Idioms Flashcards
1
Q
A cat burglar
A
Een inbreker
2
Q
A stool pigeon
A
Een verader
3
Q
To be above the law
A
boven de wet staan
4
Q
To blow the whistle
A
Verklikken
5
Q
To come clean
A
Bekennen
6
Q
To cook the books
A
De boekhouding vervalsen
7
Q
To cover your tracks
A
je sporen uitwissen
8
Q
To do something by the book
A
de regels volgen
9
Q
to do time
A
in de gevangenis zitten
10
Q
to face the music
A
de gevolgen onder ogen zien
11
Q
to get a slap on the wrist
A
een tik op de vingers krijgen
12
Q
To get caught red handed
A
op heterdaad betrapt worden
13
Q
To have a run-in with the law
A
In aanraking met de wet komen
14
Q
To keep your nose clean
A
uit de problemen blijven
15
Q
To point the finger at someone
A
Iemand beschuldigen