hoorcollege 3 Flashcards

communicatie tussen neuronen

1
Q

De communicatie tussen neuronen verloopt via (1) …. en (2) …. processen.

A

De communicatie tussen neuronen verloopt via elektrische en chemische processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een neuronale boodschap reist door een neuron via een elektrisch signaal (1), en wordt vervolgens doorgegeven aan een ander neuron via (2) .

A

(1) een elektrisch signaal = de actiepotentiaal

(2) neurotransmissie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De stappen in neurale communicatie (6)

A
  1. Door de input van andere neuronen wordt het elektrisch potentiaal van het presynaptische neuron verstoord.
  2. Als een kritische drempel wordt overschreden, ontstaat er een actiepotentiaal
  3. Dit elektrische signaal reist langs het axon naar het uiteinde van het neuron
  4. Neurotransmitters worden vrijgegeven in de synaptische spleet (= ruimte tussen twee neuronen)
  5. Deze neurotransmitters binden aan receptoren op het post-synaptische neuron
  6. Dit verstoort de elektrische potentiaal van het post-synaptische neuron, waardoor de boodschap wordt doorgegeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De intra- en extracellulaire vloeistoffen van neuronen bevatten ionen zoals Na+ (natrium), K+ (kalium), CI- (chloride), die verschillen in elektrische lading. Dit verschil in lading zorgt ervoor dat er een spanningsverschil ontstaat tussen de binnenkant en de buitenkant van de cel.

Twee belangrijke principes sturen de beweging van deze ionen:
1. Concentratiegradiënt
2. Voltage gradiënt

leg uit wat deze begrippen betekenen/zijn

A
  1. Concentratiegradiënt: verwijst naar de verschillen in de concentratie van ionen op verschillende plaatsen. Ionen hebben de neiging te bewegen van gebieden met een hoge concentratie naar gebieden met een lage concentratie om een evenwicht te bereiken, een proces dat bekend staat als diffusie.
  2. Voltage gradiënt: verwijst naar het verschil in elektrische lading tussen twee gebieden. Ionen met dezelfde lading stoten elkaar af, terwijl tegengesteld geladen ionen elkaar aantrekken. Hierdoor verplaatsen ionen zich om een balans in elektrische lading te bereiken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dit evenwicht ontstaat wanneer de concentratiegradiënt en de voltage gradiënt in balans zijn, waardoor de beweging van de ionen stopt.

A

het equilibrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De rustpotentiaal van een neuron verwijst naar

A

de elektrische lading van de cel wanneer deze in rust is, oftewel niet gestimuleerd wordt. In deze toestand is de binnenkant van de cel negatiever geladen dan de buitenkant, met een rustpotentiaal van ongeveer -70mV. Dit verschil in lading wordt in stand gehouden door verschillende kanalen en pompen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke neurotransmitter speelt een belangrijke rol in het sympathische zenuwstelsel?

A

Norepinefrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Norepinefrine

A

Deze neurotransmitter is de belangrijkste in het sympathische zenuwstelsel en speelt een cruciale rol bij de “vecht of vlucht”-reactie, zoals het verhogen van de hartslag en bloeddruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • Dopamine
A

Dit is een neurotransmitter die voornamelijk betrokken is bij beloning en motivatie, en heeft geen directe rol in het sympathische zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Acetylcholine
A

Deze neurotransmitter is voornamelijk betrokken bij het parasympatische zenuwstelsel en verlaagt de hartslag, maar is niet de belangrijkste neurotransmitter in het sympathische zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • GABA
A

Dit is de belangrijkste remmende neurotransmitter in de hersenen en is niet betrokken bij het sympathische zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een actiepotentiaal bestaat uit meerdere fases. Hoe heet de fase van afname van het elektrische potentiaal van de neuron, veroorzaakt door de uitstroom van kaliumionen?

A

Repolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Repolarisatie

A

Dit is de fase waarin het potentiaal afneemt door de uitstroom van kaliumionen (K⁺), waardoor het binnenste van de neuron negatiever wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Absolute refractaire periode

A

Dit is de periode waarin een neuron niet opnieuw kan depolariseren, ongeacht de stimulus, en dus niet de fase van afname van het potentiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Depolarisatie

A

Dit is de fase waarin het potentiaal toeneemt door de instroom van natriumionen (Na⁺) en is het tegenovergestelde van repolarisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rustpotentiaal

A

Dit is de elektrische toestand van het neuron in rust, meestal rond -70 mV, en beschrijft geen specifieke fase van het actiepotentiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Concentratiegradiënt wordt gedefinieerd als:

A

De relatieve overvloed van een substantie op een bepaalde plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Dit beschrijft de diffusie die voortkomt uit een concentratiegradiënt

A

Beweging van ionen van een gebied met een hogere concentratie naar een gebied met een lagere concentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Dit beschrijft de concentratiegradiënt en verwijst naar de ongelijke verdeling van een stof in verschillende gebieden.

A

De relatieve overvloed van een substantie op een bepaalde plek:

20
Q

Dit verwijst naar de elektrische stroom en coulombkrachten

A

Verschil in stroom van ionen als gevolg van hun ladingen die elkaar aantrekken

21
Q

De meeste gebruikelijke synapsen zijn tussen:

A

Axon (presynaptisch) en dendriet (postsynaptisch)

Dit beschrijft de meest voorkomende synaps, waarbij neurotransmitters van een axon naar de dendrieten van een andere neuron worden overgedragen.

22
Q

axo-axonische synapsen

A

synapsen tussen axon (presynaptisch) en axon (postsynaptisch

23
Q

Glutamaat verhoogt altijd de kans op een actiepotentiaal

juist of onjuist?

A

juist

24
Q

wat wordt er bedoelt met het verhogen van de rustpotentiaal van een neuron?

A

het minder negatief maken van een neuron

25
Q

een neuron ligt rond de …. mV

A

-70 mV

26
Q

Het verhogen van de rustpotentiaal (dus minder negatief maken) van een neuron heet:

A

depolarisatie.

27
Q

Het verlagen van de rustpotentiaal (dus nog negatiever maken) van een neuron heet

A

hyperpolarisatie

28
Q

Een actiepotentiaal ontstaat wanneer de rustpotentiaal van een neuron ….

A

verhoogd wordt (depolarisatie)

29
Q

Wanneer ontstaat een actiepotentiaal?

A

Als het rustpotentiaal van -70mV significant verhoogd wordt

dit heet ook wel depolarisatie

30
Q

Wat is de belangrijkste functie van de bloed-breinbarrière?

A

De hersenen beschermen tegen de effecten van veel circulerende hormonen en potentieel giftige en besmettelijke stoffen buiten de hersenen houden

De bloed-hersenbarrière beperkt de doorgang van grote moleculen. De functie ervan is om de hersenen te beschermen door te reguleren welke stoffen wel en niet de hersenen kunnen bereiken. Slechts bepaalde stoffen, zoals essentiële voedingsstoffen, kunnen door speciale transportmechanismen de barrière passeren.

31
Q

Hersenvocht wordt gereguleerd door structuren zoals (2)

A

de hersenvliezen en de choroïdale plexus,

32
Q

Neurotransmissie kent meerdere stappen. Hoe heet het process waarbij de neurosynaptische blaasjes samensmelten met het presynaptische membraan en de neurotransmitters vrijgelaten worden?

A

Exocytose

33
Q

Exocytose

A

Dit is het proces waarbij synaptische blaasjes samensmelten met het presynaptische membraan en de inhoud (neurotransmitters) worden vrijgegeven in de synaptische spleet. Nadat de actiepotentiaal het uiteinde van het axon bereikt, veroorzaken calciumionen (Ca²⁺) de fusie van de blaasjes met het membraan, waardoor neurotransmitters kunnen worden vrijgegeven om vervolgens de postsynaptische receptoren te activeren.

34
Q

Heropname (reuptake)

A

Heropname is het proces waarbij neurotransmitters, nadat ze zijn vrijgegeven in de synaptische spleet en hun functie hebben vervuld, terug worden opgenomen in de presynaptische cel. Dit voorkomt dat ze langdurig in de synaptische spleet blijven en zorgt ervoor dat de neurotransmitterbalans hersteld wordt. Dit is een mechanisme om de neurotransmitteractiviteit te stoppen,

35
Q

Anterograde transmissie

A

Anterograde transmissie verwijst naar de richting van het transport van signalen of stoffen in de neuronen. In het geval van neurotransmissie verwijst het naar het transport van signalen van het cellichaam naar de synaps (de vooruitgaande richting).

36
Q

Receptor actie

A

waarbij de vrijgegeven neurotransmitters binden aan de receptoren op het postsynaptische membraan. Dit leidt tot veranderingen in de postsynaptische cel, zoals depolarisatie of hyperpolarisatie, afhankelijk van het type neurotransmitter en receptor.

Dit beschrijft wat er na het proces van het vrijlaten van de neurotransmitters gebeurt.

37
Q

door herhaald gebruik kan de gevoeligheid voor bepaalde medicatie veranderen. Je reageert bijvoorbeeld heftiger of juist minder heftig op dezelfde dosering van dit medicijn. Deze verandering in gevoeligheid kan verschillende redenen hebben. Als de gevoeligheid verandert door de medicatie sneller wordt afgebroken in de lever, spreken we van:

A

Metabolische tolerantie

38
Q

Cellulaire sensitizatie

A

verwijst naar een verhoogde gevoeligheid van de cellen voor een stof, wat meestal te maken heeft met veranderingen op het niveau van de receptoren of de signaaltransductie. Bij herhaald gebruik van een middel kunnen de receptoren gevoeliger worden, wat resulteert in een sterkere reactie op dezelfde dosis.

39
Q

Metabolische tolerantie

A

verwijst naar het fenomeen waarbij een medicijn minder effectief wordt doordat het lichaam, vooral de lever, leert het medicijn sneller af te breken (door enzymen zoals cytochroom P450). Hierdoor wordt de concentratie van het medicijn in het bloed lager, waardoor de effecten van het medicijn afnemen bij dezelfde dosering. Dit komt vaak voor bij chronisch gebruik van bepaalde medicijnen, zoals alcohol of sommige kalmeringsmiddelen.

40
Q

Cellulaire tolerantie

A

Cellulaire tolerantie verwijst naar een vermindering van de gevoeligheid van receptoren op de cellen voor een bepaalde stof. Dit kan gebeuren doordat receptoren verdwijnen (downregulatie) of minder effectief reageren op het medicijn.

41
Q

Metabolische sensitizatie

A

Sensitizatie verwijst naar het tegenovergestelde van tolerantie, namelijk een toename in gevoeligheid voor een bepaalde stof. Metabolische sensitizatie zou betekenen dat het lichaam gevoeliger wordt voor het metabolisme van een medicijn

42
Q

Het effect van dopamine hangt wel/niet af van het type receptor

A

wel

43
Q

Er zijn verschillende soorten dopamine-receptoren, zoals de D1- en D2-receptoren.

wat houden deze in

A

D1-receptoren zijn vaak exciterend, wat betekent dat ze de kans op een actiepotentiaal vergroten, terwijl D2-receptoren meestal inhiberend zijn en de kans op een actiepotentiaal verkleinen. Het effect van dopamine is dus afhankelijk van welk type receptor wordt geactiveerd, niet van dopamine zel

44
Q

juist of onjuist?

Dopamine verhoogt altijd de kans op een actiepotentiaal

A

Dit is onjuist. Dopamine kan zowel exciterende als inhiberende effecten hebben, afhankelijk van de receptor waarop het werkt. Bij activatie van D1-receptoren verhoogt dopamine inderdaad de kans op een actiepotentiaal, maar bij activatie van D2-receptoren verlaagt dopamine juist de kans op een actiepotentiaal.

45
Q

juist of onjuist?

Glutamaat verhoogt altijd de kans op een actiepotentiaal.

A

o Correct

Glutamaat is de belangrijkste exciterende neurotransmitter in het centrale zenuwstelsel en is verantwoordelijk voor de meeste excitatoire synaptische transmissie. Bij binding aan exciterende receptoren (zoals AMPA en NMDA) leidt glutamaat doorgaans tot depolarisatie van de postsynaptische neuron en verhoogt zo de kans op een actiepotentiaal. Hoewel er enkele nuances zijn, zoals de effecten van verschillende soorten receptoren en de context van hun activiteit, wordt glutamaat over het algemeen gezien als een exciterende neurotransmitter die de kans op actiepotentialen verhoogt.