HT Thema 1 Flashcards

1
Q

Wat is een beschrijvende vraag?

A

Dit zijn vragen over het verleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 4 soorten historische vragen zijn er?

A
  • Beschrijvende vragen
  • Vergelijkende vragen
  • Verklarende vragen
  • Beoordelende vragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke vragen kunnen er gesteld worden bij beschrijvende vragen?

A
  • Wat ?
  • Wie ?
  • Wanneer ?
  • Waar ?
  • Welke ?
  • Hoe ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een vergelijkende vraag?

A

Vragen over de relatie heden - verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef 2 algemene voorbeelden van vergelijkende vragen.

A
  • Welke gelijkenissen ?
  • Welke verschillen ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een verklarende vraag?

A

Vragen over de tot stand koming van de historisische kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef een aantal voorbeelden van verklarende vragen.

A
  • Waardoor ?
  • Waarom ?
  • Welk doel ?
  • Weke functie ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef een aantal voorbeelden van verklarende vragen.

A
  • Waardoor ?
  • Waarom ?
  • Welk doel ?
  • Weke functie ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een beoordelende vraag?

A

Vragen over de historische beeldvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef enkele voorbeelden van beoordelende vragen.

A
  • Goed of fout?
  • Beter of slechter ?
  • Juist of onjuist ?
  • Wat is typisch?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soort vraag is dit ?
Waarom?

Waarom zien wij de Vikingen of de Noormannen als woeste plunderaars?

A

Dit is een verklarende vraag.

Er wordt gevraagd hoe deze historische kennis tot stand is gekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke soort vraag is dit ?
Waarom?

Hoe kwam er een einde aan het West - Romeinse rijk?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soort vraag is dit ?
Waarom?

Welke invloed heeft de hoogteligging op de temperatuur?

A

Dit is geen Historische vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soort vraag is dit ?
Waarom?

Welke geschreven primaire bronnen zijn er over Karel de Grote?

A

Dit is ee verklarende vraag.

Er wordt een verklaring gevraagd over welke bronnen er allemaal zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soort vraag is dit ?
Waarom?

Waarom vieren we op 11 juli de feestdag van de Vlaamse gemeenschap ?

A

Dit is een vergelijkende vraag.

Er wordt een vergelijking gemaakt met een gebeurtenis in het verleden en een feestdag die we vandaag de dag vieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soort vraag is dit ?
Waarom?

Welk beeld van de middeleeuwen zien we in populaire media?

A

Dit is een verklarende vraag.

Er wordt een verklaring gevraagd hoe het beeld van de middeleeuwen tot stand is gekomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de periode van de prehistorie.

A

.. - 3 500 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef de periode van het oude nabije Oosten.

A

3 500 v.C. - 800 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef de periode van de Klassieke oudheid.

A

800 v.C. - 500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef de periode van de Middeleeuwen

A

500 - 1500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geef de periode van de vroege moderne samenleving.

A

1500 - 1800

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Geef de periode van de Moderne tijd.

A

1800 - 1945

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Geef de periode van de Hedendaagse tijd.

A

1945 - …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Som de verschillende tijdsperioden chronologisch op

A
  1. Prehistorie
  2. Oude nabije Oosten
  3. Klassieke oudheid
  4. Middeleeuwen
  5. Vroege moderne tijd
  6. Moderne tijd
  7. Hedendaagse tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom is 3500 v.C. een scharnierjaar?

A

De uitvinding van het geschrift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarom is 800 v.C. een scharnierjaar?

A

Ontstaan van het Romeinse rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom is 500 een scharnierjaar?

A

Val van het West - Romeinse rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarom is 1450 een scharnierjaar?

A
  1. Ontdekking van Amerika
  2. Val van het Oost - Romeinse rijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarom is 1750 een scharnierjaar?

A
  1. Industriële revolutie
  2. Franse Revolutie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarom is 1945 een scharnierjaar?

A

Einde van de 2e wereldoorlog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat betekent het jaar 1 in onze tijdrekening? Waarom is het jaar 1 het startpunt?

A

Het jaar 1 is het begin van de Christelijke jaartelling. Jaar 1 is het jaar waarin Jezus is geboren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is het beginpunt van de Romeinse samenleving?
Waarom?

A

753 v.C.

In deze periode groeit Rome van een boerengemeenschap uit tot een stadstaat onder Etruskische invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het beginpunt van de Islamitische samenleving?
Waarom?

A

622

Het ontstaan van de Islam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het beginpunt van de Joodse samenleving?
Waarom?

A

3761 v. C.

De schepping van de wereld volgens de Joodse traditie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Verklaar het begrip lokaal.

A

Dit begrip verwijst naar een wijk, een gemeente of een stad; het plaatselijke.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Verklaar het begrip regionaal.

A

Dit begrip verwijst naar een streek, een provincie, een gewest, ….; een regio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Verklaar het begrip nationaal.

A

Dit begrip verwijst naar een staat, natie of een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Verklaar het begrip continentaal

A

Dit begrip verwijst naar een werelddeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Verklaar het begrip globaal of mondiaal

A

Dit begrip verwijst naar de wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Vererklaar het begrip maritieme ruimte

A

Dit begrip verwijst naar de ruimte in of aan zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn de 4 maatschappelijke domeinen?

A
  • Politiek
  • Sociaal
  • Economisch
  • Cultureel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Geef enkele voorbeelden van historische vragen voor Politiek domein

A

Wie had macht?
Waar werd oorlog gevoerd?
Wie had welke rechten?
Hoe werden gebieden bestuurd?

42
Q

Geef enkele voorbeelden van historische vragen voor Sociaal domein

A

Wie had veel of weinig aanzien?
Wie behoorde tot welke stand in de samenleving?
Hoe waren de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in de samenleving?

43
Q

Geef enkele voorbeelden van historische vragen voor Economisch domein

A

Hoe verplaatsen mensen zich?
Wie verdiende veel of weinig?
Welke producten werden er verkocht?
Wat voor beroepen voerde mensen uit?

44
Q

Geef enkele voorbeelden van historische vragen voor Cultureel domein

A

Wat deden mensen in hun vrije tijd?
In welke goden geloofde mensen?
Wat deden de mensen in hun vrije tijd?
Wanneer werden dingen uitgevonden?

45
Q

Welke 2 soorten bronnen kennen?

A

1 ) Historische bronnen of primaire bronnen

2) Historische werken of secundaire bronnen?

46
Q

We maken ook onderscheid tussen … ?

A

Geschreven en ongeschreven bronnen

47
Q

Welke soort geschreven bronnen hebben historische bronnen?

A

Een brief , een dagboek, contract, testtament, cijfergegevens, ..

48
Q

Welke soort ongeschreven bronnen hebben historische bronnen?

A

Materiële bronnen : bv. kledij, ruïne, skelet, voorwerp, …

Mondelinge bron : bv. een interview van een ooggetuige

(Audio)visuele bron : bv. een kaart, schilderij, mozaïek, gravure, …

49
Q

Welke soort geschreven bronnen hebben historische werken?

A

Een boek of een tekst van een historicus, historische roman, wetenschappelijk werk, …

50
Q

Welke soort ongeschreven bronnen hebben historische werken?

A

Materieel werk : bv. een standbeeld of een reconstructie

Mondeling werk : bv. een luisterspel, podcast, audiogids, ..

(Audio)visuele werk : bv. een historische film of een kaart

51
Q

Historici of geschiedkundigen verdelen de geschiedenis in historische
periodes. Waarom doen ze dat?

A

Ze studeren geschiedenis. Zij hebben de meeste kennis van zaken.

52
Q

De overgang van de ene naar de andere periode gebeurt niet van de ene dag op de andere. Wanneer begint er een nieuwe periode in de geschiedenis?

A

Er dienen veranderingen plaats te vinden binnen de verschillende domeinen: politiek, sociaal, economisch en cultureel

53
Q

De keuze van de historische periodes in de geschiedenis zijn subjectief. Hoe komt dat?

A

Ze delen niet altijd dezelfde mening.

54
Q

Verklaar het begrip rurale ruimte.

A

Dit begrip verwijst naar de ruimte van het platteland

55
Q

Verklaar het begrip stedelijke ruimte.

A

Verwijst naar de ruimte van een stad.

55
Q

Verklaar het begrip stedelijke ruimte.

A

Verwijst naar de ruimte van een stad.

56
Q

Verklaar het begrip continentale ruimte.

A

Verwijst naar de landinwaarste ruimte, niet gericht op zee.

57
Q

Verklaar het begrip open ruimte.

A

Verwijst naar een open landschap of samenleving.

58
Q

Verklaar het begrip gesloten ruimte.

A

Verwijst naar een gesloten landschap of samenleving.

59
Q

Verklaar het begrip centrum

A

Verwijst naar het middelpunt van een gebied

60
Q

Verklaar het begrip periferie.

A

Verwijst naar de rand van een gebied, verwijderd maar wel (vaak) beïnvloed door het centrum

61
Q

Verklaar het begrip : politiek domein.

A

Tot het politiek domein behoren zaken die te maken hebben met : bestuur, macht, afspraken, rechten & plichten, …

62
Q

Verklaar het begrip : sociaal domein

A

Tot het sociale domein behoren zaken die te maken hebben met : individu, groep, rollen, verhoudingn tussen mensen, …

63
Q

Verklaar het begrip cultureel domein.

A

Tot het culturele domein behoren de zaken die te maken hebben met : kunst, vrije tijd, geloof, wetenschap, mode, …

64
Q

Verklaar het begrip economisch domein

A

Tot het economisch domein behoren de zaken die te maken hebben met : geld, arbeid, voedsel, handel, vervoer, …

65
Q

Wat is een Historische bron?

A

Dit is een voorwerp of een getuigenis rechtreeks uit het verleden.

Ze worden gemaakt door mensen die rechtstreeks betrokken zijn. Ze waren ooggetuigen.

66
Q

Wat is een historisch werk?

A

Dit is het resultaat van een wetenschappelijk onderzoek dat na de feiten is gemaakt aan de hand van primaire bronnen.

Dit is gemaakt door mensen die niet rechtstreeks betrokken zijn en vaak in een andere tijd leven.

67
Q

Waar moeten we mee oppassen bij het bekijken / bestuderen van historische bronnen & werken?

A

Deze hebben dikwijls een “eigen mening”. Ze zijn dus vaak niet objectief, maar subjectief. Het is steeds aan de historicus om de beperkingen van de bronnen te onderzoeken.

68
Q

Wat betekent periodisering?

A

De indeling van de geschiedenis

69
Q

De keuze van de historische periodes in de geschiedenis zijn subjectief. Hoe kom dat?

A

Ze delen niet altijd dezelfde mening.

70
Q

Het beeld over het verleden kan…

A

veranderen

71
Q

Onze kennis over het verleden is…

A

onvolledig

72
Q

Ons eigen standpunt beïnvloedt … hoe wij naar het verleden kijken.

A

wel

73
Q

De beperkingen van bronnen hebben … invloed op ons beeld van het verleden

A

wel

74
Q

Waaraan denk jij bij de periode van middeleeuwen?

A

Bv :
Kastelen
Macht
oorlog
Slavernij
Wapens

75
Q

Welk beeld hebben we vandaag over de middeleuuwen?

 Welke soort vraag is het?

 Afbakening in tijd? Welke ruimte? Welk domein?

 Zijn er bronnen? Zijn die relevant?

A

Soort vraag : Verklarende vraag

Afbaking in tijd : 500-1500, Europa, alle 4 domeinen

Zijn er bronnen? Zijn die relevant? : Ja

76
Q

Welk jaartal wordt er (meestal) gebruikt om het begin van de middeleeuwen aan te
duiden? Wat gebeurde er toen?

A

476 : De val van het West-Romeinse Rijk

77
Q

Welk jaartal wordt er (meestal) gebruikt om het einde van de middeleeuwen aan te
duiden? Wat gebeurde er toen?

A

1492 : De ontdekking van Amerika door Christoffel Colombus

78
Q

Wat is er gebeurd in het jaar 375?

A

De germaanse migraties werden bepaalde stammen toegelaten tot het Romeinse Rijk.

79
Q

Wat is er gebeurd in het jaar 395?

A

Ondergang van het Romeinse Rijk. ( Oost en West )

80
Q

Wat is er gebeurd in het jaar 622?

A

Het ontstaan van Islam.

81
Q

Wat is er gebeurd in het jaar 1453?

A

De val van het Oost - Romeinse Rijk.

82
Q

Wat is er gebeurd in het jaar 1454?

A

De uitvinding van boekdrukkunst.

83
Q

Wat is er gebeurd in het jaar 1517?

A

De start van het protestantisme.

84
Q

De middeleeuwen is verdeeld in 3 delen. De welke?

A

Vroege middeleeuwen (500 - 1000)
Hoge / Volle middeleeuwen (1000 - 1300)
Late middeleeuwen ( 1300 - 1500 )

85
Q

Wat is de kernzin voor de vroege middeleeuwen?

A

Christelijke landbouwsamenleving van de Franken.

86
Q

Wat is de kernzin voor de Hoge / Volle middeleeuwen?

A

Heropbloei/ontwikkeling van de Europese steden + opkomst internationale handel.

87
Q

Wat is de kernzin voor de Late middeleeuwen?

A

Middeleeuwse wereld in verandering + crisis door de pest.

88
Q

Wat zijn de vier namen van de volkeren?

A

1 ) Noormannen
2 ) Perzen
3 ) Arabieren
4 ) Slaven

89
Q

Wat zijn de drie Rijken?

A

1 ) Frankische Rijk
2 ) Byzantijnse Rijk
3 ) Islamrijk

90
Q

Vererklaar het begrip Continentale ruimte

A

Begrip verwijst naar de landinwaartse
ruimte, niet gericht op de zee.

91
Q

Verklaar het begrip Rurale ruimte

A

Begrip verwijst naar de ruimte van het platteland.

92
Q

Verklaar het begrip stedelijke ruimte

A

Begrip verwijst naar de ruimte van de stad.

93
Q

Veklaar het begrip gesloten ruimte

A

Begrip verwijst naar een gesloten landschap op samenleving

94
Q

Verklaar het begrip open ruimte

A

Begrip verwijst naar een open landschap of samenleving.

95
Q

Veklaar het begrip periferie

A

Begrip verwijst naar de rand van een
gebied, verwijderd maar wel (vaak)
beïnvloed door het centrum.

96
Q

Verklaar het begrip centrum

A

Begrip verwijst naar het middelpunt van
een gebied.

97
Q

Wat zijn historische bronnen?

A

= voorwerpen uit het verleden
= rechtstreekse getuigenissen over het verleden

98
Q

Wat is een historische werk?

A

= resultaat van een
wetenschappelijk onderzoek dat na de feiten is gemaakt aan de hand van primaire bronnen.

99
Q

Tot het politieke domein behoren zaken die te maken hebben met bv… ??

A

bestuur, macht, afspraken, rechten en plichten, …

100
Q

Tot het sociaal domein behoren zaken die te maken hebben met bv… ??

A

Individu, groep, rollen, verhouding tussen mensen, …

101
Q

Tot het economisch domein behoren zaken die te maken hebben met bv… ??

A

geld, arbeid, voedsel, handel, vervoer, …

102
Q

Tot het cultureel domein behoren zaken die te maken hebben met bv… ??

A

kunst, vrije tijd, geloof, wetenschap, mode, …