Immuunsysteem algemeen Flashcards
Noem eigenschappen neutrofiel
Fagocyt, gelobkte celkern (2, 3 of 4)
Noem eigenschappen basofiele granulocyt
S-vormige kern, veel granules, verantwoordelijk voor ontstekingsreacties
Noem eigenschappen eosinofiele granulocyt
2 lobbig, grote granules, vernietigd parasieten
Noem eigenschappen macrofaag
Ronde celkern, grillige vorm, verantwoordelijk voor fagocytose pathogeen
Waaruit bestaat de 1e verdedigingslinie?
Mechanisch (huid, haar, nagels), chemisch (pH, slijm, enzymen) en micro-biologisch (darmflora)
Waaruit bestaat de 2e verdedigingslinie?
Fagocytose, complement systeem en dus verantwoordelijk voor ontstekingen en koorts.
Waaruit bestaat de 3e verdedigingslinie?
B- en T-lymfocyten
Uit welke routes bestaat het complement systeem en welke route zijn first, second and third to act en waarom?
Alternatieve route (first), lectine route (second), klassieke route (third). De alternatieve route reageert als eerste, omdat deze het snelst kan reageren. De lectine route moet Mannose-binding Lectine geproduceerd worden in de lever en bij de klassieke route moeten antilichamen worden geproduceerd.
Beschrijf de alternatieve route
De alternatieve route herkent lipides op een pathogeen. C3 bindt op bacterie –> actief en wordt in C3b en C3a gesplitst. C3b is verantwoordelijk voor opsonisatie en helpt bij fagocytose en C3a voor ontstekingsreacties.
Beschrijf de lectine route
De lectine route herkent suikers. Lectine wordt geproduceerd en bindt aan mannose op de bacterie. Hierdoor worden C4 en C2 geactiveerd en geknipt in Cxa en Cxb. C2a en C4b binden en vormen C3. C3 splitst zich weer in C3b en C3a.
Beschrijf de klassieke route
De klassieke route herkent antigenen. Antilichamen binden aan de antigenen waardoor C1 bindt en geactiveerd wordt. C1 activeert C4 en C2. Ze splitsen zich weer op in Cxa en Cxb. C2a en C4b vormen C3. C3 splitst zich weer in C3b en C3a.
Hoe ontstaat MAC en wat doet het?
MAC ontstaat door complementfactoren die zich op een membraan vestigen. Als laatst wordt C9 aangetrokken die een porie maakt in het membraan van de bacterie. Hierdoor vindt er bacteriële lysis plaats.
Macrofagen en dendrietcellen hebben twee soorten receptoren op hun membraan welke?
Endocytisch PRR en Toll like receptoren.
Binding van een pathogeen aan een van de twee receptoren op een macrofaag zorgt voor een bepaalde reactie. Welke?
Het veroorzaakt een ontstekingsreactie. De macrofaag gaat cytokinen zoals IL-1, -6 en -18 produceren.
Binding van een pathogeen aan een van de twee receptoren op een dendrietcel zorgt voor een bepaalde reactie. Welke?
Binding van een pathogeen via de endocytische PRR zorgt voor de presentatie van het pathogeen via MHC, waardoor een naïeve T cel wordt geactiveerd. Binding van een pathogeen via de Toll receptor, zorgt voor de productie van IL-12. Waardoor de naïeve T cel zich in een Th1 cel differentieert.