Hormonen en processen Flashcards

1
Q

Wat zijn de functies van insuline, het belangrijkste anabole hormoon?

A

Stimulatie glucose-opname door cellen, eiwitsynthese, lipogenese
Vermindering glycogenolyse, lipolyse, proteolyse
Onderhouden en repareren lean weefsel
Opslag extra energie in de vorm van vet
Voorkomen ketose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de functies van glucagon, het belangrijkste katabole hormoon?

A

Stimulatie glycogenolyse, lipolyse, proteolyse, ketogenese
Vrijmaken glucose uit de lever
Stimuleert afbraak van spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke katabole hormonen kennen we?

A

Glucagon, catecholamines, cortisol, groeihormoon, schildklierhoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke katabole hormonen zijn er?

A

Glucagon, noradrenaline, adrenaline, cortisol, groeihormoon, schildklierhormoon (T4 en T3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het gevaar van een stressreactie?

A

De negatieve stikstofbalans die ontstaat doordat een stressreactie maar op een kortdurende periode is berekend. Als het lichaam zich nu niet gaat herstellen, zullen spier- en vetmassa dermate ver afnemen, dat herstel (bijna) onmogelijk wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke klinische effecten heeft een stressreactie? (3)

A

Mobilisatie van energievoorraden, verhoging van hartfrequentie en verhoging van bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de belangrijkste reden voor het lichaam om vetzuren en ketonlichamen als energiebron te gebruiken tijdens langdurig vasten?

A

Het voorkomen van eiwitafbraak, want dit zou de alternatieve energiebron zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor leidt een chronische gevaste toestand tot de dood?

A

De energievoorraden zijn op een gegeven moment op, waardoor (vitale) organen niet meer kunnen werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat verandert er aan lactaattransport tijdens vasten?

A

In gevoede toestand gaat lactaat naar de spieren, in gevaste toestand zal de lever lactaat gebruiken om glucose uit te produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke alternatieve bronnen voor glucosevorming kan de lever gebruiken als het leverglycogeen op is?

A

Eiwitten, lactaat en glycerol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom wil je triglyceriden mobiliseren in gevaste toestand?

A

Dan verkrijg je vetzuren, die gebruikt kunnen worden als brandstof voor gluconeogenese en als brandstof van spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is glucosesparing?

A

4h na het eten van de laatste maaltijd wordt glucose niet meer gebruikt als brandstof voor spieren, omdat er geen nieuw aanbod meer van is en de hersenen het dan beter kunnen gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke energiebron aan spieren gebruiken tijdens glucosesparing?

A

Vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom wordt glycerol tijdens gluconeogenese omgezet in glycerol-3-fosfaat en niet in glycogeen?

A

Gluconeogenese is in katabole toestand en dan staan de glycogeensynthese en glycolyse uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn glucogene aminozuren?

A

Aminozuren waaruit glucose gevormd kan worden, doordat er pyruvaat uit gevormd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke aminozuren zijn glucogene aminozuren?

A
Alanine
Glycine
Cysteïne
Serine
Threonine
17
Q

Wat zijn ketogene aminozuren?

A

Aminozuren die AcetylCoA leveren richting ketonlichamen.

18
Q

Welke aminozuren zijn de ketogene aminozuren?

A

Leucine
Tryptofaan
Lysine

19
Q

Waarom kun je uit AcetylCoA geen glucose vormen?

A

Er is oxaalacetaat nodig om AcetylCoA de citroenzuurcyclus in te krijgen, waardoor er netto geen oxaalacetaat overblijft.

20
Q

Waarom kun je uit vetzuren geen glucose vormen?

A

Vetzuuroxidatie levert AcetylCoA en hieruit is geen netto glucose te vormen.

21
Q

Welke aminozuren gebruikt de lever voor zijn eigen energievoorziening tijdens gluconeogense?

A

Vertakt-keten aminozuren: leucine, isoleucine en valine.

22
Q

Wat is het belangrijkste negatieve gevolg van aminozuurmobilisatie tijdens vasten?

A

Dat er netto eiwitafbraak plaatsvindt.

23
Q

Waarom is de citroenzuurcyclus nauwelijks actief tijdens de vetzuuroxidatie?

A

Er is al voldaan aan de ATP-behoefte en de oxaalacetaatconcentratie is laag.

24
Q

Wat zijn de belangrijkste voor- en nadelen van dieettherapie bij obesitas?

A

Voordelen: in een jaar wordt 3-10 kg gewicht verloren.
Nadelen: het setpoint van het lichaam wordt niet aangepast, waardoor dieet alleen niet effectief is

25
Q

Wat zijn de belangrijkste voor- en nadelen van lichamelijke activiteit als therapie voor obesitas?

A

Voordelen: het gemiddelde gewichtsverlies is 4 kg in 1 jaar, maar dit bereik je niet door alleen activiteit
Nadelen: het setpoint wordt ‘verdedigd’ waarna je na het gewichtsverlies de neiging hebt nog sneller aan te komen

26
Q

Wat is het belangrijkste nadeel aan farmaca tegen obesitas?

A

Ze kunnen het setpoint ook niet verlagen en moeten daarom chronisch gebruikt worden

27
Q

Welke componenten van energieverbruik kennen we?

A
Basaalmetabolisme
Fysieke arbeid
Non-excercise activity thermogenesis (NEAT)
Dieet-geïnduceerde thermogenese
Non-shivering thermogenese
28
Q

Waarom is het zo lastig gewicht te veranderen?

A

Gewichtsverlies leidt ertoe dat de energiebehoefte daalt, waarop fysieke activiteit en BMR zich gaan aanpassen. Daarnaast past de sympathicus zich aan.

29
Q

Hoe daalt de energiebehoefte bij gewichtsverlies?

A

De lean body mass neemt af, leptine wordt verminderd, sympathicus wordt minder actief.

30
Q

Hoe voorkom je dat gewichtsverlies minder wordt als het langer aanhoudt?

A

Door spiermassa (lean body mass) in tact te houden, om te zorgen dat je BMR hoog blijft.

31
Q

Waarom worden ketonlichamen geproduceerd om oxaalacetaat uit te produceren?

A

De concentratie oxaalacetaat is laag doordat er een periode van vasten is en de lever oxaalacetaat wegtrekt voor de gluconeogenese. Om de citroenzuurcyclus gaande te houden, is er ook oxaalacetaat nodig om acetyl-CoA de citroenzuurcyclus in te krijgen.

32
Q

Welke soorten farmaca tegen obesitas kennen we?

A

Inhibitors van energie-intake (hongersuppressors)
Stimulatoren van energieverbruik
Stimulatie van vetmetabolisme
Reductie van vetopname door voedsel (Orlistat)

33
Q

Welke aminozuren zijn niet-essentiële aminozuren?

A

Alanine, arginine, asparagine, aspartaat, cystine, glutamine, glycine, ornithine, proline, serine, tyrosine

34
Q

Welke aminozuren zijn essentiële aminozuren?

A

Histidine, isoleucine, leucine, lysine, methionine, fenylalanine, threonine, tryptofaan, valine