hs vaccinatie Flashcards

1
Q

welke common vaccinaties zijn er

A

organisme;
- levend, maar verzwakt
- geïnactiveerd of dood

opgezuiverde macromol;
- Toxoid/subunit –> geïnactiveerd exotoxine
- conjugaat

andere
- DNA/RNA
- recombinante vector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voor welke ziekte gebruikt, voordelen en nadelen: levende organismen vaccinatie

A
  • ziekte; maselen, bof, polio, rotavirus,
    tubercolose, gele koorts
  • voordelen; sterke immuunrespons, vaak
    levenslange immuuniteit met slechts een paar
    dosissen
  • nadelen; gekoelde opslag nodig, kan niet/moeilijk
    worden toegediend aan immuundeficiëntie
    patiënten kunnen muteren naar virulente vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voor welke ziekte gebruikt, voordelen en nadelen: geïnactiveerde of dode organismen vaccinatie

A
  • ziektes; cholera, griep, hepatitis A, plaag, polio, hondsdolheid
  • voordelen; stabiel, veiliger dan levende, geen
    gekoelde opslag nodig
  • nadelen; zwakkere immuunrespons, booster
    shots nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voor welke ziekte gebruikt, voordelen en nadelen:
toxoid vaccins

A
  • ziekte; difterie, tetanus
  • voordelen;Het immuunsysteem wordt
    voorbereid om bacteriële toxines te herkennen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voor welke ziekte gebruikt, voordelen en nadelen: subunit vaccins

A
  • ziekte; hepatitis B, kinkhoest, streptokokken pneunomie
  • voordelen; specifieke antigenen verlagen de
    kans op bijwerkingen
  • nadelen: moeilijk te ontwikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voor welke ziekte gebruikt, voordelen en nadelen: conjugaten vaccin

A
  • ziekte; streptokokken pneunomie
  • voordelen; immuniteit bij kinderen
    voorbereiden om bacteriën te herkennen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voor welke ziekte gebruikt, voordelen en nadelen: DNA/ RNA vaccin

A
  • ziektes; clinical testing, covid
  • voordelen; sterke humorale en cellulaire immuun respons, relatief goedkoop om te produceren
  • nadelen; RNA-vaccins speciefieke opslag nodig om stabiliteit te behouden, productie complex en geavanceerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voor welke ziekte gebruikt, voordelen en nadelen: recmobinante vector

A
  • ziektes: clinical testing
  • voordelen; nabootsen vn natuurlijke infectie, sterke immuunrespons
  • nadelen; nog niet beschikbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschillende soorten vaccins vn de grote spelers

A
  • prot; novavax
  • viral vector; Johnsen&Johnsen
    -mRNA, Pfizer-bioNTech en Moderna
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: SCID = severe combined immunodeficientie

A
  • defect; RAG1/RAG2
  • aangetaste functie; geen TCR of Ig gen reorganisatie
  • genetisch: autosomaal recessief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: SCID = severe combined immunodeficientie

A
  • defect; JAK-3/ IL-2Rgamma
  • aangetaste functie: defecte siignalen van
    IL-2/4 –> T-cellen
    IL-15 –> NK cellen
    IL-21 –> zowel B/T/NK cellen
  • genetisch: autosomaal recessief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: SCID = severe combined immunodeficientie

A
  • defect; ZAP-70
  • aangetaste functie: defect signaal van TCR
  • genetisch: autosomaal recessief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: Bare-lymfocyte sundroom

A
  • defect; klasse II MHC gene promotor
  • aangetaste functie; geen MHC II mol
  • genetisch; autosomaal recessief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: Wiskott-Aldrich syndroom

A
  • defect; cytoskeletaal prot –> WASP
  • aangetaste functie; defecte T-cellen en plaatjes
  • genetisch; X-linked
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: mendelian susceptibility to mycobacterial diseases (MSMD)

A
  • defect; IFN-gammaR, IL-12/IL-12R, STAT1
  • aangetaste functie; verminderde immuniteit tegen mycobacteriën
  • genetisch; autosomaal recessief of dominant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: DiGeorge syndroom

A
  • defect; Thymusaplasie –> thymus niet goed ontwikkeld of ontbreekt volledig
  • aangetaste functie; T-cel ontwikkeling
  • genetisch; automosmaal dominant
17
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: Gammaglobulinemias

A
  • defect; X-linked agammaglobulinemia
  • aangetaste functie; Bruton’s tyrosine kinase –> geen mature B-cellen
  • genetisch; X-linked
18
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: Gammaglobulinemias

A
  • defect; X-linked hyper-IgM syndroom
  • aangetaste functie; defect CD4O ligand
  • genetisch; X-linked
19
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: chronic granulomatous disease

A
  • defect; mutaties in NADPH oxidase (ROS/RNS)
  • aangetaste functie; geen oxidatieve uitbarstingen voor gafocytotische doding
  • genetisch; X-linked & autosomaal recesief
20
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: polyendocrinopathy and ectodermal dystrophy

A
  • defect; AIRE
  • aangetaste functie; T-cel tolerantie, neg
    controle
  • genetisch; autosomaal recessief
21
Q

immunodeficientie en onderliggende genetische defecten: IPEX

A
  • defect; FoxP3 defect
  • aangetaste functie; geen Treg cellen
  • genetisch; X-linked
22
Q
A