hoorcollege 3 Flashcards

1
Q

commisiedelict

A

stelt een handeling, een actief doen strafbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ommisiedelict

A

het nalaten van een handeling is strafbaar, een niet-doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oneingelijk ommisiedelict

A

commisiedelict dat is gepleegd door iets na te laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

formele delicten

A

de handeling is strafbaar gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

materiele delicten

A

het gevolg is strafbaar gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

krenkingsdelicten

A

delicten waarbij een rechtsgoed daadwerkelijk wordt gekrenkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gevaarzettingdelicten

A

delicten waarbij door een gedraging een gevaar wordt veroorzaakt, wat tot gevolg kan hebben dat een rechtsgoed wordt gekrent. dit is dus een gevaar tot krenking van een rechtsgoed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

concrete gevaarszettingsdelicten

A

delicten waarbij de wetgever concreet het gevaar heeft omschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

abstracte gevaarzetting

A

delicten waarbij de wetgevr de gevaren niet nader heeft omschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gronddelicten

A

uitgangspunt is dat een bepaalde gedraging strafbaar is gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gekwalificeerd gevolgsdelict

A

zwaarder delict dan gronddelict
bv gronddelict: mishandeling
gekwalificeerd gevolgsdelict: mishandeling dood ter gevolge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gepriviligeerde delict

A

lichtere variant met een lagere strafbedreiging ten opzichte van het gronddelict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorwaarden voor strafbaarheid

A
  1. een (menselijke) gedraging
    - het doen of nalaten van een mens
  2. die valt binnen de grenzen van een wettelijk delictsomschrijving
  3. die wederrechtelijk is
  4. aan de schuld te wijten
    - verwijtbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bestanddelen

A

de onderdelen van een delictsomschrijving, geschreven voorwaarden voor strafbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

elementen

A

de voorwaarden zijn niet in de delictsomschrijving opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wederrechtelijkheid als element

A

wederrechtelijkheid is niet opgenomen als bestanddeel, omdat er sprake is van een gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delicsomschrijving en is de wederrechtelijkheid al gegeven
wederrechtelijkheid hoeft dan niet uitrdukkelijk te worden bewezen

17
Q

wederrechtelijkheid als bestanddeel

A

de wederrechtelijkheid moet in zulke gevallen worden bewezen.

18
Q

vermijdbaar dus verwijtbaar

A

schuld als verwijtbaar meestal element. schuld in beginsel gegeven

19
Q

objectieve bestanddeel

A

wederrechtelijkheid is als bestanddeel opgenomen.

20
Q

subjectieve bestanddeel

A

bij opzet en culpa, geestegesteldheid wel van belang

21
Q

structuur van een wettelijk strafbepaling

A
  1. wettelijke delictsomschrijving
    - bestaat uit bestanddelen
  2. sanctienorm
  3. soms: wettelijk kwalificatie
22
Q

de materiele vragen art 350 Sr

A
  1. kan de ten laste gelegde feit worden bewezen?
  2. kan de ten laste gelegde feit worden gekwalificeerd?
  3. is de verdachte strafbaar?
    - wederrechtelijkheid
    - verwijtbaarheid
  4. welke straf of maatregel dient te worden opgelegd?
    - sanctiemetingsvraag
23
Q

verdachte vrijspraak

A

negatief eerste materiele vraag: vrijspraak art 352 lid 1 Sv

24
Q

OVAR

A

negatief tweede en derde matriele vraag: OVAR art 352 lid 2 SV

25
Q

einduitspraak positief

A

indien alle materile vragen positief is: einduitspraak art 351 Sv

26
Q

idealtypische delictsomschrijving

A

wedrrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn elementen, hoeven niet te worden bewezen
komt bij derde vraag

27
Q

niet idealtypische delictsomschrijving

A

wedrrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn bestanddelen en moeten dus worden bewezen.
komt bij eerste vraag

28
Q

HR Vier Schepen

A
29
Q

HR drie fietsers

A
30
Q

HR vrijspraak of ontslag

A