Hypertensie Flashcards

1
Q

Wanneer is er sprake van hypertensie?

A

Er is sprake van hypertensie bij een herhaalde vastgestelde bloeddruk van minimaal 140/90 mmHg.

Een hoge bloeddruk is geassocieerd met een verhoogde kans op en de belangrijkste risicofactor voor hart- en vaatziekten; specifiek door CVA.

Bepaalde etnische groepen hebben een hoger risico op hypertensie: mensen met wortels in West- of Zuid-Afrika (onder andere Surinamers, Ghanezen en Nigerianen) of Zuidoost-Azië (Hindoestanen) hebben vaker hypertensie, ook op jongere leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn klachten bij hoge bloeddruk?

A

Meestal wordt niks gemerkt van een hoge bloeddruk. Het geeft meestal geen klachten. Alleen bij extreem hoge bloeddruk kun je duizelig zijn, wazig zien, hoofdpijn hebben of overgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe behandel je hypertensie?

A

Bij de behandeling van ongecompliceerde hypertensie bepalen leeftijd, comorbiditeit, overige specifieke kenmerken van de patiënt en etniciteit de keuze van het antihypertensivum.

Ook voorgaande ervaringen van de patiënt met bloeddrukverlagende middelen en potentiële bijwerkingen, interacties en contra-indicaties zijn van belang bij de keuze van het antihypertensivum:

  1. ACE-remmers (alles eindigend op -pril)
  2. Bètablokkers (alles eindigend op -ol)
  3. Angiotensinereceptorblokkers (ARB’s, eindigend op -artan)
    • Van de angiotensine II-receptoren bestaat een subtype, de type 1 angiotensine II-receptor (AT1-receptor). ARB’s blokkeren deze receptor en grijpen daardoor net als de ACE-remmers in op het RAAS-systeem, maar dan op een andere plaats.
  4. Calciumantagonisten (verapamil)
    remmen de langzame calciuminstroom:
    - in de hartspiervezels en gladde spieren van de vaatwand. Hierdoor relaxeert het spierweefsel met o.a. verwijding van de perifere en coronaire vaten als gevolg;
    - in de sinus- en AV-knoop. Hierdoor vertraagt de prikkelgeleiding in deze knopen.
    • effect: daling van de bloeddruk
  5. (Kaliumsparende) diuretica
    • blokkeren de natriumkanalen in de corticale verzamelbuis. Hierdoor remmen zij het actieve Na/2Cl/K/NHcotransport, zonder tussenkomst van aldosteron (amiloride, triamtereen) en via blokkade van de aldosteronreceptor (eplerenon, finerenon, spironolacton). Het gevolg is een remming van de uitwisseling van natriumionen in tubulusvloeistof tegen kalium- en waterstofionen uit de cellen van de corticale verzamelbuis. - effect: daling van de bloeddruk; (kaliumsparend effect); vermindering van ontsteking en fibrose in de nieren (finerenon).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly