Hst. 2 Ontluikende gecijferdheid Flashcards

1
Q

Elementair getalbegrip

A

Bij de ontwikkeling van het elementair getalbegrip speelt het leren tellen een rol: het verkennen van de verschillende betekenissen en functies van getallen en het verkennen van de opbouw van getallen
Een spel als verstoppertje wordt veelal bij jonge kinderen gebruikt, waarbij hoorbaar is hoe een kind telt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Betekenisvolle situatie

A

De omgang met getallen, getallenrelaties, tellen op een telrij en hoeveelheden vinden plaats door kinderen bij gebeurtenissen die zij op dat moment belangrijk vinden, zoals verstoppertje spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wiskundige wereldoriëntatie

A

Wiskundige oriëntatie vindt plaats in voor kinderen betekenisvolle situaties. Denk hierbij aan getallen, meten, ruimte en tijd. Bij deze wiskundige wereldoriëntatie gaat het om het leren van de reken-wiskundige begrippen en het vergroten van handelingsmogelijkheden van kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rijke leeromgeving

A

Een basisschool is een rijke leeromgeving. Kinderen worden uitgenodigd om op onderzoek uit te gaan. Vragen die kinderen kunnen krijgen tijdens het spelen in de huishoek zijn:

  • Hoeveel borden zijn er nodig?
  • Hoelang duurt het nog voordat het eten klaar is?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zone van de naaste ontwikkelingen

A

Het is belangrijk om kinderen uit te dagen om hun vaardigheden verder te ontwikkelen. Zo wordt het leerproces gestimuleerd en breidt het kind zijn kennis steeds verder uit. De leerkracht zorgt ervoor dat hij steeds aansluit bij de zonde van de naaste ontwikkeling: Bij dat wat de leerling zonder begeleiding nog net niet kan doen, maar met begeleiding al wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tellen/telrij

A

Door veel te tellen, bijvoorbeeld door het zingen van telversjes en rijmpjes, krijgen kinderen steeds meer grip op de telrij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eén-één relatie

A

Als de te vergelijken hoeveelheid te groot is om te tellen omdat het tellen nog niet zo ver wordt beheerst, zijn de hoeveelheden te vergelijken door een 1-1-relatie tee leggen. Bij een 1-1-relatie gaat het om een 1-1-koppeling. Bijvoorbeeld: op ieder potje is er een deksel of er zijn evenveel traktaties als kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveelheid herkennen

A

jonge kinderen herkennen kleine hoeveelheden: twee stuks brood op het bord, een toren van 3 blokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Subiteren

A

kleuters herkennen kleine hoeveelheden direct. Er is dan spraken van subiteren. Dit betekent: direct of onmiddellijk zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Akoestisch tellen

A

Er is sprake van akoestisch tellen als de telrij hardop wordt opgezegd bijvoorbeeld in een versje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Asynchroon tellen

A

kinderen tellen een hoeveelheid 1 voor 1, maar aanwijzen en hardop tellen gaan nog niet gelijk op, dus nog niet synchroon. Het kind zegt de telrij misschien wel al in een goede volgorde, maar bij het aanwijzen wordt soms een voorwerp overgeslagen of juist dubbel geteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nummeren

A

essentieel is het nummeren: het inzicht dat een object een nummer kan worden toegekend. Kinderen die asynchroon tellen, zijn meestal niet verbaasd dat de uitkomst van het tellen na een tweede keer tellen anders is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Synchroon tellen

A

bij synchroon tellen kan het kind tegelijkertijd voorwerpen aanwijzen en het juiste telwoord noemen. Een manier om synchroon tellen te stimuleren, is om bij het tellen van een rij objecten - zoals blokjes - deze objecten een voor een weg te laten schuiven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Resultief tellen

A

het tellen van een aantal voorwerpen met als doel de hoeveelheid van dit aantal te bepalen heet resultatief tellen.
een kind kan resultaat hiv tellen als het:
- de telrij In de juiste volgorde opzegt;
- een correcte een op een relatie legt tussen de gebruikte telwoorden en de getelde voorwerpen;
- begrijpt dat het laatst genoemde getal het aantal getelde voorwerpen aangeeft. het kind maakt dan een koppeling tussen het tel getal en de hoeveelheid getal, oftewel tussen het ordinale en het kardinale getal aspect. ordinaal verwijst naar de rangorde (de zoveelste) en kardinaal naar de hoeveelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verkort getal

A

Na veel tel ervaringen ontdekken kinderen dat het niet altijd nodig is om alles één voor één te tellen. Het kind leert dan de tel handeling te structureren en voor korter stel strategieën te hanteren. Ook terug tellen is een geavanceerd niveau van tellen. Een vorm van verkort tellen is doortellen, bijvoorbeeld vanaf een gekende hoeveelheid of gekend getal beeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Doortellen

A

Doortellen kan worden gestimuleerd met deels onzichtbaar hoeveelheden. Verschillende bedekspelletjes zijn geschikt om door- en terugtellen te oefenen, waarbij eenvoudige erbij en eraf situaties in spelvorm aan bod komen.

17
Q

Tellen met sprongen

A

Dit is een tel vorm waarbij er bijvoorbeeld sprongen van 2 5 of 10 wordt gemaakt.

18
Q

Context gebonden tellen

A

contextgebonden tellen is betekenisvol tellen, zoals het aantal kaarsjes op een verjaardagstaart, dat het antwoord oplevert op de vraag, hoe oud jarigen is geworden. andere voorbeelden zijn:

  • hoeveel stappen mag je doen met een pion?
  • hoeveel punten heb je al? wie gaat er winnen?
19
Q

Objectgebonden tellen

A

object gebonden tellen is het tellen van dingen (objecten) Zonder specifieke betekenis, zoals blokken of fiches.

20
Q

Formeel tellen

A

Formeel tellen is de meest abstracte vorm van tellen. Het houdt in dat het kind los van de context of objecten flexibel kan tellen: resultatief, verkort en op een gegeven moment ook terug.

21
Q

Rekenvoorwaarden ontluikende gecijferdheid

A

onder reken voorwaarden vallen alle aspecten van de ontluikende gecijferdheid. Resultaat iv en verkort tellen zijn belangrijke reken voorwaarden voor het rekenen in groep 3.

22
Q

Rekentaal

A

Belangrijke rekentaal begrippen zijn bijvoorbeeld: voor, naast, achter, links, rechts, hoog, hoger, hoogst, klein, groot, enzovoort.

23
Q

Conservatie

A

Het begrip conservatie: Is het inzien dat een hoeveelheid hetzelfde blijft, kom maar. Ook al verandert de vorm van die hoeveelheid.

24
Q

Correspondentie

A

Correspondentie is het kunnen leggen van één op één relaties.

25
Q

Classificatie

A

classificatie is het maken van groepen op basis van één of meer gemeenschappelijke kenmerken.

26
Q

Seriatie

A

seriatie is het aanbrengen van een volgorde, bijvoorbeeld klein, kleiner, kleinst en veel, meer, meest.