iets met baby's ig Flashcards

1
Q

Hoe noem je het als iemand verminderd vruchtbaar is?

A

subfertiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is fecundity?

A

het vermogen om levend nageslacht voor te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn oorzaken van infertiliteit/steriliteit?

A

azospermie
anovulatie
afsluiting tubae fallopi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt subfertiliteit beinvloed?

A

compatibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekend G0P0?

A

niet zwanger geweest, geen kinderen gebaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk hormoon zorgt voor de groei van het endometrium?

A

oestradiol/oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor worden oestrogenen geproduceert?

A

granulosa cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doen granulosa cellen?

A

produceren oestrogenen en voeden de eicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet FSH?

A

stimuleert de foliekels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor wordt FSH gemaakt?

A

de hypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor wordt FSH geremd (neg feedback)?

A

oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar wordt LH geproduceerd?

A

de hypothalamus (pos feedback)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het effect van progestron?

A

remming LH en differentiatie endometrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

.

A

.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het effect van LH op het corpus luteum?

A

het stopt met het produceren van progestron (neg feedback)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor treedt menstruele bloeding op?

A

endometrium wordt afgestoten in afwezigheid van progestron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waardoor treedt geen menstruatie op tijdens de zwangerschap?

A

Embryo maakt HCG, lijkt op LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer is de LH piek?

A

tijdens de ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer is de oestradiol piek?

A

net voor de ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waneer is de progestron piek

A

midden tussen de ovulatie en menstruatie (secretiefase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welk hormoon toont aan dat ovulatie plaatsvind?

A

progestron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer is amenorroe reden voor onderzoek?

A

na 3-4 maanden uitblijven menstruatie
uitblijven menarche na 14e jaar bij uitblijven secundaire geslachtskenmerken
uitblijven menarche na 16e jaar bij aanwezigheid van secundaire geslachtskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is WHO 1 bij de classificatie van amenorrhoe?

A

centrale oorzaak
FSH en LH laag (hypogonadotroop)
oestradiol laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is WHO 3 bij de classificatie van amenorrhoe?

A

ovarieel
FSH en LH verhoogd
oestradiol laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn lange termijn complicatites van centrale amenoroe?
osteoporose en hvz
26
Wat is de behandeling van centrale amenorrhoe?
hormoon substitutie ter preventie van osteoporose herstel ovulatie met GnRH voor fertiliteit
27
Wat is de meest voorkomende vorm van amenorhoe?
WHO II
28
Wat is WHO II?
normogonadotroop, normooestrogeen
29
Wat is een kenmerk van WHO II?
kleine foliekels
30
Wat zijn langetermijn complicaties van WHO II amenorrhoe?
type 2 diabetes endometrium carcinoom hvz depressiviteit
31
Welke behandeling voor WHO II amenorrhoe?
ovulatie inductie door gonadotrofinen oestradiol receptor modulatie voor fertiliteit leefstijl
32
Wat zijn oorzaken van ovariele amenorrhoe?
veroudering turner syndroom bestraling / chemo
33
Onder welke WHO classe valt amenorrhoe door hyperprolactinaemie?
WHO 1
34
Wat is hyperprolactinaemie?
teveel prolactine door micro (goed) of macro (slecht) adenoom in het brein
35
Wat moet je uitsluiten bij WHO I amenorrhoe?
prolactinoom, bijnier en schildklierlijden
36
Wat is het synaptonemaal complex?
Het eiwitcomplex dat zich als een gesloten ritssluiting tussen twee homologe chromosomen bevindt
37
Wat houdt de zusterchromatine bij elkaar?
een eiwitcomplex genaamd cohesine
38
Wanneer verdwijnt cohesine bij de mitose?
van meta naar anafase Tijdens de overgang metafase I-anafase wordt cohesine verwijderd langs de chromosoomarmen, maar niet van het gedeelte waar zich de centromeren bevinden, cohesine wordt vervolgens ook verwijderd van de centromeren tijdens de overgang van metafase II-anafase II.
39
hoeveel chromosomen heeft een mens?
23
40
Hoe vinden crossovers plaats in het DNA?
tijdens meiose I tusen zusterchromatiden van homologe chromosomen
41
Wat gebeurdt er in meiose 1?
de homologe chromosomen gaan uit elkaar
42
Wat gebeurd er in meiose II?
de chromatiden gaan uit elkaar
43
Welke cellen ondersteunen de spermaproductie?
sertolicellen
44
Waar zitten de vroege stadia van spermatogenese?
aan de buitenkant
45
Waar lijken de X en Y chromosomen op elkaar?
in de pseudo autosomale regio
46
Wanneer is het X chromosoom transcriptioneel inactief?
tijdens de meiotische profase
47
Welk enzym in de kop van de spermacel is nodig om door de zona pelucida te komen?
acrosine
48
Hoe wordt het DNA klein verpakt in zaadcellen?
protaminen vervangen histonen
49
Wanneer vind meiose van eicellen plaats?
vlak voor de ovulatie
50
Wat is het voordeel van het produceren van een poollichaampje?
zorgt voor een grotere eicel
51
Wat is het diplotene arest?
de tijd tussen het produceren van eicellen en de meiose blokade in het diploteen van de meiose I profase
52
Waarvoor zijn de corticale granula?
Die bevatten enzymen om de zona pellucida te veranderen zodat er niet nog een zaadcel kan binnendringen
53
Waarom stopt de meiose in vivo wel maar in vitro niet bij eicellen?
in vivo worden gap junctions gevormd tussen de oocyt en granulosa cellen
54
Wanneer worden gapjunctions van de granulosa cellen met de oocyt opgeheven?
in de LH piek
55
Wat gebeurdt er met het cAMP gehalte in de oocyt tijdens de LH piek?
die gaat omlaag
56
Wanneer (en hoe) wordt de metafase II blokade opgeheven?
na de bevruchting door stijging van het calcium
57
Waarop lijkt het arrest in de meiotische deling?
de checkpoints in de mitotische deling
58
Welke arrest momenten zijn er in de oogenese?
dipolteen MI metafase MII
59
Waarom is crossing-over essentieel voor een correct verloop van de meiose?
een correcte chromosoom segregatie
60
Wat zijn de technische voorwaarde voor betrouwbare genetische manipulatie om erfelijke afwijkingen te corrigeren?
In alle cellen moet in op zn minst een van de allelen het defect worden verholpen. Het is ook heel erg belangrijk dat de procedure zelf geen schade aanricht die tot afwijkingen zou kunnen leiden en ook geen ongewenste veranderingen in het DNA teweegbrengt (off-target effecten).
61
Met welke menselijke cellen is genetische manipulatie mogelijk?
Humane embryonale stamcellen worden uit een embryo van 4-5 dagen geïsoleerd. In dit stadium wordt het embryo een blastocyst genoemd. de cellen zijn overgebleven uit in vitro fertilisatie
62
Welk deel van een embryo wordt gebruikt voor genetische manipulatie?
de embryoblast
63
Uit welke embryonale structuur onstaan eileiders?
Gangen van Müller
64
Hoe kan je embryonale stamcellen testen?
* Je kunt het vermogen van de ES cellen om zich te blijven delen testen. * Je kunt het ‘ongedifferentieerde’ uiterlijk van de ES cellen onder de microscoop controleren. * ES cellen kunnen met immunocytochemische technieken worden onderscheiden van andere cellen (bv. met antilichamen tegen Oct 4) * De pluripotentie kan worden getest door de cellen te laten differentiëren in vivo en in vitro.
65
Wat is transdifferentiatie?
vermogen van volwassen stamcellen om te differentiëren tot zeer verschillende typen cellen (nog controversieel)
66
Welke stoffen zorgen voor een IPSc?
Sox2, Oct4, c-Myc en Klf4
67
Waarvoor worden IPSc op dit moment gebruikt?
moddeleren van ziektes en testen van medicijnen
68
Wat is de Tunica albuginea?
een dichte laag bindweefsel aan de buitenkant van de testis.
69
Wat zijn Tubuli seminiferi?
buisvormige structuren waarin spermatogenese plaatsvindt.
70
Wat zijn de leydig cellen?
los en in kleine groepjes gelegen epithelioide cellen in het bindweefsel tussen de tubuli seminiferi, granulair eosinofiel, ronde kern en prominente nucleolus. De Leydig cellen produceren testosteron.
71
Waaruit ontstaan spermatiden?
spermacyten
72
Hoe zien sertoli cellen eruit?
epitheelcellen met grote peervormige lichte kern en prominente nucleolus
73
Wat zijn Spermatogonia?
onrijpe stamcellen aan de basis met egale grijze ronde kern
74
Wat zijn de histologische kenmerken van Spermatocyten?
cellen liggen halverwege tussen basaal membraan en lumen. Zij ondergaan een meiotische deling en zijn herkenbaar aan het opvallend chromatine patroon
75
Waaraan herken je Spermatiden?
kleine cellen aan de luminale zijde met donkere ronde kern
76
Wat zijn histologische kenmerken van Spermatozoën?
cellen liggen aan de luminale zijde van de tubulus. De kern is klein en ietwat ovaal. Daarnaast hebben de cellen een flagel, welke vaak richting het lumen is gericht.
77
Wat zijn de functies van sertoli cellen?
steun bloedbarriere endocrien
78
Wat zijn de 2 groepen oorzaken van azoospermie?
obstructief en niet-obstructief
79
Welke weg leggen spermacellen af?
tubuli seminiferi > de tubuli recti > rete testis > epididymis> ductus deferens
80
Wat is het verschil tussen vrouwen en mannen bekken?
vrouwelijk is korter en breder vrouwelijk is lichter vrouwelijk is ovaal, mannelijk is hartvormig vrouwelijk os coccygis wijder, kleiner en gebogen vrouwen hebben een grotere subpubic angle
81
Hoe zien de ductus defferens eruit?
de epitheelbekleding van de ductuli efferentes is golvend enéénlagig. Het golvende karakter wordt veroorzaakt door verschil in hoogte van de epitheelcellen. De epitheliale cellen dragen trilharen. Het lumen bevat spermatozoën en secreet. Rondom de ductuli liggen gladde spiercellen.
82
Welke functie heeft het caudale deel van de ductus epididymis?
het is een reservoir voor de spermatozoën
83
Wat is de functie van de stereocilia in de ductus epididymis?
lubricatie
84
In welke zone van de prostaat komt beninge prostaat carcinoom vooral voor?
in de transitie zone
85
Waar komt prostaat carcinoom vooral voor?
in de perifere zone
86
Welke ziekte (benigne hyperplasie of carcinoom) zal eerder tot klachten leiden ?
beninge hyperplasie (omdat het op de urethra drukt)
87
Welke cellen vermeerderen bij prostaatkanker?
luminale prostaat epitheelcellen
88
Wat zijn primordiale germinale cellen?
oerstamcellen > worden voortplantingscellen
89
Waar zitten primordiale germinale cellen?
tussen de dooierzak en het embryo
90
Wat ontstaat bij de vrouw uit de sinus urogenitalis?
blaas urethra urethrale klieren vagina
91
Wat ontsaat bij de vrouw uit de primaire germinale cellen?
eicellen
92
Wat ontstaat bij de vrouw uit de primaire geslachtsstrengen?
een deel van de foliekels
93
Wat ontstaat bij vrouwen uit de buis van Wolff?
epoophoron cyste van gartner
94
Wat ontstaat bij de vrouw uit de buis van muller?
eileider uterus vagina
95
Wat ontstaat er uit de gonade bij mannen?
testis
96
Wat ontstaat er bij mannen uit de primaire germinale cellen?
spermatozoa
97
Wat ontstaat er bij mannen uit de primaire geslachtsstrengen?
tubuli seminiferi
98
Wat ontstaat er bij mannen uit de buis van Wolff?
zaadleider epididimis vesicula seminalis
99
Wat ontstaat er bij mannen uit de buis van muller?
appendix testis
100
Wat ontstaat er bij mannen uit de sinus urogenitalis?
blaas urethra prostaat bulbo urethrale klieren
101
Waaruit ontstaat de blaas?
sinus urogenitalis
102
Waaruit ontstaan de eicellen?
primaire germinale cellen
103
Waaruit ontstaat de urethra?
sinus urogenitalis
104
Waaruit ontstaat het epoophoron?
buis van wolff
105
Waaruit ontstaat de cyste van gartner?
buis van wolff
106
Waaruit ontstaan de urethrale klieren?
sinus urogenitalis
107
Waaruit ontstaat de eileider?
buis van muller
108
Waaruit ontstaat de uterus?
buis van muller
109
Waaruit ontstaan de ovaria?
gonade
110
Waaruit ontstaat de vagina?
buis van muller en sinus urogenitalis
111
Waaruit ontstaan de testis?
gonade
112
Waaruit ontstaan spermatozoa?
primaire germinale cellen
113
Waaruit ontstaan de tubuli seminifri?
primaire geslachtscellen
114
Waaruit ontstaat de zaadleider?
buis van wolff
115
Waaruit ontstaat de epididimis?
buis van wolff
116
Waaruit ontstaat de vesicula smeminalis?
buis van wolff
117
Waaruit ontstaat de appendix testis?
buis van muller
118
Waaruit ontstaat de prostaat?
sinus urogenitalis
119
Waaruit ontstaan de bulbo urethrale klieren?
sinus urogenitalis
120
Wat ontstaat uit het tuberculum genitale bij mannen?
corpora cavernosa corpus spongosum glans penis
121
Wat ontstaat uit de urogenitale wallen bij mannen?
ventrale zijde penis
122
Wat ontstaat uit de labio scrotale wallen bij mannen?
scrotum
123
Wat ontstaat bij vrouwen uit het tuberculum genitale?
bulbus vestibuli clitoris corpora cavernosa
124
Wat ontstaat bij vrouwen uit de urogenitale wallen?
labia minora
125
Wat ontstaat bij vrouwen uit de labio scrotale wallen?
labia majora
126
Wat is down syndroom?
trisomie 21
127
Wat is klinefelter syndroom?
XXY
128
Wat is turner syndroom?
X0
129
Wat is anticipatie in overerving?
repeat expansie ziekte
130
Wat zijn polygene ziekten?
ziekten die worden veroorzaakt door veel mutaties met zwak effect
131
Welke structuren lopen door de lacuna vasorum?
arteria en vena femoralis
132
Wat zorgt voor lubricatie bij de vrouw?
klieren van Bartholin en de klieren van Skene in het vestibulum vaginae.
133
Waarvoor is de nervus pudendus?
innervatie van de geslachtsorganen
134
door welk foramen loopt de iliopsoas?
foramen musculorum
135
Wat loopt er door het canalis obturatorius?
nervus, vena en arteria obturatorius
135
waarvan is de arteria pudenda een aftakking?
arteria iliaca
136
Welke gewrichten maken deel uit van het bekken?
articulatio sacroiliaca (2x), symphysis pubica
137
Welke ligamenten leveren stabiliteit aan het bekken?
ligg. sacrotuberale, ligg. sacrospinale, ligg sacroiliacale anteriora en posteriora
138
Welke structuren vormen de bekkeningang?
promontorium, laterale deel sacrum, linea arcuata (deel linea terminalis), symphysis pubica
139
Welke structuren vormen de bekkenuitgang?
os coccygis, ligg. sacrotuberale, tubera ischiadica, rami van os ischii, rami inferiores (os pubis), symphysis pubica
140
Welke spierlagen passeert de baby tijdens de bevalling?
diafragma pelvis, diafragma urogenitalis en perineale spieren
141
Wat zijn spieren van het diafragma pelvis?
m. coccygeus m. levator ani
142
Wat zijn spieren van het diafragma urogenitalis?
m. transversus perinei profundus m. sphincter urethrae
143
Wat zijn perineale spieren?
m. bulbospongiosus m. ischiocavernosus
144
Wat is de globale functie van het diafragma pelvis?
ondersteuning en fixatie van bekkenorganen, rol bij defecatie, rol bij seksualiteit
145
Wat is de globale functie van het diafragma urogenitalis ?
ondersteuning en fixatie van bekkenorganen; continentie urine
146
Wat is de globale functie van de perineale spieren?
fixatie, rol bij erectie/zwelling van zwellichamen.
147
Wat is de functie van de m. cremaster en de m. dartos?
Ze trekken de ballen dichter bij het lichaam bij koude en seksuele opwinding
148
Wat is een “high riding prostate” en wat zijn de gevolgen hiervan?
er is schade aan het urether membraan, dit kan wijzen op schade aan de urether
149
Wat doen de Nn. splanchnici pelvici ?
sympatische innervatie van de viscera
150
Wanneer spreek je van subfertiliteit?
als er na een jaar proberen nog steeds geen zwangerschap is
151
Welk aanvullend onderzoek bij subfertiliteit bij de vrouw?
transvaginale echo en chlamydia antistof titer
152
Wat is de betrouwbaarheid van ovulatie testen?
hoog sensitief laag specifiek
153
Welk onderzoek doe je bij een subfertiele vrouw met pos chlamydia of hoge kans op schade aan de eileiders?
Hysterosalpingografie (vervelend onderzoek maar minder risico) of laproscopie (gouden standaard)
154
Wat is het doel van een klinisch geneticus?
Goedgeinformeerde, eigen keuze op het juiste moment
155
Wat is bijzonder aan een klinisch geneticus?
dokter van familie ipv patient diagnostisch, niet klinisch non directief
156
Welke redenen zijn er voor erfelijkheidsadvies?
herhalingsrisico mogelijk erfelijke aandoening risico voor nageslacht bloedverwantschap tussen adviesvragers
157
Wie test je bij klinische genetica?
bij voorkeur de aangedane persoon zo hoog mogelijk in de stamboom
158
Onder invloed van welke transcriptiefactor ontwikkeld een embryo manlijke geslachtskenmerken?
SRY
159
Wat is het effect van SRY?
ontwikkeling van de gangen van wolf productie testosteron anti muller hormoon
160
Waardoor wordt anti muller hormoon gemaakt?
sertolicellen
161
Waarvoor is de vesiculae seminales?
aanmaken van vocht
162
Waardoor worden leydigcellen gestimuleerd?
LH
163
Waardoor worden sertolicellen gestimuleerd?
FSH
164
Hoelang duurt spermatogenese?
70 dagen
165
Wat is de ph in de prostaat?
<5
166
Wat is de energiebron van spermatozoa?
fructose
167
Wat is de ph in de vesicula seminalis?
>8
168
Waardoor wordt het grootste deel van het ejaculaat volume geproduceert?
vesicula seminalis
169
Wat is er nodig voor emissie tijden ejaculatie?
sluiten van de blaashals en sphincter urethrae oiv sympatisch T10-L2 depositie vloeistof in urethra prostatica
170
Wat is er nodig voor expulsie tijden ejaculatie?
contractie m bulbocavernosus, ischiecavernosus en bekkenbodem openen sphincter urethrae
171
Wat is capacitatie?
versmelting van de ei en zaadcel
172
Wat is de acrosoomreactie?
versmelting van de zaadcel met de eiwitmantel
173
Wat is de meest voorkomende vorm van testiculaire insufficientie?
cryptochisme (slecht ingedaalde ballen)
174
Waarvan is cryptochisme afhankelijk?
INSL-3 en regressie gubernaculum
175
Wat zijn kenmerken van cryptochisme?
epididymale afwijkingen vaak unilateraal soms obstructief testis atrofie hypogonadisme verhoogd risico op kiemcel tumor testis
176
Wat is de behandeling voor een torsio testis?
<6 uur operatieve detorsie
177
Hoe diagnostiseer je een torsio testis?
echo
178
Wat is de dd van een acuut scrotum?
epididymis testis tumor torsio testis
179
Wat is het effect van een varicocele?
verminderde spermatogenese hypogonadisme verstoorde temperatuursregulatie verhoogde ROS > DNA schade
180
Welke behandeling voor een varicocele?
varicocelectomie
181
Wat zijn de kenmerken van hypogonadotroop hypogonadisme (bij mannen)?
LH en FSH verlaagd dysfunctie hypofyse voorkwab of hypothalamus
182
Wat is hypergonadotroop hypogonadisme?
LH en FSH verhoogd dysfunctie testes
183
Welk type azospermie komt het meest vaak voor?
niet obstructief
184
Wat zijn oorzaken van azoospermie?
congenitaal (CBAVD, weinig aangelegd) obstructie (infectie of congenitaal) iatrogeeen
185
Waar staat tese voor?
testicular sperm extraction
186
Wat is de prognose van testiculaire kiemcel tumor?
zeer goed
187
Wie krijgt testiculaire kiemcel tumor?
mannen 20-40 jaar
188
Wat is de behandeling voor testiculair kiemcel tumor?
orchidectomie radio therapie als het radiosensitief is chemotherapie bij metastasen lymfeklier dissectie als chemo niet werkt
189
Wat is de nipt test?
niet invasieve prenatale test (test met bloed van de moeder
190
Wat zijn uitdagingen van de moderne genetica?
variance of unknown significance bijvangst identificeren van regulatoire elementen in het coderende genoom het begrijpen van proteonomics
191
Wat is genetica 4.0?
Junk DNA is regulatoir
192
Hoe werkt forrensisch DNA onderzoek?
vergelijkend DNA onderzoek met >15 short tandem repeats
193
Wat is kleinefelter syndroom?
X,0 uitblijven puberteit kleine lengte oedeem hand en voeten
194
Waar moet je op letten bij kleinefelter en turner syndroom?
het kan fenotypisch maar niet genotypisch zijn
195
Wat is reciproke translocatie?
niet homologe chromosomen wisselen stukken uit, dit is een abnormaal process
196
Wat is de relatie tussen menstruatie cycli en gezondheid?
Hoe meer cycli hoe lager de mortaliteit
197
Wat is de relatie tussen de overgang en gezondheid?
Oestrogenen voor lipiden, soepele vaatwand, voorkomt hvz Bij vrouwen zakt de botdichtheid tijdens de menopauze (hoe meer cycli hoe lager de mortaliteit)
198
Wat is PCOS?
polycysteus ovarium syndroom 2 van de 3 - oligo/an ovulatie - hyperandrogenisme / hirsutisme - polycysteuze ovariele morfologie (>20 folikels of >10 ml volume)
199
Wat is het gevolg van PCOS?
hoger risico op diabetes en premenopauzaal verhoogd risico op HVZ
200
Wat is de normaalwaarde voor semen volume?
> 1,5 ml
201
Wat is de normaal waarde voor semen concentratie?
> 15 x 10^6
202
Wat is de normaalwaarde voor semen motiliteit?
> 32 %
203
Wat is de hunault score?
die berekkent de kans op spontane zwangerschap afhankelijk van leeftijd vrouw, zaadkwaliteit en duur van de onvruchtbaarheid in jaren
204
Welk onderzoek bij afwijkingen van de spermakwaliteit?
androgeniteits onderzoek
205
Wat is de indicatie voor een fertiliteitsbehandeling?
< 30% kans op spontane zwangerschap
206
Wat is een myooomenucleatie?
verwijderen van een vleesboom
207
Wat zijn risico's van een therapeutische hysteroscopie?
perforatie, bloedverlies, infectie
208
Wat zijn contraindicaties voor fertiliteitschirurgie?
zeer ernstige tubapathologie ernstige oat anovulatie gevorderde leeftijd IVF versus tuba chirurgie
209
Welke medicijnen voor ovulatie inductie WHO II / PCOS?
clomifeencitraat tamoxifen letrozol FSH (injectie)
210
Welke middelen voor ovulatieinductie bij WHO I?
GnRH pomp FSH
211
Welke medicatie voor ovulatie inductie bij hyperprolactinemie?
dopamine agonist
212
Wat zijn contraindicaties voor ovulatie inductie?
dubbelzijdige tubapathologie ernstige OAT bmi > 34 WHO III
213
Wat zijn risicos van ovulatie inductie?
verhoogde kans op meerlingen overstimulatie
214
Wat zijn indicaties voor intrauterine inseminatie?
onbegrepen subfertiliteit matige oat milde ovariele hyperstimulatie cyclusstoornis
215
Wat zijn risico's van intrauterine inseminatie?
veel meer meerlingen infectie
216
Hoe werkt in vitro fertilisatie?
FSH injecties om follikelgroei te stimuleren onderdrukken LH piek vergrote follikels op echo > HCG (lijkt op LH) punctie van de eierstokken op dag 5 terugplaatsing
217
Wat is het risico van in vitro fertilisatie?
overstimulatie (OHSS) meerlingen infectie bloedingen hoger risico op aangeboren afwijkingen
218
Wat zijn kenmerken van OHSS?
hemoconcentratie leukocytose electrolyten stoornis acitis pleurale en pericardiale effusie
219
Wat zijn symptomen van OHSS?
opgeblazen gevoel snelle gewichtstoename misselijkheid, braken en diarree dyspnoe oligurie lethargie
220
Waarom kan IVF niet worden doorgezet bij OHSS?
hCG maakt het erger
221
Wat zijn indicaties voor ICSI?
ernstige OAT total fertilization failure bij IVF
222
Wat is ICSI?
intracytoplasmatische spermainjectie
223
Wat is een nadeel van ICSI?
iets meer chromosomale afwijkingen
224
Welke behandelingen voor obstructieve azoospermie?
percutane epididymale sperma aspiratie (PESA) microscopische epididymale sperma aspiratie (MESA)
225
Welke behandeling voor non obstructieve azoospermie?
testiculaire sperma extractie (TESE)
226
Is IVF geassocieerd met maligniteiten?
nee
227
Waarom worden mensen afgewezen voor IVF?
medische redenen wens ouders worden ongeschikt bevonden
228
Op welke website vind je medicatie info voor zwangeren?
lareb
229
Wat zijn risicos van hypertensie bij zwangerschap?
verhoogd risico op preeclampsie valsartan is niet geschikt voor zwangeren
230
Waarin kan valsartan voor hypertensie worden omgezet?
nifedipine labetalol methyldopa
231
Wat is het risico van SLE bij zwangerschap?
20x zo hoge maternale mortaliteit hoger risico op zwangerschapscomplicaties (trombose en pulmonale hypertensie) > beoordeling orgaanbetrokkenheid
232
Wat zijn risicos en adviezen van antifosfolipiden syndroom voor de zwangerschap?
vroeggeboorte geen anticonceptiepil gebruiken profylactische antistolling in zwangerschap en kraambed
233
Welk risico bij diabetes gravidarum?
hoge herhalingskans
234
Hoe verminder je het risico op een hypertensieve zwangerschapscomplicatie?
acetylsalicylzuur calcium supletie
235
Waarom is preconceptiezorg geen 'bemoeizorg'?
je kan geen keuze maken zonder geinformeerd te worden
236
Waarvoor wordt thalomide gebruikt?
tegen lepra en aids (maar het zorgt voor nageslacht zonder ledematen)
237
Tijdens welke periode in de zwangerschap is het teratogene risico het grootst?
Tijdens de organogenese (in het eerste trimester, na de blastocytvorming).
238
Waarom is het moeilijk om tetrogeniteit aan te tonen?
er zijn veel proefdieren nodig om uit te sluiten dat er meer aangeboren afwijkingen zijn dan normaal en het is niet zeker of die resultaten ook bij mensen gelden
239
Waar hangt de placentapassage van een geneesmiddel van af?
Lipofiliteit, ionisatiegraad, molecuulgewicht (<600 gram/mol passeert de placenta), eiwitbinding, membraandikte van de placenta (neemt af tijdens de zwangerschap), metabolisme van geneesmiddelen in de placenta.
240
In hoeverre kunnen farmaca de bloed-hersenbarrière van de foetus passeren?
de bloed-hersenbarriere van foetussen is veel permeabeler
241
Wat zijn kenmerken van foetaal alcohol syndroom?
groeivertraging, specifieke gelaatsmisvormingen, neurologische en psychomotore afwijkingen en afwijkingen aan hart en ledematen afwijkingen aan ledematen in begin van de zwangerschap, neurologische afwijkingen aan het einde
242
Wat is het effect van cocaine op een foetus?
Cocaïne verhoogt de concentraties van neurotransmitters zoals noradrenaline en dopamine deze verminderen de doorbloeding van de uterus. daarnaast kan cocaïne ook in de foetus terechtkomen (tachycardie, hypertensie, hypoxie).
243
Wat zijn de symptomen van ‘neonatal abstinence syndrome’ (NAS)?
hyperactiviteit, slaapproblemen, autonome disfunctie en diarree
244
Welke geneesmiddelen beïnvloeden de melkproductie?
dopamine agonisten remmen de melkproductie
245
kunnen NSAID's veilig gebruikt worden tijdens de zwangerschap?
ja
246