iets met baby's ig Flashcards

1
Q

Hoe noem je het als iemand verminderd vruchtbaar is?

A

subfertiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is fecundity?

A

het vermogen om levend nageslacht voor te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn oorzaken van infertiliteit/steriliteit?

A

azospermie
anovulatie
afsluiting tubae fallopi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt subfertiliteit beinvloed?

A

compatibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekend G0P0?

A

niet zwanger geweest, geen kinderen gebaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk hormoon zorgt voor de groei van het endometrium?

A

oestradiol/oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor worden oestrogenen geproduceert?

A

granulosa cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doen granulosa cellen?

A

produceren oestrogenen en voeden de eicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet FSH?

A

stimuleert de foliekels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor wordt FSH gemaakt?

A

de hypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor wordt FSH geremd (neg feedback)?

A

oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar wordt LH geproduceerd?

A

de hypothalamus (pos feedback)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het effect van progestron?

A

remming LH en differentiatie endometrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

.

A

.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het effect van LH op het corpus luteum?

A

het stopt met het produceren van progestron (neg feedback)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor treedt menstruele bloeding op?

A

endometrium wordt afgestoten in afwezigheid van progestron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waardoor treedt geen menstruatie op tijdens de zwangerschap?

A

Embryo maakt HCG, lijkt op LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer is de LH piek?

A

tijdens de ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer is de oestradiol piek?

A

net voor de ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waneer is de progestron piek

A

midden tussen de ovulatie en menstruatie (secretiefase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welk hormoon toont aan dat ovulatie plaatsvind?

A

progestron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer is amenorroe reden voor onderzoek?

A

na 3-4 maanden uitblijven menstruatie
uitblijven menarche na 14e jaar bij uitblijven secundaire geslachtskenmerken
uitblijven menarche na 16e jaar bij aanwezigheid van secundaire geslachtskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is WHO 1 bij de classificatie van amenorrhoe?

A

centrale oorzaak
FSH en LH laag (hypogonadotroop)
oestradiol laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is WHO 3 bij de classificatie van amenorrhoe?

A

ovarieel
FSH en LH verhoogd
oestradiol laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn lange termijn complicatites van centrale amenoroe?

A

osteoporose en hvz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de behandeling van centrale amenorrhoe?

A

hormoon substitutie ter preventie van osteoporose
herstel ovulatie met GnRH voor fertiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de meest voorkomende vorm van amenorhoe?

A

WHO II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is WHO II?

A

normogonadotroop, normooestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is een kenmerk van WHO II?

A

kleine foliekels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn langetermijn complicaties van WHO II amenorrhoe?

A

type 2 diabetes
endometrium carcinoom
hvz
depressiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke behandeling voor WHO II amenorrhoe?

A

ovulatie inductie door gonadotrofinen
oestradiol receptor modulatie voor fertiliteit
leefstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn oorzaken van ovariele amenorrhoe?

A

veroudering
turner syndroom
bestraling / chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Onder welke WHO classe valt amenorrhoe door hyperprolactinaemie?

A

WHO 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is hyperprolactinaemie?

A

teveel prolactine door micro (goed) of macro (slecht) adenoom in het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat moet je uitsluiten bij WHO I amenorrhoe?

A

prolactinoom, bijnier en schildklierlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is het synaptonemaal complex?

A

Het eiwitcomplex dat zich als een gesloten ritssluiting tussen twee homologe chromosomen bevindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat houdt de zusterchromatine bij elkaar?

A

een eiwitcomplex genaamd cohesine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wanneer verdwijnt cohesine bij de mitose?

A

van meta naar anafase
Tijdens de overgang metafase I-anafase wordt cohesine verwijderd langs de chromosoomarmen, maar niet van het gedeelte waar zich de centromeren bevinden, cohesine wordt vervolgens ook verwijderd van de centromeren tijdens de overgang van metafase II-anafase II.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

hoeveel chromosomen heeft een mens?

A

23

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe vinden crossovers plaats in het DNA?

A

tijdens meiose I tusen zusterchromatiden van homologe chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat gebeurdt er in meiose 1?

A

de homologe chromosomen gaan uit elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat gebeurd er in meiose II?

A

de chromatiden gaan uit elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welke cellen ondersteunen de spermaproductie?

A

sertolicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Waar zitten de vroege stadia van spermatogenese?

A

aan de buitenkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Waar lijken de X en Y chromosomen op elkaar?

A

in de pseudo autosomale regio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wanneer is het X chromosoom transcriptioneel inactief?

A

tijdens de meiotische profase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welk enzym in de kop van de spermacel is nodig om door de zona pelucida te komen?

A

acrosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Hoe wordt het DNA klein verpakt in zaadcellen?

A

protaminen vervangen histonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wanneer vind meiose van eicellen plaats?

A

vlak voor de ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is het voordeel van het produceren van een poollichaampje?

A

zorgt voor een grotere eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat is het diplotene arest?

A

de tijd tussen het produceren van eicellen en de meiose
blokade in het diploteen van de meiose I profase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Waarvoor zijn de corticale granula?

A

Die bevatten enzymen om de zona pellucida te veranderen zodat er niet nog een zaadcel kan binnendringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Waarom stopt de meiose in vivo wel maar in vitro niet bij eicellen?

A

in vivo worden gap junctions gevormd tussen de oocyt en granulosa cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wanneer worden gapjunctions van de granulosa cellen met de oocyt opgeheven?

A

in de LH piek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat gebeurdt er met het cAMP gehalte in de oocyt tijdens de LH piek?

A

die gaat omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wanneer (en hoe) wordt de metafase II blokade opgeheven?

A

na de bevruchting door stijging van het calcium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Waarop lijkt het arrest in de meiotische deling?

A

de checkpoints in de mitotische deling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Welke arrest momenten zijn er in de oogenese?

A

dipolteen MI
metafase MII

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Waarom is crossing-over essentieel voor een correct verloop van de meiose?

A

een correcte chromosoom segregatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat zijn de technische voorwaarde voor betrouwbare genetische manipulatie om erfelijke afwijkingen te corrigeren?

A

In alle cellen moet in op zn minst een van de allelen het defect worden verholpen.
Het is ook heel erg belangrijk dat de procedure zelf geen schade aanricht die tot afwijkingen zou kunnen leiden en ook geen ongewenste veranderingen in het DNA teweegbrengt (off-target effecten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Met welke menselijke cellen is genetische manipulatie mogelijk?

A

Humane embryonale stamcellen worden uit een embryo van 4-5 dagen geïsoleerd. In dit stadium wordt het embryo een blastocyst genoemd. de cellen zijn overgebleven uit in vitro fertilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Welk deel van een embryo wordt gebruikt voor genetische manipulatie?

A

de embryoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Uit welke embryonale structuur onstaan eileiders?

A

Gangen van Müller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Hoe kan je embryonale stamcellen testen?

A
  • Je kunt het vermogen van de ES cellen om zich te blijven delen testen.
  • Je kunt het ‘ongedifferentieerde’ uiterlijk van de ES cellen onder de microscoop controleren.
  • ES cellen kunnen met immunocytochemische technieken worden onderscheiden van andere cellen (bv. met antilichamen tegen Oct 4)
  • De pluripotentie kan worden getest door de cellen te laten differentiëren in vivo en in vitro.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat is transdifferentiatie?

A

vermogen van volwassen stamcellen om te differentiëren tot zeer verschillende typen cellen (nog controversieel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Welke stoffen zorgen voor een IPSc?

A

Sox2, Oct4, c-Myc en Klf4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Waarvoor worden IPSc op dit moment gebruikt?

A

moddeleren van ziektes en testen van medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wat is de Tunica albuginea?

A

een dichte laag bindweefsel aan de buitenkant van de testis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wat zijn Tubuli seminiferi?

A

buisvormige structuren waarin spermatogenese plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Wat zijn de leydig cellen?

A

los en in kleine groepjes gelegen epithelioide cellen in het bindweefsel tussen de tubuli seminiferi, granulair eosinofiel, ronde kern en prominente nucleolus. De Leydig cellen produceren testosteron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Waaruit ontstaan spermatiden?

A

spermacyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Hoe zien sertoli cellen eruit?

A

epitheelcellen met grote peervormige lichte kern en prominente nucleolus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Wat zijn Spermatogonia?

A

onrijpe stamcellen aan de basis met egale grijze ronde kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wat zijn de histologische kenmerken van Spermatocyten?

A

cellen liggen halverwege tussen basaal membraan en lumen. Zij ondergaan een meiotische deling en zijn herkenbaar aan het opvallend chromatine patroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Waaraan herken je Spermatiden?

A

kleine cellen aan de luminale zijde met donkere ronde kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Wat zijn histologische kenmerken van Spermatozoën?

A

cellen liggen aan de luminale zijde van de tubulus. De kern is klein en ietwat ovaal. Daarnaast hebben de cellen een flagel, welke vaak richting het lumen is gericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Wat zijn de functies van sertoli cellen?

A

steun
bloedbarriere
endocrien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Wat zijn de 2 groepen oorzaken van azoospermie?

A

obstructief en niet-obstructief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Welke weg leggen spermacellen af?

A

tubuli seminiferi > de tubuli recti > rete testis > epididymis> ductus deferens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Wat is het verschil tussen vrouwen en mannen bekken?

A

vrouwelijk is korter en breder
vrouwelijk is lichter
vrouwelijk is ovaal, mannelijk is hartvormig
vrouwelijk os coccygis wijder, kleiner en gebogen
vrouwen hebben een grotere subpubic angle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Hoe zien de ductus defferens eruit?

A

de epitheelbekleding van de ductuli efferentes is golvend enéénlagig. Het golvende karakter wordt veroorzaakt door verschil in hoogte van de epitheelcellen. De epitheliale cellen dragen trilharen. Het lumen bevat spermatozoën en secreet. Rondom de ductuli liggen gladde spiercellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Welke functie heeft het caudale deel van de ductus epididymis?

A

het is een reservoir voor de spermatozoën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Wat is de functie van de stereocilia in de ductus epididymis?

A

lubricatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

In welke zone van de prostaat komt beninge prostaat carcinoom vooral voor?

A

in de transitie zone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Waar komt prostaat carcinoom vooral voor?

A

in de perifere zone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Welke ziekte (benigne hyperplasie of carcinoom) zal
eerder tot klachten leiden ?

A

beninge hyperplasie (omdat het op de urethra drukt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Welke cellen vermeerderen bij prostaatkanker?

A

luminale prostaat epitheelcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Wat zijn primordiale germinale cellen?

A

oerstamcellen > worden voortplantingscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Waar zitten primordiale germinale cellen?

A

tussen de dooierzak en het embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Wat ontstaat bij de vrouw uit de sinus urogenitalis?

A

blaas
urethra
urethrale klieren
vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Wat ontsaat bij de vrouw uit de primaire germinale cellen?

A

eicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Wat ontstaat bij de vrouw uit de primaire geslachtsstrengen?

A

een deel van de foliekels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Wat ontstaat bij vrouwen uit de buis van Wolff?

A

epoophoron
cyste van gartner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Wat ontstaat bij de vrouw uit de buis van muller?

A

eileider
uterus
vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Wat ontstaat er uit de gonade bij mannen?

A

testis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Wat ontstaat er bij mannen uit de primaire germinale cellen?

A

spermatozoa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Wat ontstaat er bij mannen uit de primaire geslachtsstrengen?

A

tubuli seminiferi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Wat ontstaat er bij mannen uit de buis van Wolff?

A

zaadleider
epididimis
vesicula seminalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Wat ontstaat er bij mannen uit de buis van muller?

A

appendix testis

100
Q

Wat ontstaat er bij mannen uit de sinus urogenitalis?

A

blaas
urethra
prostaat
bulbo urethrale klieren

101
Q

Waaruit ontstaat de blaas?

A

sinus urogenitalis

102
Q

Waaruit ontstaan de eicellen?

A

primaire germinale cellen

103
Q

Waaruit ontstaat de urethra?

A

sinus urogenitalis

104
Q

Waaruit ontstaat het epoophoron?

A

buis van wolff

105
Q

Waaruit ontstaat de cyste van gartner?

A

buis van wolff

106
Q

Waaruit ontstaan de urethrale klieren?

A

sinus urogenitalis

107
Q

Waaruit ontstaat de eileider?

A

buis van muller

108
Q

Waaruit ontstaat de uterus?

A

buis van muller

109
Q

Waaruit ontstaan de ovaria?

A

gonade

110
Q

Waaruit ontstaat de vagina?

A

buis van muller en sinus urogenitalis

111
Q

Waaruit ontstaan de testis?

A

gonade

112
Q

Waaruit ontstaan spermatozoa?

A

primaire germinale cellen

113
Q

Waaruit ontstaan de tubuli seminifri?

A

primaire geslachtscellen

114
Q

Waaruit ontstaat de zaadleider?

A

buis van wolff

115
Q

Waaruit ontstaat de epididimis?

A

buis van wolff

116
Q

Waaruit ontstaat de vesicula smeminalis?

A

buis van wolff

117
Q

Waaruit ontstaat de appendix testis?

A

buis van muller

118
Q

Waaruit ontstaat de prostaat?

A

sinus urogenitalis

119
Q

Waaruit ontstaan de bulbo urethrale klieren?

A

sinus urogenitalis

120
Q

Wat ontstaat uit het tuberculum genitale bij mannen?

A

corpora cavernosa
corpus spongosum
glans penis

121
Q

Wat ontstaat uit de urogenitale wallen bij mannen?

A

ventrale zijde penis

122
Q

Wat ontstaat uit de labio scrotale wallen bij mannen?

A

scrotum

123
Q

Wat ontstaat bij vrouwen uit het tuberculum genitale?

A

bulbus vestibuli
clitoris
corpora cavernosa

124
Q

Wat ontstaat bij vrouwen uit de urogenitale wallen?

A

labia minora

125
Q

Wat ontstaat bij vrouwen uit de labio scrotale wallen?

A

labia majora

126
Q

Wat is down syndroom?

A

trisomie 21

127
Q

Wat is klinefelter syndroom?

A

XXY

128
Q

Wat is turner syndroom?

A

X0

129
Q

Wat is anticipatie in overerving?

A

repeat expansie ziekte

130
Q

Wat zijn polygene ziekten?

A

ziekten die worden veroorzaakt door veel mutaties met zwak effect

131
Q

Welke structuren lopen door de lacuna vasorum?

A

arteria en vena femoralis

132
Q

Wat zorgt voor lubricatie bij de vrouw?

A

klieren van Bartholin en de klieren van Skene in het vestibulum vaginae.

133
Q

Waarvoor is de nervus pudendus?

A

innervatie van de geslachtsorganen

134
Q

door welk foramen loopt de iliopsoas?

A

foramen musculorum

135
Q

Wat loopt er door het canalis obturatorius?

A

nervus, vena en arteria obturatorius

135
Q

waarvan is de arteria pudenda een aftakking?

A

arteria iliaca

136
Q

Welke gewrichten maken deel uit van het bekken?

A

articulatio sacroiliaca (2x), symphysis pubica

137
Q

Welke ligamenten leveren stabiliteit aan het bekken?

A

ligg. sacrotuberale, ligg. sacrospinale, ligg sacroiliacale anteriora en posteriora

138
Q

Welke structuren vormen de bekkeningang?

A

promontorium, laterale deel sacrum, linea arcuata (deel linea terminalis), symphysis pubica

139
Q

Welke structuren vormen de bekkenuitgang?

A

os coccygis, ligg. sacrotuberale, tubera ischiadica, rami van os ischii, rami inferiores (os pubis), symphysis pubica

140
Q

Welke spierlagen passeert de baby tijdens de bevalling?

A

diafragma pelvis, diafragma urogenitalis en perineale spieren

141
Q

Wat zijn spieren van het diafragma pelvis?

A

m. coccygeus
m. levator ani

142
Q

Wat zijn spieren van het diafragma urogenitalis?

A

m. transversus perinei profundus
m. sphincter urethrae

143
Q

Wat zijn perineale spieren?

A

m. bulbospongiosus
m. ischiocavernosus

144
Q

Wat is de globale functie van het diafragma pelvis?

A

ondersteuning en fixatie van bekkenorganen, rol bij defecatie, rol bij seksualiteit

145
Q

Wat is de globale functie van het diafragma urogenitalis ?

A

ondersteuning en fixatie van bekkenorganen; continentie urine

146
Q

Wat is de globale functie van de perineale spieren?

A

fixatie, rol bij erectie/zwelling van zwellichamen.

147
Q

Wat is de functie van de m. cremaster en de m. dartos?

A

Ze trekken de ballen dichter bij het lichaam bij koude en seksuele opwinding

148
Q

Wat is een “high riding prostate” en wat zijn de gevolgen hiervan?

A

er is schade aan het urether membraan, dit kan wijzen op schade aan de urether

149
Q

Wat doen de Nn. splanchnici pelvici ?

A

sympatische innervatie van de viscera

150
Q

Wanneer spreek je van subfertiliteit?

A

als er na een jaar proberen nog steeds geen zwangerschap is

151
Q

Welk aanvullend onderzoek bij subfertiliteit bij de vrouw?

A

transvaginale echo en chlamydia antistof titer

152
Q

Wat is de betrouwbaarheid van ovulatie testen?

A

hoog sensitief
laag specifiek

153
Q

Welk onderzoek doe je bij een subfertiele vrouw met pos chlamydia of hoge kans op schade aan de eileiders?

A

Hysterosalpingografie (vervelend onderzoek maar minder risico) of laproscopie (gouden standaard)

154
Q

Wat is het doel van een klinisch geneticus?

A

Goedgeinformeerde, eigen keuze op het juiste moment

155
Q

Wat is bijzonder aan een klinisch geneticus?

A

dokter van familie ipv patient
diagnostisch, niet klinisch
non directief

156
Q

Welke redenen zijn er voor erfelijkheidsadvies?

A

herhalingsrisico
mogelijk erfelijke aandoening
risico voor nageslacht
bloedverwantschap tussen adviesvragers

157
Q

Wie test je bij klinische genetica?

A

bij voorkeur de aangedane persoon zo hoog mogelijk in de stamboom

158
Q

Onder invloed van welke transcriptiefactor ontwikkeld een embryo manlijke geslachtskenmerken?

A

SRY

159
Q

Wat is het effect van SRY?

A

ontwikkeling van de gangen van wolf
productie testosteron
anti muller hormoon

160
Q

Waardoor wordt anti muller hormoon gemaakt?

A

sertolicellen

161
Q

Waarvoor is de vesiculae seminales?

A

aanmaken van vocht

162
Q

Waardoor worden leydigcellen gestimuleerd?

A

LH

163
Q

Waardoor worden sertolicellen gestimuleerd?

A

FSH

164
Q

Hoelang duurt spermatogenese?

A

70 dagen

165
Q

Wat is de ph in de prostaat?

A

<5

166
Q

Wat is de energiebron van spermatozoa?

A

fructose

167
Q

Wat is de ph in de vesicula seminalis?

A

> 8

168
Q

Waardoor wordt het grootste deel van het ejaculaat volume geproduceert?

A

vesicula seminalis

169
Q

Wat is er nodig voor emissie tijden ejaculatie?

A

sluiten van de blaashals en sphincter urethrae oiv sympatisch T10-L2
depositie vloeistof in urethra prostatica

170
Q

Wat is er nodig voor expulsie tijden ejaculatie?

A

contractie m bulbocavernosus, ischiecavernosus en bekkenbodem
openen sphincter urethrae

171
Q

Wat is capacitatie?

A

versmelting van de ei en zaadcel

172
Q

Wat is de acrosoomreactie?

A

versmelting van de zaadcel met de eiwitmantel

173
Q

Wat is de meest voorkomende vorm van testiculaire insufficientie?

A

cryptochisme (slecht ingedaalde ballen)

174
Q

Waarvan is cryptochisme afhankelijk?

A

INSL-3 en regressie gubernaculum

175
Q

Wat zijn kenmerken van cryptochisme?

A

epididymale afwijkingen
vaak unilateraal
soms obstructief
testis atrofie
hypogonadisme
verhoogd risico op kiemcel tumor testis

176
Q

Wat is de behandeling voor een torsio testis?

A

<6 uur operatieve detorsie

177
Q

Hoe diagnostiseer je een torsio testis?

A

echo

178
Q

Wat is de dd van een acuut scrotum?

A

epididymis
testis tumor
torsio testis

179
Q

Wat is het effect van een varicocele?

A

verminderde spermatogenese
hypogonadisme
verstoorde temperatuursregulatie
verhoogde ROS > DNA schade

180
Q

Welke behandeling voor een varicocele?

A

varicocelectomie

181
Q

Wat zijn de kenmerken van hypogonadotroop hypogonadisme (bij mannen)?

A

LH en FSH verlaagd
dysfunctie hypofyse voorkwab of hypothalamus

182
Q

Wat is hypergonadotroop hypogonadisme?

A

LH en FSH verhoogd
dysfunctie testes

183
Q

Welk type azospermie komt het meest vaak voor?

A

niet obstructief

184
Q

Wat zijn oorzaken van azoospermie?

A

congenitaal (CBAVD, weinig aangelegd)
obstructie (infectie of congenitaal)
iatrogeeen

185
Q

Waar staat tese voor?

A

testicular sperm extraction

186
Q

Wat is de prognose van testiculaire kiemcel tumor?

A

zeer goed

187
Q

Wie krijgt testiculaire kiemcel tumor?

A

mannen 20-40 jaar

188
Q

Wat is de behandeling voor testiculair kiemcel tumor?

A

orchidectomie
radio therapie als het radiosensitief is
chemotherapie bij metastasen
lymfeklier dissectie als chemo niet werkt

189
Q

Wat is de nipt test?

A

niet invasieve prenatale test (test met bloed van de moeder

190
Q

Wat zijn uitdagingen van de moderne genetica?

A

variance of unknown significance
bijvangst
identificeren van regulatoire elementen in het coderende genoom
het begrijpen van proteonomics

191
Q

Wat is genetica 4.0?

A

Junk DNA is regulatoir

192
Q

Hoe werkt forrensisch DNA onderzoek?

A

vergelijkend DNA onderzoek met >15 short tandem repeats

193
Q

Wat is kleinefelter syndroom?

A

X,0
uitblijven puberteit
kleine lengte
oedeem hand en voeten

194
Q

Waar moet je op letten bij kleinefelter en turner syndroom?

A

het kan fenotypisch maar niet genotypisch zijn

195
Q

Wat is reciproke translocatie?

A

niet homologe chromosomen wisselen stukken uit, dit is een abnormaal process

196
Q

Wat is de relatie tussen menstruatie cycli en gezondheid?

A

Hoe meer cycli hoe lager de mortaliteit

197
Q

Wat is de relatie tussen de overgang en gezondheid?

A

Oestrogenen voor lipiden, soepele vaatwand, voorkomt hvz
Bij vrouwen zakt de botdichtheid tijdens de menopauze
(hoe meer cycli hoe lager de mortaliteit)

198
Q

Wat is PCOS?

A

polycysteus ovarium syndroom
2 van de 3
- oligo/an ovulatie
- hyperandrogenisme / hirsutisme
- polycysteuze ovariele morfologie (>20 folikels of >10 ml volume)

199
Q

Wat is het gevolg van PCOS?

A

hoger risico op diabetes en premenopauzaal verhoogd risico op HVZ

200
Q

Wat is de normaalwaarde voor semen volume?

A

> 1,5 ml

201
Q

Wat is de normaal waarde voor semen concentratie?

A

> 15 x 10^6

202
Q

Wat is de normaalwaarde voor semen motiliteit?

A

> 32 %

203
Q

Wat is de hunault score?

A

die berekkent de kans op spontane zwangerschap afhankelijk van leeftijd vrouw, zaadkwaliteit en duur van de onvruchtbaarheid in jaren

204
Q

Welk onderzoek bij afwijkingen van de spermakwaliteit?

A

androgeniteits onderzoek

205
Q

Wat is de indicatie voor een fertiliteitsbehandeling?

A

< 30% kans op spontane zwangerschap

206
Q

Wat is een myooomenucleatie?

A

verwijderen van een vleesboom

207
Q

Wat zijn risico’s van een therapeutische hysteroscopie?

A

perforatie, bloedverlies, infectie

208
Q

Wat zijn contraindicaties voor fertiliteitschirurgie?

A

zeer ernstige tubapathologie
ernstige oat
anovulatie
gevorderde leeftijd
IVF versus tuba chirurgie

209
Q

Welke medicijnen voor ovulatie inductie WHO II / PCOS?

A

clomifeencitraat
tamoxifen
letrozol
FSH (injectie)

210
Q

Welke middelen voor ovulatieinductie bij WHO I?

A

GnRH pomp
FSH

211
Q

Welke medicatie voor ovulatie inductie bij hyperprolactinemie?

A

dopamine agonist

212
Q

Wat zijn contraindicaties voor ovulatie inductie?

A

dubbelzijdige tubapathologie
ernstige OAT
bmi > 34
WHO III

213
Q

Wat zijn risicos van ovulatie inductie?

A

verhoogde kans op meerlingen
overstimulatie

214
Q

Wat zijn indicaties voor intrauterine inseminatie?

A

onbegrepen subfertiliteit
matige oat
milde ovariele hyperstimulatie
cyclusstoornis

215
Q

Wat zijn risico’s van intrauterine inseminatie?

A

veel meer meerlingen
infectie

216
Q

Hoe werkt in vitro fertilisatie?

A

FSH injecties om follikelgroei te stimuleren
onderdrukken LH piek
vergrote follikels op echo > HCG (lijkt op LH)
punctie van de eierstokken
op dag 5 terugplaatsing

217
Q

Wat is het risico van in vitro fertilisatie?

A

overstimulatie (OHSS)
meerlingen
infectie
bloedingen
hoger risico op aangeboren afwijkingen

218
Q

Wat zijn kenmerken van OHSS?

A

hemoconcentratie
leukocytose
electrolyten stoornis
acitis
pleurale en pericardiale effusie

219
Q

Wat zijn symptomen van OHSS?

A

opgeblazen gevoel
snelle gewichtstoename
misselijkheid, braken en diarree
dyspnoe
oligurie
lethargie

220
Q

Waarom kan IVF niet worden doorgezet bij OHSS?

A

hCG maakt het erger

221
Q

Wat zijn indicaties voor ICSI?

A

ernstige OAT
total fertilization failure bij IVF

222
Q

Wat is ICSI?

A

intracytoplasmatische spermainjectie

223
Q

Wat is een nadeel van ICSI?

A

iets meer chromosomale afwijkingen

224
Q

Welke behandelingen voor obstructieve azoospermie?

A

percutane epididymale sperma aspiratie (PESA)
microscopische epididymale sperma aspiratie (MESA)

225
Q

Welke behandeling voor non obstructieve azoospermie?

A

testiculaire sperma extractie (TESE)

226
Q

Is IVF geassocieerd met maligniteiten?

A

nee

227
Q

Waarom worden mensen afgewezen voor IVF?

A

medische redenen
wens ouders worden ongeschikt bevonden

228
Q

Op welke website vind je medicatie info voor zwangeren?

A

lareb

229
Q

Wat zijn risicos van hypertensie bij zwangerschap?

A

verhoogd risico op preeclampsie
valsartan is niet geschikt voor zwangeren

230
Q

Waarin kan valsartan voor hypertensie worden omgezet?

A

nifedipine
labetalol
methyldopa

231
Q

Wat is het risico van SLE bij zwangerschap?

A

20x zo hoge maternale mortaliteit
hoger risico op zwangerschapscomplicaties (trombose en pulmonale hypertensie)
> beoordeling orgaanbetrokkenheid

232
Q

Wat zijn risicos en adviezen van antifosfolipiden syndroom voor de zwangerschap?

A

vroeggeboorte
geen anticonceptiepil gebruiken
profylactische antistolling in zwangerschap en kraambed

233
Q

Welk risico bij diabetes gravidarum?

A

hoge herhalingskans

234
Q

Hoe verminder je het risico op een hypertensieve zwangerschapscomplicatie?

A

acetylsalicylzuur
calcium supletie

235
Q

Waarom is preconceptiezorg geen ‘bemoeizorg’?

A

je kan geen keuze maken zonder geinformeerd te worden

236
Q

Waarvoor wordt thalomide gebruikt?

A

tegen lepra en aids
(maar het zorgt voor nageslacht zonder ledematen)

237
Q

Tijdens welke periode in de zwangerschap is het teratogene risico het grootst?

A

Tijdens de organogenese (in het eerste trimester, na de blastocytvorming).

238
Q

Waarom is het moeilijk om tetrogeniteit aan te tonen?

A

er zijn veel proefdieren nodig om uit te sluiten dat er meer aangeboren afwijkingen zijn dan normaal en het is niet zeker of die resultaten ook bij mensen gelden

239
Q

Waar hangt de placentapassage van een geneesmiddel van af?

A

Lipofiliteit, ionisatiegraad, molecuulgewicht (<600 gram/mol passeert de placenta), eiwitbinding, membraandikte van de placenta (neemt af tijdens de zwangerschap), metabolisme van geneesmiddelen in de placenta.

240
Q

In hoeverre kunnen farmaca de bloed-hersenbarrière van de foetus passeren?

A

de bloed-hersenbarriere van foetussen is veel permeabeler

241
Q

Wat zijn kenmerken van foetaal alcohol syndroom?

A

groeivertraging, specifieke gelaatsmisvormingen, neurologische en psychomotore afwijkingen en afwijkingen aan hart en ledematen
afwijkingen aan ledematen in begin van de zwangerschap, neurologische afwijkingen aan het einde

242
Q

Wat is het effect van cocaine op een foetus?

A

Cocaïne verhoogt de concentraties van neurotransmitters zoals noradrenaline en dopamine deze verminderen de doorbloeding van de uterus. daarnaast kan cocaïne ook in de foetus terechtkomen (tachycardie, hypertensie, hypoxie).

243
Q

Wat zijn de symptomen van ‘neonatal abstinence syndrome’ (NAS)?

A

hyperactiviteit, slaapproblemen, autonome disfunctie en diarree

244
Q

Welke geneesmiddelen beïnvloeden de melkproductie?

A

dopamine agonisten remmen de melkproductie

245
Q

kunnen NSAID’s veilig gebruikt worden tijdens de zwangerschap?

A

ja

246
Q
A