en myopathie
- immuun reconstitutie inflammatoire syndroom (IRIS); immuunsysteem begint net met herstellen en reageert daardoor heftig op opportunistische infecties
Wat is de behandeling van HIV-2?
Mutatie reverse transcriptase gp21 –> reageert niet op NNRTI’s en fusieremmers. Minder behandelmogelijkheden.
Diagnostiek HIV?
- HIV-serologie (ELISA)
2. Bevestigingstest via plasma-HIV-RNA-PCR waarbij een specifieke HIV-2 test moet worden aangevraagd bij verdenking
Wat wordt bedoeld met “Zwitsers standpunt”?
Adequate behandeling met cART; bij ondetecteerbare viral load is er (bijna) geen risico meer om HIV seksueel over te dragen.