HS 3 Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat extracellulaire vloeistof?

A

Uit plasma en interstitiële vloeistof. De wand van bloedvaten is opgebouwd uit endotheelcellen waardoor er gemakkelijk transport kan plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaan biologische membranen?

A
  • fosfolipiden: fosfaatgroep+glycerol+ twee vetzuurstaarten
  • cholesterol: zorgt voor soepelheid en flexibiliteit van het membraan
  • proteïnen (transmembraan en perifeer)
  • koolhydraatketens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zijn de fosfolipiden georiënteerd in een celmembraan?

A

De polaire kop wijst naar buiten en de apolaire staart naar binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke soort membraanproteïnen zijn er?

A
  • transmembranaire membraanproteïnen (doorheen het celmembraan)
  • perifere membraanproteïnen (aan de buitenkant op een glycerol)
  • lipide-verankerde membraanproteïnen (verankerd aan lipiden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat weet je over transmemnbranaire membraanproteïnen?

A
  • vaak 7 of 12 transmembranaire segmenten die 20-25 AZ zijn + niet-polair en hydrofoob
  • niet-covalente bindingen met fosfolipiden
    Extracellulair: koolhydraten
    Intracellulair: fosfaatgroepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat weet je over perifere membraanproteïnen?

A
  • gehecht aan transmembrane proteinen of aan polaire koppen van fosfolipiden
  • enzymes
  • structurele bindingsproteïnen die het cytoskelet hechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat weet je over lipide-verankerde membraanproteïnen?

A
  • covalent gebonden aan vetzuurstaarten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat weet je over membraan koolhydraten?

A
  • externe zijde -> glycocalyx (beschermende laag rond de cel)
  • vaak suikers
  • kunnen binden aan membraanproteïnen -> glycoproteïnen
  • kunnen binden aan membraanlipiden -> glycolipiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaan weefsels?

A

Meerdere cellen gaan zich organiseren tot weefsels. Tussen de verschillende cellen zijn er juncties (aanhechtingen of verbindingsplaatsen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurd er als cellen in een weefsel hun aanhechting verliezen?

A

Verlies van adhesie zorgt voor apoptose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaan weefsels?

A
  • proteoglycanen (glycoproteïnen)
  • proteïnevezels (collageen, fibronectine, lamine)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zorgt voor adhesie tussen cellen in een weefsel?

A

Cel-adhesiemoleculen (CAMs) (membraanproteïnen)
Binding cel-cel of cel-matrix
2 belangrijkste: cadherins voor cel-cel, integrins voor cel-matrix junctions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten “cell junctions” zijn er?

A
  • tight junction
  • desmosoom
  • gap junction
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houd een tight junction in?

A
  • Het vormt een barrière waardoor er geen transport mogelijk is
  • claudine-, occludine-proteïnen
  • dynamisch, kan openen op vraag van lichaam
    Bv. Spijsverteringskanaal, bloed-hersen barrière
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een anchoring junction?

A
  • vasthechting aan andere cel of aan matrix
  • CAMs = cadherines (cel-cel)
  • CAMs = integrines (cel-matrix)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn anchoring junctions bij een CEL-CEL verbinding?

A
  • Desmosomen bv. Huidcellen, zeer rekbaar
  • adherens junction: hechten actinevezels van buurcellen bij elkaar
17
Q

Wat zijn anchoring junctions bij een CEL-MATRIX binding?

A
  • hemidesmosomen (bindt intermediaire filamenten van het cytoskelet aan ECM)
  • focal adhesions (bindt actinefilamenten aan ECM)

Kan losgemaakt worden door “matrix metalloproteinasen”
(Overmaat bij kankercellen waardoor juncties verbroken worden en kankercellen zich vrij gaan bewegen)

18
Q

Wat zijn gap junctions?

A

Cytoplasmatische kanalen zorgen voor transport (chemisch en elektrisch), de kanalen kunnen openen en sluiten
Bv. In de hartspier, voor gemeenschappelijke samentrekking