Hoorcolleges Flashcards
Wat zijn kenmerken van:
- leukemie
- myelodysplasie
- myloproliveratieve ziekte
- lymfomen
- multiple myeloom
- leukemie –> ontaarding in beenmerg van lymfatische of melodie lijn (acuut of chronisch)
- myelodysplasie –> ontaarding in beenmerg (voorloper AML)
- myloproliveratieve ziekte –> ontaarding in beenmerg (PV, ET, myelofibrose)
- lymfomen –> ontaarding in lymfe (B/T-cellen)
- multiple myeloom –> ontaarding van plasmacellen in beenmerg (paraproteine)
Welke ontwikkelingslijn is aangedaan in de volgende ziektebeelden:
- Essentiele trombocytose
- polycythemia vera
- myelofibrose
- Essentiele trombocytose –> megakaryocyten (bloedplaatjes)
- Polycythemia vera –> erythrocytes
- myelofibrose –> myeloide lijn
Wat zijn de prognostische factoren bij AML?
patient gebonden:
- leeftijd
- conditie
- co-morbiditeit
ziekte specifiek:
- moleculaire afwijkingen
- cytogenetische afwijkingen (50% normaal, 50% afwijkend bij patiënten met AML)
behandeling specifiek:
- minimale residuele ziekte (MRD) = onder microscoop < 5% blasten dus ziekte in remissie maar als je gevoeliger/dieper meet dan is de ziekte er nog
- complete remissie (CR)
Wat zijn de prognostische factoren bij AML?
patient gebonden:
- leeftijd
- conditie
- co-morbiditeit
ziekte specifiek:
- moleculaire afwijkingen
- cytogenetische afwijkingen (50% normaal, 50% afwijkend bij patiënten met AML)
behandeling specifiek:
- minimale residuele ziekte (MRD) = onder microscoop < 5% blasten dus ziekte in remissie maar als je gevoeliger/dieper meet dan is de ziekte er nog
- complete remissie (CR)
Wanneer is er sprake van myelodysplastisch syndroom (MDS) als je kijkt naar aantal myeloblasten in beenmerg>
MDS: myeloblasten: >5% en < 20%
Welke cytogenetische afwijking zie je vaak bij myelodysplastisch syndroom (MDS)?
MDS: monosemie (1 chromosoom) van chromosoom 7: -7
Wat is het myelodysplastisch syndroom?
Myelodysplastish syndroom = syndroom waarbij er een klonale aandoening is in de proginitor/voorloper van de hematopoetie
gekenmerkt door:
- ineffectieve hematopoese (cytopenie)
- neiging tot ontwikkeling in leukemie
Symptomen bij Myelodysplastisch syndroom (MDS)
- vaak asymptomatisch
- symptomen:
vermoeidheid
kortademigheid
puntbloedinigen
terugkerende infecties
LET OP: zijn aspecifieke symptomen!
Welke genen zijn vaak gemuteerd bij myelodysplastisch syndroom?
- regulator van de epigenetica –> veel methyleren van CpG-eilanden
(behandeling: 5-Azacytidine)
-regulator van mRNA splicing
Uit welke mogelijkheden bestaat de behandeling van myelodysplastisch syndroom
Lage IPSS-R score:
- supportive care (bloedtransfusie, groeifactoren
- immuunsuppresieve therapie
Hoge/zeer hoge IPSS-R score:
- chemotherapie
- ziektemodulerende middelen (5-Azacitidine, luspatercept)
- allogene stamceltransplantatie –> als enige in opzet curatief behandeling
Welke symptomen kunnen passen bij:
- anemie
- thromopenie
- leucopenie
ANEMIE:
- vermoeidheid
- kortademigheid
- bleke huid
- brosse nagels/haar
THROMOPENIE: bloedingsneiging
- hematomen
- epistaxis (bloedneus)
- hevige menstruatie
- petechieën (puntbloeding)
- tandvleesbloeding
LEUCOPENIE: opportunistische infectie
- zeker als: neutro’s < 0,5 x 10^9/L
Wat is de supportive care bij:
- Anemie
- thromopenie
- leucopenie
ANEMIE:
- bloedtransfusie
- EPO
- ijzer/vitamines
THROMOPENIE:
- thrompocyten transfusie
- TPO
LEUCOPENIE;
- granulocyten transfusie
- E-GFR
- SSD-profylaxe
Hoeveel stijgt het HB na geven van 1 zakje bloed?
HB stijging: 0,5-0,7 mol/L
Hoeveel stijgt het aantal trombocyten na geven van 1 zakje bloed?
trombocyten: 30-40 x 10^9/L
Wat zijn de risico’s bij bloedtransfusie?
- acute hemolytische reactie
- koorts reactie
- allergische reactie
- overdracht van ziekteverwekkers
- ijzerstappeling
- TRALI: transfussie-selated acute lung injury
Welke twee typen lymfomen heb je?
- hodgkin
- non-hodgkin
Wat zijn de pathologische kenmerken van hodgkin lymfoom?
- Reed sternberg cellen (!)
- sclerose (bindweefselvorming)
- ontstekingsinfiltraat met eosinofiele, lymfocyten en plasmacellen
- verlies van normale architectuur
Hoe worden non-hodgkin lymfomen benoemd?
Non-hodgkin lymfomen: groep van lymfomen
- benoemt naar ontwikkelingsstadia van normaal B-cel ontwikkeling:
- IgG niet gemuteerd: mantelcellyfoom
- IgG wel gemuteerd: folliculair, burkitt, diffuus grootcellig
- plasmacellen: multiple myeloom
Op welke manieren/klinische presentaties kunnen Non-hodgkin lymfomen van elkaar verschillen?
- Locatie:
- nodaal: lymfeklieren
- extranodaal: orgaan
- leukemisch: bloedbaan
- gedrag;
- indolent: chronisch
- agressief: snel
- zeer agressief: zeer acuut
Wat voor markers zijn:
- CD5
- CD20
- CD10
- CD38
- CD5 –> T-cel marker
- CD20 –> B-cel marker
- CD10 –> Kiemcenter marker
- CD38 –> plasmacel marker
Pathologische kenmerken van folliculair lymfoom
Folliculair lymfoom:
- Noduli met follicels
- klein cellig
- Markers
B-cel: + (CD19, CD20, CD10, Blc02)
T-cel: -
- genetisch: t(14;18)
Wat is de prognose van folliculair lymfoom?
chronische ziekte die geen behandeling kent:
prognose: 15-20 jr
uitzondering: <24 md na behandeling progressie –> kortere prognose
Pathologische kenmerken van burkitt lymfoom?
Burkitt lymfoom:
- diffuus grootcellig
- Markers:
B-cel: CD20+, CD22, CD19+, CD10-
T-cel: negatief
- genetisch: t(8;14), MYC positief
Kenmerken van Burkitt lymfoom
- jonge pt
- acuut: snel groeiend
- spoedbehandeling
- 80% overleving
- behandeling
- intensieve chemotherapie
Kenmerken van Folliculair lyfoom
- oude pt
- indolent: chronisch
- geen curatieve behandeling
- geen genezing
- behandeling als klachten
- milde chemotherapie
- lange prognose
Pathologische kenmerken bij diffuus grootcellig B-cel lymfoom?
- diffuus grootcellig
- markers: CD20+, CD10+, CD23-
- nodaal of extranodaal voorkomen
Wat is de stagering bij diffuus grootcellig B-cel lymfoom?
stadium 1: 1 lymfeklier of 1 plek
stadium 2: 2 onafhankelijke plekken aan zelfde kant diafragma
stadium 3: meerdere plekken aan beide kanten diafragma
stadium 4: beenmerg betrokkenheid of in meerdere organen
Wat is het effect van rituximab bij de behandeling van diffuus grootcellig B-cel lymfoom?
rituximab zorgt voor;
ADCC: antistof afhankelijke cel gemediteerde cytoxiciteit
CDC: complement afhankelijke cytolyse
ADP: antistof afhankelijke fagocytose
Apoptose
Wat is de 1e lijn behandeling van diffuus grootcellig B-cel lymfoom per stadium en met/zonder risicofactoren
Stadium 1 en 2 ZONDER risicofactoren:
- 3x R-CHOP + radiotherapie
- 4x R-CHOP als radiotherapie niet gewenst
Stadium 1 en 2 MET risicofactoren;
- 6x R-CHOP
- 3x R-CHOP + radiotherapie als 6x chemo niet gewenst is
Stadium 3-4:
- 6x R-CHOP + 2x Rituximab
- niet fit; andere combinatie chemotherapie
Criteria voor multiple myeloom
! klonale beenmerg plasmacelproductie > 10% + 1/meer van CRAB-criteria:
- hypercalciemie: plasma >0,25 mol/L dan ULN of > 2,75 mmol/L
- Nierfalen:
kreatinine klaring < 40 ml/min
serum kreatinine > 177 micromol/L
- Anemie: HB < 6,3 mmol/L of 1,2 mol/L onder LLN
- Botleasie: 1/meer laesies zien op beeldvorming
! lichte kenten (kappa;lambda) ratio > 100
Wat is kenmerken bij een Multiple myeloom?
Multiple myeloom
- M-protein in het bloed = monoklonale antilichaam (95% IgG) omdat er te veel van 1 plasmacel is
Wat is de relatie tussen longkanker risico en duur en aantal sigaretten
risico op longkanker = (duur)^4,5
risico op longkanker = (aantal sigaretten)^ 1
Hoe lang duur het gemiddeld tot iemand longkanker ontwikkeld?
gemiddeld: 20 jr
Wat is het relatief risico op longkanker van:
- actieve rokers
- passieve rokers
RR actieve rokers > 20
RR passieve rokers 1,2
Wat is de 5-jaars overleving van longkanker?
5-jaars overleving: 15%
Hoeveel procent heeft (lokale) metastase bij diagnose longkanker?
> 80%
Wat is de presentatie van een longcarcinoom?
ASYMPTOMATISCH !!!
klachten die kunnen voorkomen:
- hemoptoe (alarmsymptoom)
- hoesten
- veranderd hoestpatroon
- dyspnoe
- infectie die niet weg gaat
- pijn (pleura of mediastinum ingroei)
- passage klachten (oesofaguscompressie)
- heesheid
systemische klachten:
- passend bij metastase
- paraneoplastisch syndroom
Welke syndromen horen onder het paraneoplastisch syndroom?
Vena cava superior syndroom:
- gestuwde halsvenen
- opgezet hoofd en armen
Horner syndroom: links-rechts verschillen
- miosis (pupilvernauwing)
- ptosis ooglid (hangend
- anhydrose (niet kunnen zweten)
- eioftalmie (oogkas in gaan)
Cushing syndroom
SAIHD syndroom: veel zout uitscheiden
Pancoat syndroom: ingroei plexus brachialis
- spierzwakte arm en hand
- pijn in arm
Bramberg syndroom
Naar welke plekken metastaseert longkanker vaak?
- brein
- botten
- lever
- nieren
- andere long
Welk behandelingen worden gedaan per stadia van longkanker
stadium 1: lokaal
- operatie
stadium 2: lokaal maar groter
- operatie + adjudant chemo & immunotherapie
stadium 3: naar omliggend weefsel en lymfeklieren
- chemoradiotherapie + immunotherapie
stadium 4: metastase
- chemotherapie en/of immunotherapie + gericht behandelen van meta
Hoe groot is de kans op recidief na operatie bij longkanker?
30-40% kans recidief
Waarom werkt immunotherapie goed bij longkanker?
longkanker is hoog immunogeen, vooral bij rokers –> goed herkent door immuunsysteem –> kanker weg halen
vooral als PDL-1 mutatie:
>50% = immunotherapie
<50% = immunotherapie + chemotherapie
Wat betekend predictie?
Predictie = bepalen of iemand goed gaat reageren op behandeling: kijken naar moleculaire kenmerken
Welke type carcinomen vallen onder niet kleincellig longcarcinomen (NSCLC)?
NSCLC:
- plaveiselcel carcinoom
- adenocarcinoom
- grootcellig carcinoom
pathologische kenmerken van een plaveiselcel longcarcinoom
- 40-45% van NSCLC
- ligging: centraal
- grote: groot >4cm
- mutatie: signeture 4+
- centraal verval: caviatie (>80%)
- WEL demosomen: celbruggen
- WEL verhoorning
- GEEN slijmproductie
- GEEN buisvorming
- sterke relatie met roken
- man > vrouw
Pathologische kenmerken van adenocarcinoom van de long
- 40% van NSCLC
- ligging: perifeer
- grootte: groot
- mutatie:
rokers: KRAS (30%)
niet-rokers: EGFR (10-30%) - WEL slijmproductie
- WEL buisvorming
- GEEN verhoorning
- GEEN desmosomen
- gerelateerd aan roken
- man < vrouw
- jonge leeftijd
- TTF-1 positief (!!!!)
Pathologische kenmerken van grootcellig long carcinoom
- 10% van NSCLC
- ligging: overal
- groote: groot tot middelgrote cellen
- GEEN slijmproductie
- GEEn buisvorming
- GEEN desmosomen
- GEEN verhoorning
- Sterk gerelateerd aan roken (+++) B
- grove chromatiek
- duidelijk zichtbaar nucleoli
- duidelijke celgrenzen
- subtype: neuro-endocriene longcarcinoom
Pathologische kenmerken van kleincellig long carcinoom
- 15-20% van bronchuscarcinomen
- ligging: centraal
- sterk gerelateerd aan roken (+++)
- agressief
- vaak uitgezaaid bij moment diagnose
- vaak gepaard met paraneoplastisch syndroom
- GEEN verhoorning
- GEEN desmosomen
- GEEN buisvorming
- GEEN slijmproductie
- klein-middelgrote cellen
- grote kern-cytoplasma ratio (kern moulding)
- geen duidelijke nucleoli
- monomorfe cellen (lijken allemaal op elkaar)
Hoe werkt erlotinib bij longkanker behandeling?
Welk type mutatie maakt erlotinib behandeling niet meer effectief?
Erlotinib = EGFR remmer –> bindt aan EGFR receptor waardoor EGF niet kan binden –> cascade geremd –> proliferatie en ontwijken apoptose geremd
mutatie resistentie veroorzaakt: T790M –> binden van erlotinib aan receptor niet meer mogelijk
Wat is een belangrijk concept in het hindoeïsme?
Karma: al het goede gebeurt niet voor niks en al het slechte gebeurt ook niet voor niks
Hoe kan je als arts extra rekening houden met hindoeïstische patient?
- hou rekening met negatieve karma: kan schuldgevoel veroorzaken bij pt of familie van pt
- mogelijkheid geven om laatste rituelen uit te voeren
Naar welke plekken metastaseert borstkanker
MEEST:
- botten
-longen
- lever
VERDER MOGELIJK:
- hersenen
- huid
- ovaria
- pleuritis carcinomatosa
- peritonitis carcinomatosa
Wat zijn micrometastases?
micrometastase = niet detecteerbare tumorcellen omdat de tumor kleiner is dan de mogelijke detecteerbare grote
borstkanker: nog curatief te behandelen door neo-adjuvante therapie
Risicofactoren voor mannen voor het krijgen van mammacarcinoom?
- obesitas
- testisafwijkingen
- hypofyseadenoom
- bestraling van thoraxwand
- etniciteit
Risicofactoren voor vrouwen voor het krijgen van mammacarcinoom?
- oudere leeftijd
- BRCA1/2 mutatie
- mammacarcinoom in VG
- dicht klierweefsel
- bestraling in borstgebied
- benigne borstafwijking in VG
- late leeftijd kinderen >35 jr
- vroege menarche
- late overgang
- gebruik OAC
- Obesitas
Wat is de incidentie, life time risk, 10-jaars overleving en gemiddelde leeftijd van diagnose bij mammacarcinoom?
incidentie: 1:7 (17.000 per jaar)
Life time risk: >12%
10-jaars overleving: >80%
gemiddelde leeftijd: 60jr
Wanneer moet je denken aan erfelijke vorm van borstkanker?
- familiair voorkomen
- borstkanker op jonge leeftijd
- vaker bij 1 persoon
- mannen met borstkanker
- combinatie kanker: borst en ovarium
Welke klachten kunnen voorkomen bij mammacarcinoom?
- palpabele afwijking
- ingetrokken tepel
- vocht/bloed uit tepel
- huidafwijking: peau d’oranje/ulcererende afwijkingen
- pijn
Wat zijn de indicaties voor onderzoek met MRI bij mammacarcinoom?
- geen overeenkomst tussen LO en mammografie/echo
- pre-operatief
- lobulair carcinoom en sparende operatie –> onderschatting grote bij mammografie
- screening hoog risico patiënten
Welke goedaardige gezwellen zijn er in de mamma?
- cyste
- fibroadenoom
- hyperplasie
- apocriene metaplasie
Welke kwaadaardige gezwellen kunnen er in de mamma voorkomen?
voorloperstadium:
- DCIS
- LCIS
adenocarcinoom
sarcoom
Wat is het verschil tussen en DCIS en LCIS?
DCIS: groei in melkgangen
- calcificaties (soms)
LCIS: groeit in locus
- geen calcificaties
- vaak toevalsbevinding
- niet behandeld
Wat zijn kenmerken van carcinoma in situ bij de mamma
- kwaadaardige kenmerken maar nog geen ingroei
- kunnen nog niet metastaseren
- geen bloedvoorziening: calcificatie en necrose
- niet palpabel
Welke twee soorten mamma adenocarcinomen zijn er en wat zijn de verschillen?
- ductaal (non special type (NST)): cellen liggen bij elkaar
- lobulair: cellen liggen uit elkaar
–> e-catherine niet actief meer
Wanneer wordt er bestraling gedaan bij de behandeling van mammacarcinoom?
- na borstsparende operatie (MST)
- > 3 positieve lymfeklieren
- grote tumor met slechte kenmerken
Wat zijn de mogelijke gevolgen van okselkliertoillet (OKT)/okselklierdissectie (OKD)?
- seroom
- sensibiliteit verlies
- kracht verlies
- verminderde mobiliteit schouder
- lymfoedeem van de arm
Welke mogelijkheden zijn er voor mammareconstructie?
oncoplastische chirurgie: plastische technieken tijdens de operatie
prothese:
- Ballon
- latissimus dorsi
Welke mogelijkheden zijn er voor mammareconstructie?
oncoplastische chirurgie: plastische technieken tijdens de operatie
prothese:
- Ballon
- latissimus dorsi
Wat zijn de voor- en nadelen voor ballon gebruik als prothese bij mammareconstructie?
voordelen:
- makkelijke ingreep
- korte OK
- geen extra littekens
- geen heftige complicaties
nadelen:
- 2 operaties nodig
- minder natuurlijk
- kans op kapselvormin
- kans op verschuiving
- vaak later nog operatie nodig om weer mooi te maken
- kan niet na radiotherapie
Wat zijn de voor- en nadelen voor latissimus dorsi gebruiken bij mammareconstructie
voordelen:
- natuurlijker
- kan na radiotherapie
- gemiddeld moeilijke ingreep
- introductie van huid
- goed doorbloed weefsel
- geen ernstige complicaties
nadelen:
- extra littekens
- latissimus dorsi opgeven
- seroom op rug krijgen
- kans op kapselvorming
- kans op malpositie
- vaak 2 operaties
- pt draaien tijdens operatie
Voor en nadelen van DIEP lap gebruiken bij autologe weefsel constructie bij mamma reconstructie
voordelen:
- natuurlijk
- volume en weefsel introductie
- volledig lichaamseigen
- 1 operatie
- meteen buikwandcorrectie
- kan na radiotherapie
nadelen:
- moeilijk technische operatie
- lange OK
- kans op veel complicaties
- veel contra-indicaties
- logistiek op korte termijn moeilijk te regelen
Indicaties voor radiotherapie bij mammacarcinoom
- na borstsparende operatie
- postoperatief na ablatie en SWP
- palliatief
- lymfogene metastase
Wat is partiële borstbestraling?
partiële borstbestraling = alleen gebied bestralen waar chirurg is gewest
Indicaties voor postoperatieve locoregionale radiotherapie bij mammacarcinoom?
- na irradicale resectie
- okselsparende operatie: met alleen radiotherapie ook
- na operatie: 4/meer positieve klieren
Welke korte en lange termijn symptomen kunnen optreden na bestraling van de mamma?
korte termijn:
- erythema
- natte schilvering
- droge schilvering
- pijn
Lange termijn:
- hyperpigmentatie
- fibrosevorming
- oedeem in arm
- verlies melkproductie
- teleachtasie
- hypotheroeidie
- secundaire tumor
- long fibrose
- cardiotoxiciteit
Wat zijn predictieve factoren?
Predictieve factoren = factoren die voorspellen hoe goed de therapie gaan aanslaan
Wat zijn progressieve factoren?
Progressieve factoren = factoren die het beloop van de ziekte voorspellen, ongeacht de behandeling
Stappen om genexpressie profielen toe te passen in de praktijk
- ontdekken van een profiel
- valideren in onafhankelijke patiënten
- prospectieve validatie
- RCT doen om klinische relevantie te bewijzen
Hoeveel % moet de 10-jaars BCSS (mammacarcinoom specifieke survival) zijn om chemo niet te doen?
BCSS > 88%
Welke klachten kunnen voorkomen bij metastase van mammacarcinoom?
Vermoeidheid
Pijn –> botmetastase
Kortademigheid –> longmetastase
Insult/hoofdpijn –> hersenmetastase
Volgevoel/slechte eetlust –> levermetastase
Bloeding, ontsteking –> huidmetastase