Hst.4 Natuurrampen Flashcards

1
Q

Aardmantel

A

Hete vloeibare magma die langzaam beweegt. Het ligt tussen de aardkern en aardkorst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aardkorst

A

Buitenste laag van de aarde waar wij op leven, en die laag is best klein in opzichte met de hele aarde. Deze laag bestaat uit continentale en oceanische platen die bewegen over de aardmantel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Platentektoniek

A

Het bewegen en botsen van platen over de aardmantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het epicentrum

A

De plaats waar de aardbeving het heftigst is. Het zit bovenin de aardkorst en is meestal pal boven het beginpunt van de beving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hypocentrum

A

De plek in de aardkorst waar de beving ontstaat. Hoe minder diep het hypocentrum bij het oppervlakte ligt hoe sterker de aardbeving is in het epicentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De schaal van Richter

A

Daarin wordt aangeduid hoe zwaar de aardbeving is. Van 1 tot 12. Is het getal één hoger is het 10x zwaarder, dus 6 is 10x zo waar als 5 en 8 is 100x lichter dan 10.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een oceanische plaat wordt naar onder geduwd als die tegen een continentale plaat botst. De continentale plaat is dik, maar licht. De oceanische plaat is dun, maar zwaar door het water

A

.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een trog

A

De plek waar een oceanische plaat onder een continentale plaat schuift waardoor er een diepe gleuf tussen de oceaanbodem en het continente plaat komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aardkern

A

Vaste massa in het midden van de aarde, het zit 3500 km diep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke manieren kunnen aardkorstplaten bewegen

A

Naar elkaar toe, convergent. Langs elkaar, transversaal. Weg van elkaar, divergent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke delen heeft een rivier

A

De boven-, midden- en benedenloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is sedimentatie en in welk deel komt het voor

A

Vanuit het begin van de rivier wordt bijv. modder meegenomen, tot bij de benedenloop waar de snelheid van het water afneemt en het blijft liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de zes oorzaken van een tsunami?

A

1 aardverschuiving. 2 land-ijs dat afbreekt en in zee valt. 3 meteorietinslag. 4 aardbeving. 5 vulkaan. 6 modderstromen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Golflengte

A

De afstand tussen twee golftoppen. Hoe groter de afstand hoe groter de volgende golf wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Absolute bodemdaling

A

Daling van grondoppervlak ten opzichte van een vast punt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Absolute zeespiegelstijging

A

Stijging van de zeespiegel ten opzichte van een vast punt

17
Q

Eb

A

De lage stand van het zeewater

18
Q

Tornado

A

Smalle luchtkolom met een breedte van enkele tientallen meters waarbinnen de lucht opstijgt en met grote snelheid ronddraait